Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seks tegen betaling met een minderjarig meisje. De verdachte, geboren in 1982, werd beschuldigd van het verrichten van ontuchtige handelingen met een dertienjarig meisje op 22 juli 2020. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de handelingen zoals ten laste gelegd, met uitzondering van enkele punten waar onvoldoende bewijs voor was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De voorwaardelijke gevangenisstraf was hoger dan die van andere veroordeelde klanten, omdat de verdachte onvoldoende rekenschap had gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een immateriële schadevergoeding van 1.000 euro aan het slachtoffer, dat psychische problemen ondervond als gevolg van de feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de noodzaak om de bescherming van minderjarigen te waarborgen. De verdachte had niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht met betrekking tot de leeftijd van het slachtoffer, wat leidde tot de verwerping van zijn beroep op afwezigheid van alle schuld. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de opgelegde straf passend gezien de ernst van het delict.