ECLI:NL:RBZWB:2023:8336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
02-129290-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van seksuele uitbuiting van minderjarige meisjes

Op 1 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 15-jarige verdachte, die samen met anderen is veroordeeld voor het medeplegen van seksuele uitbuiting van drie minderjarige meisjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij het werven, vervoeren en huisvesten van de slachtoffers met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De slachtoffers, die op het moment van de feiten 13, 14 en 15 jaar oud waren, werden in een appartement in [plaats 2] ondergebracht, waar zij prostitutiewerkzaamheden moesten verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de feiten, ondanks zijn jonge leeftijd. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 94 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers voor de immateriële schade die zij hebben geleden door de seksuele uitbuiting. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die nog steeds psychische schade ondervinden van de gebeurtenissen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/129290-21
vonnis van de meervoudige kamer van 1 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres]
raadsman mr. P.A. Groenhuis, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 6 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met een ander of anderen de destijds minderjarige [slachtoffer 1] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel), dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest;
feit 2:samen met een ander of anderen de destijds minderjarige [slachtoffer 2] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel), dan wel dat hij dit geprobeerd heeft;
feit 3:samen met een ander of anderen de destijds minderjarige [slachtoffer 3] seksueel heeft uitgebuit (mensenhandel), dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) seksueel heeft uitgebuit, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd. Zij baseert zich daarbij, onder andere, op de verklaringen van [slachtoffer 1] , het onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), waaruit blijkt dat hij [slachtoffer 1] twee dagen in [plaats 1] heeft opgehaald, naar [plaats 2] heeft gebracht en weer naar [plaats 1] heeft teruggebracht, de verklaringen van [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en de WhatsApp-gesprekken tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] en tussen [medeverdachte 1] en verdachte over [slachtoffer 1] . Ook baseert de officier van justitie zich hierbij op de verklaring van verdachte zelf. Verdachte heeft verklaard dat hij de gegevens van [slachtoffer 1] aan [medeverdachte 1] heeft doorgegeven, dat hij met [medeverdachte 1] mee is gegaan om [slachtoffer 1] op te halen in [plaats 1] en dat hij [medeverdachte 2] heeft ingeschakeld om [slachtoffer 1] op haar gemak te stellen.
Feit 2
De officier van justitie acht daarnaast wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op
23 juli 2020 gepoogd heeft om [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) te vervoeren en over te brengen met het oogmerk van seksuele uitbuiting, zoals onder 2 subsidiair onder A ten laste is gelegd. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van [slachtoffer 2] , de WhatsApp-gesprekken tussen [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] en tussen [medeverdachte 1] en verdachte over [slachtoffer 2] en het onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 1] , waaruit blijkt dat hij [slachtoffer 2] in [plaats 3] heeft opgehaald, naar [plaats 2] heeft gebracht en weer naar [plaats 3] heeft teruggebracht. Voor de officier van justitie staat op basis hiervan vast dat verdachte op de hoogte was van de sekswerkzaamheden die [slachtoffer 2] in opdracht van [medeverdachte 1] heeft verricht in de dagen vóór 23 juli 2020 en dat verdachte op 23 juli 2020 met [medeverdachte 1] naar [plaats 3] is gereden om [slachtoffer 2] met dat doel op te halen. [slachtoffer 2] wilde die dag echter niet werken, waardoor het bij een poging is gebleven.
Feit 3
Ook acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) door het telefoonnummer en/of de contactgegevens van [slachtoffer 3] aan [medeverdachte 1] te geven en [slachtoffer 3] bij [medeverdachte 1] te introduceren, zoals onder 3 subsidiair onder A en B ten laste is gelegd. Zij baseert zich daarbij, onder andere, op de verklaringen van [slachtoffer 3] , het WhatsApp-gesprek tussen [slachtoffer 3] en [medeverdachte 1] op 22 juni 2020 en de verklaring van [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de drie, zowel onder primair als subsidiair, ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft al deze feiten ontkend. Hij vormde weliswaar als neef, vriend en collega het middelpunt van de drie medeverdachten, maar dit betekent niet dat verdachte wist waar zij zich mee bezig hielden. Wel heeft verdachte een aantal dingen voor de medeverdachten gedaan, zoals [medeverdachte 1] in contact gebracht met [slachtoffer 1] . Hij wist echter niet dat [medeverdachte 1] de intentie had om [slachtoffer 1] seksueel uit te buiten. Hij was pas 15 jaar en dacht er niet over na waar hij mee bezig was. Met de betrouwbaarheid van de voor verdachte belastende verklaring van [medeverdachte 2] moet naar de mening van de verdediging zorgvuldig worden omgegaan. [medeverdachte 2] heeft er immers als medeverdachte belang bij om te zeggen dat het niet haar idee was om [slachtoffer 1] gerust te stellen. Verder wist verdachte niet dat [medeverdachte 1] de intentie had om ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] seksueel uit te buiten. Deze meisjes kenden verdachte ook niet of nauwelijks. Verdachte heeft evenmin aan de seksuele uitbuiting van de meisjes verdiend. Kortom: hard bewijs van enige betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten ontbreekt. Pas achteraf op het politiebureau heeft verdachte begrepen wat er gaande was. De verdediging verzoekt verdachte dan ook integraal van de ten laste gelegde feiten vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Wettelijk kader
Verdachte wordt verdacht van (medeplichtigheid bij of poging tot) seksuele uitbuiting van drie minderjarige meisjes.
(Seksuele) uitbuiting van minderjarigen is strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 sub 2, sub 5 en sub 8 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Bij voornoemde subonderdelen staat de bescherming van minderjarigen centraal. Hierdoor is voor een bewezenverklaring – in tegenstelling tot uitbuiting van meerderjarigen – niet vereist dat komt vast te staan dat gebruik is gemaakt van dwangmiddelen. In situaties met minderjarigen wordt er van uitgegaan dat er altijd sprake is van een beperking in de keuzevrijheid, omdat zij nog niet volledig in staat zijn de gevolgen van hun handelen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige of de omstandigheid dat hij/zij eerder in de prostitutie heeft gewerkt is niet relevant. Evenmin is van belang of de verdachte weet van de minderjarigheid van het slachtoffer. De minderjarigheid is namelijk een geobjectiveerd bestanddeel.
Sub 2 van artikel 273f lid 1 Sr ziet op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen van een minderjarige met het oogmerk van uitbuiting. Dit onderdeel ziet op activiteiten/uitvoeringshandelingen die een minderjarige in een positie brengen waarin deze bewogen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. De handelingen zoals omschreven zijn slechts strafbaar indien zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Voorwaardelijk opzet op uitbuiting is dus onvoldoende. Het oogmerk vergt een zeker noodzakelijkheidsbewustzijn waarbij de strafrechtelijk relevante intentie wordt afgeleid uit objectieve omstandigheden zonder daarbij afhankelijk te zijn van de verklaringen daaromtrent van de kant van de verdachte. Het is dus niet doorslaggevend wat de verdachte met zijn handelen wenste na te streven, oftewel met welke intentie hij handelde.
Sub 5 van voornoemd artikel ziet op het ertoe brengen van een minderjarige zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling alsmede tot het ondernemen van handelingen waardoor een minderjarige daartoe overgaat. Het gaat daarbij om het beïnvloeden en beperken van keuzes. Dit kan ook alleen faciliterende handelingen betreffen. Zoals al is opgemerkt, is het niet relevant of het initiatief kwam van de minderjarige of van de verdachte. Evenmin is van belang of de minderjarige eerder in de prostitutie werkzaam is geweest.
Sub 8 ziet op het trekken van voordeel uit de seksuele handelingen van een minderjarige met een derde.
Op grond van artikel 273f lid 2 Sr levert een bewezenverklaring van sub 5 alsook van sub 8 automatisch uitbuiting op als een minderjarige in de prostitutie wordt gebracht, omdat het brengen van een minderjarige in de prostitutie door de wetgever is aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting.
Vaststelling feiten 1, 2 en 3
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de feiten als volgt vast. De rechtbank zal dit eerst per slachtoffer en, voor zover mogelijk, chronologisch doen.
Eerste contact [medeverdachte 1] en [slachtoffer 3]
Uit onderzoek naar de onder [slachtoffer 3] in beslaggenomen Apple iPhone 7 Plus is gebleken dat [medeverdachte 1] met [telefoonnummer 2] op 22 juni 2020 via WhatsApp contact heeft opgenomen met [slachtoffer 3] . [medeverdachte 1] heeft in dit gesprek aangegeven dat hij [medeverdachte 1] is, de neef van [verdachte] / [verdachte] , en op de vraag van [slachtoffer 3] bevestigd dat dit een mattie is van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 1] heeft vervolgens aan [slachtoffer 3] geappt dat hij ( [verdachte] ) had geregeld dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer 3] met elkaar konden praten, want [medeverdachte 1] is degene met wie zij moet praten.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat met [verdachte] / [verdachte] , verdachte wordt bedoeld. Hij is de (achter)neef van [medeverdachte 1] . Met [medeverdachte 3] , wordt [medeverdachte 3] bedoeld. Verdachte en [medeverdachte 3] waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten collega’s van elkaar bij de dönerzaak van de vader van verdachte.
[slachtoffer 3] is op [geboortedag 2] 2005 geboren en was op het moment van dit WhatsApp contact dus 15 jaar oud. [slachtoffer 3] wordt door haar omgeving ook [bijnaam 1] genoemd.
Plannen met [slachtoffer 3]
heeft over dit WhatsApp-gesprek met [medeverdachte 1] verklaard dat zij [medeverdachte 3] kent. Dit is een jongen die bij haar in de buurt woont. Hij heeft aan haar gevraagd om op het Snapchat [account 1] te gaan met pikante foto’s van haarzelf. Dit is eigenlijk een soort van [omschrijving 1] , maar dan van Snapchat. Het [account 1] was van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] heeft dit account doorgestuurd naar [slachtoffer 3] . Omdat [slachtoffer 3] niet met foto’s van haarzelf hierop wilde, verwees [medeverdachte 3] haar naar [medeverdachte 1] , die door [medeverdachte 3] [bijnaam 2] wordt genoemd. [medeverdachte 3] heeft over [bijnaam 2] gezegd dat [bijnaam 2] groot is en als je wat wilt of iets nodig hebt, dan moet je bij hem zijn. [medeverdachte 3] heeft ook tegen [slachtoffer 3] gezegd dat ze dan snel geld kon verdienen. Dat [medeverdachte 1] zich met het Snapchat [account 1] bezig heeft gehouden, wordt ondersteund door twee tikkie-accounts waarover [medeverdachte 1] in die tijd beschikte. In de periode van 17 juni 2020 tot en met
22 juni 2020 zijn voor bedragen van € 5,- tot € 45,- meerdere tikkies aangemaakt met als omschrijving [omschrijving 1] en [omschrijving 2] . Aan deze tikkie-accounts is het telefoonnummer van verdachte gekoppeld.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 3] kent, omdat zij bij hem in de buurt woont. Hij is [slachtoffer 3] tegengekomen en toen heeft zij tegen hem gezegd dat zij geld nodig had. Zij zat namelijk in een moeilijke situatie. [medeverdachte 3] heeft vervolgens aan verdachte gevraagd of hij werk voor haar kon regelen. Hij heeft daarbij het telefoonnummer van [slachtoffer 3] aan verdachte gegeven.
Volgens [medeverdachte 2] gingen de plannen met [slachtoffer 3] (uiteindelijk) verder dan het plaatsen van pikante foto’s van haarzelf op het Snapchat [account 1] . Zij heeft van verdachte, haar toenmalige vriend, gehoord dat [medeverdachte 3] [slachtoffer 3] heeft benaderd om geld te verdienen door seks te hebben met andere mannen. [slachtoffer 3] heeft hiermee ook ingestemd. [medeverdachte 2] heeft verdachte en [medeverdachte 3] hierover horen praten. Dat het om meer ging dan het plaatsen van pikante foto’s op het Snapchat [account 1] , wordt bevestigd door [getuige 1] (hierna [getuige 1] ). Zij was erbij toen [slachtoffer 3] op 23 juni 2020 op de [adres 1] in [plaats 2] met [medeverdachte 1] had afgesproken. [getuige 1] heeft die dag van [slachtoffer 3] gehoord dat [medeverdachte 1] tegen haar heeft gezegd dat hij over drie weken een huis zou hebben en dat [slachtoffer 3] voor hem prostitutiewerkzaamheden kon verrichten, waarvoor ze veel geld zou krijgen.
Appartement aan de [adres 2] te [plaats 2]
De zus van [medeverdachte 1] , [naam 1] (hierna: [naam 1] ), heeft met ingang van juni 2020 een huurappartement gekregen aan de [adres 2] te [plaats 2] . Op 27 juni 2020, 30 juni 2020 en 27 juli 2020 heeft [medeverdachte 1] via Whatsapp met [naam 1] contact over haar nieuwe appartement gehad. Uit deze contacten leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] in die periode (veelal) gebruik maakte van dit appartement en dat hij de huur hiervoor aan [naam 1] betaalde. Ook is [medeverdachte 1] bezig geweest met het opknappen van dit appartement en de verhuizing. Hij heeft voor dit appartement twee tweepersoonsbedden gekocht. Bij het opknappen en de verhuizing is [medeverdachte 1] geholpen door verdachte. Blijkens de verklaring van verdachte is hij na de verhuizing ook wel eens in dit appartement geweest om te chillen. [medeverdachte 2] is eveneens in dit appartement geweest.
Advertenties [website]
Uit onderzoek naar de onder [slachtoffer 3] in beslag genomen Apple iPhone 6s met daarin het [telefoonnummer 3] is het volgende naar voren gekomen. Op 6 juli 2020 om 20:37 uur is op deze telefoon een user id gemaakt die de naam [user id] heeft gekregen. Alle contacten op deze telefoon zijn aangemaakt in de periode van 6 juli 2020 om 21:21 uur tot 17 juli 2020 om 13:00 uur. Op 7 juli 2020 is om 16:01 uur een account aangemaakt met als username [e-mailadres] . Daarnaast is er op die datum door de [website] een verificatiecode gestuurd naar deze telefoon. Uit navraag bij de rechtspersoon achter deze website, te weten [bedrijf] BV, is naar voren gekomen dat er op 7 juli 2020 een advertentie is aangemaakt waaraan het [telefoonnummer 3] en het e-mailadres [e-mailadres] is gekoppeld. In deze advertentie bood een zekere [naam 2] zichzelf aan voor het verrichten van seksuele diensten tegen betaling. Op 7 juli 2020, 9 juli 2020 en 10 juli 2020 zijn er door de adverteerder afbeeldingen aangeboden ter verificatie van deze advertentie. Geen van de door de adverteerder aangeboden afbeeldingen voldeden echter aan de door [bedrijf] BV gestelde criteria. Hierna zijn op 10 juli 2020 twee afbeeldingen aangeboden van een vrouw die is herkend als [naam 3] , geboren op
[geboortedag 3] 1975. Deze afbeeldingen voldeden wel aan de door [bedrijf] BV gestelde criteria, waarna de advertentie ‘ [naam 2] ’ vanaf 10 juli 2020 om 14:49 uur tot 14 juli 2020 10:54 uur online heeft gestaan.
Daarnaast is uit onderzoek naar deze Apple iPhone 6s naar voren gekomen dat op outlook.com een account is aangemaakt onder de naam [naam 4] en dat direct daarna de [website] is bezocht. Uit nader onderzoek is gebleken dat er op [website] een advertentie stond met de naam ‘ [naam 4] ’. In deze advertentie bood een jonge meid zich aan voor seksuele diensten in een mooie appartement. Uit navraag bij [bedrijf] BV is gebleken dat deze advertentie op 15 juli 2020 om 12:43 uur is aangemaakt, vervolgens is goedgekeurd en die dag om 14:37 uur online is geplaatst. Hierbij is als [telefoonnummer 2] (in gebruik bij [medeverdachte 1] ) vermeld. Op 17 juli 2020 om 3:06 uur is het telefoonnummer veranderd in [telefoonnummer 1] (ook in gebruik bij [medeverdachte 1] ). Ter verificatie voor de aanmaak van deze advertentie zijn twee foto’s gebruikt, één foto van een meisje dat een krant vasthoudt en één foto van alleen het gezicht van dit meisje. Op basis van het dossier is komen vast te staan dat het meisje op deze foto’s [naam 4] is. Bij de advertentie zijn twee foto’s gevoegd; de eerder genoemde foto van het gezicht van [naam 4] en een foto van een bovenlijf waar een hand de blote borsten bedekt en een oranje string te zien is. Op deze foto is een duidelijke moedervlek op de linkerborst te zien. Op 4 augustus 2020 is gebleken dat de foto van het gezicht van [naam 4] niet meer bij de advertentie stond, maar de foto van het bovenlijf stond er nog wel op. Daarnaast is er een foto geplaatst van de zijkant van billen, waarop duidelijk dezelfde string te zien is als de string op de foto van het bovenlijf. Ook is er een foto geplaatst van een telefoon, wit van kleur, waar een foto te zien is van een meisje in zwart ondergoed zittend op een bed terwijl zij haar telefoon voor haar gezicht houdt. De advertentie ‘ [naam 4] ’ heeft tot 13 augustus 2020 om 13:17 uur online gestaan.
Verbalisanten hebben de bij de advertenties opgenomen foto’s vergeleken met de foto’s die zijn aangetroffen op de Apple iPhone 6s van [slachtoffer 3] en met het beeld dat zij zich zelf van [slachtoffer 3] hebben gevormd tijdens het informatief gesprek Mensenhandel. Deze verbalisanten hebben [slachtoffer 3] herkend op de foto’s van het bovenlijf en de foto van een telefoon, wit van kleur, waar een foto te zien is van een meisje in zwart ondergoed zittend op een bed terwijl zij haar telefoon voor haar gezicht houdt. Laatgenoemde foto is ook op de telefoon van [slachtoffer 3] aangetroffen. Volgens de zus van [slachtoffer 3] is deze foto genomen in de slaapkamer van haar ouders. Verder is op de telefoon van [slachtoffer 3] een screenshot aangetroffen van de [website] . Boven deze afbeelding stond de naam ‘ [naam 4] ’ vermeld en ‘nu beschikbaar’. Hier stond het [telefoonnummer 2] bij en op de afbeelding was een deel van de billen en de buste te zien. Op deze foto is [slachtoffer 3] aan de hand van een moedervlek op haar rug herkend, zoals bij [slachtoffer 3] op diverse afbeeldingen is gezien. Zij droeg op deze foto een roze string en een zwarte bh, stond licht gedraaid en hield met haar rechterhand haar linkerzij vast.
De genoemde foto’s van [naam 4] zijn op de onder [medeverdachte 1] in beslaggenomen Apple iPhone 7 aangetroffen. Ook de foto’s van [naam 3] zijn op deze telefoon aangetroffen en haar telefoonnummer, waarmee meerdere keren contact is geweest. Daarnaast zijn op deze telefoon foto’s aangetroffen van [slachtoffer 3] met een pak melk met een bepaalde cijferreeks en van [slachtoffer 3] met een IKEA-bon. Deze foto’s zijn aangemaakt op
7 juli 2020. Ook is hierop een foto aangetroffen van [medeverdachte 1] met een pak melk met dezelfde cijferreeks. Deze foto is aangemaakt op 9 juli 2020. Verder zijn hierop foto’s aangetroffen van [medeverdachte 1] met een krant en identiteitskaart. Deze foto’s zijn aangemaakt op 10 juli 2020.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij de Apple iPhone 6s met daarin het [telefoonnummer 3] van [medeverdachte 1] heeft gekregen. Zij moest namelijk voor hem bereikbaar zijn.
Vermissingen [slachtoffer 3]
is in de zomer van 2020 meerdere keren vermist geweest. Zij is op 6 juli 2020 weggelopen van een opvanglocatie van [hulporganisatie] te [plaats 4] en daar op 9 juli 2020 teruggeplaatst. Ook op 12 juli 2020 is zij weggelopen van deze opvanglocatie. De politie heeft die dag van [hulporganisatie] de melding gekregen dat [slachtoffer 3] omstreeks 21:00 uur is weggelopen. Zij is met een bigshopper over het hek van het terrein geklommen en door een kleine auto, vermoedelijk een Toyota Aygo, opgehaald. Op 16 juli 2020 heeft [slachtoffer 3] zich weer bij deze opvanglocatie gemeld. Nadat zij te horen kreeg, dat zij gesloten zou worden geplaatst, is zij er gelijk weer van doorgegaan. In de avond van 17 juli 2020 is zij in aanwezigheid van [medeverdachte 1] aangetroffen op het [adres 2] te [plaats 2] . [slachtoffer 3] is dezelfde avond gesloten geplaatst.
De moeder van [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij in de betreffende periode een lichtblauwe Toyota Aygo had. Deze auto is meerdere keren in de week door [medeverdachte 1] gebruikt.
Historische verkeersgegevens
Van het IMEI- nummer van de Apple iPhone 6s van [slachtoffer 3] en het telefoonnummer van [medeverdachte 1] [telefoonnummer 2] zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd voor de periode van 6 juli 2020 tot en met 15 juli 2020. Gebleken is dat in de gehele periode in de Apple iPhone 6s van [slachtoffer 3] gebruik is gemaakt van het [telefoonnummer 3] . Uit onderzoek naar de historisch verkeersgegevens is naar voren gekomen dat de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] in de periode van 6 juli 2020 omstreeks 20:30 uur tot
9 juli 2020 om 18:07 uur gebruik hebben gemaakt van de zendmasten op de [straat 1] , de [straat 2] en de [straat 3] te [plaats 2] . Dit zijn de zendmasten die worden aangestraald vanuit de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] . Daarnaast is gebleken dat het [telefoonnummer 2] op 12 juli 2020 om 20:17 uur gebruik heeft gemaakt van een basisstation op de [straat 4] te [plaats 2] en hierna achtereenvolgens gebruik heeft gemaakt van de basisstations [straat 5] te [plaats 2] om 20:37 uur, [straat 6] te [plaats 5] om 20:54 uur, [straat 7] te [plaats 7] om 21:04 uur en [straat 8] te [plaats 4] om 21.05 uur. Ook is gebleken dat het [telefoonnummer 3] op 12 juli 2020 om 21:06 uur eveneens gebruik heeft gemaakt van een basisstation op de [straat 8] te [plaats 4] . Dit telefoonnummer heeft vervolgens gebruik gemaakt van een basisstation op de Rijksweg A58 te [plaats 6] om 21:23 uur en een basisstation aan de [straat 2] te [plaats 2] om 21:42 uur. Verder is gebleken dat beide telefoonnummers vanaf 13 juli 2020 om 17:17 uur gebruik hebben gemaakt van een basisstation op de [straat 2] te Breda . Ook hebben deze telefoonnummers diverse keren gebruik gemaakt van de zendmasten op de [straat 1] en de [straat 3] te [plaats 2] . Deze overeenkomsten hebben geduurd tot 15 juli 2020 om 00:23 uur. Het [telefoonnummer 3] bleef op 15 juli 2020 tot 12:07 uur gebruik maken van de basisstations op de [straat 2] en [straat 1] te [plaats 2] . Het [telefoonnummer 2] ging toen gebruik maken van het basisstation op de [straat 4] te [plaats 2] . Op 15 juli 2020 om 13:20 uur ging dit telefoonnummer weer gebruik maken van een basisstation op de [straat 2] te [plaats 2] . Verder is gebleken dat tussen beide telefoonnummers meerdere malen contact is geweest in de periode van 6 juli 2020 tot en met 15 juli 2020, waaronder meerdere keren op 12 juli 2020, de dag waarop [slachtoffer 3] met een auto is opgehaald bij de opvanglocatie van [hulporganisatie] in [plaats 4] .
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij twee à drie dagen, maar niet langer dan vijf dagen bij [medeverdachte 1] in de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] heeft verbleven. Ook heeft zij verklaard dat zij tijdens haar verblijf daar de neef van [medeverdachte 1] heeft gezien. Verdachte heeft eveneens verklaard dat hij [slachtoffer 3] heeft gezien.
Deelconclusie
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer 3] in de periode van 6 juli 2020 tot 9 juli 2020 bij [medeverdachte 1] heeft verbleven op het adres aan de [adres 2] te [plaats 2] . Zij heeft op 6 juli 2020 een telefoon van [medeverdachte 1] gekregen met [telefoonnummer 3] . Naar deze telefoon is op 7 juli 2020 door de [website] een verificatiecode gestuurd voor het aanmaken van de advertentie ‘ [naam 2] ’ op deze website. Vervolgens is op 7 juli 2020, 9 juli 2020 en 10 juli 2020 tevergeefs getracht om deze advertentie te verifiëren. Naar alle waarschijnlijkheid is dit gedaan met de foto’s van [slachtoffer 3] en [medeverdachte 1] met een pak melk/IKEA-bon/identiteitskaart, die op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen. Op 10 juli 2020 is het met foto’s van [naam 3] wel gelukt om deze advertentie te verifiëren en is de advertentie ‘ [naam 2] ’ met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] , [telefoonnummer 2] , online komen te staan. Deze advertentie heeft van 10 juli 2020 tot 14 juli 2020 online gestaan. In deze advertentie zijn seksuele diensten aangeboden tegen betaling. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 3] ook in de periode van 12 juli 2020 tot 17 juli 2020 (met een korte onderbreking op 16 juli 2020, toen [slachtoffer 3] zichzelf bij de opvanglocatie van [hulporganisatie] in [plaats 4] meldde) bij [medeverdachte 1] heeft verbleven op het adres aan de [adres 2] te [plaats 2] . Nadat [medeverdachte 1] en [slachtoffer 3] op 12 juli 2020 meerdere malen telefonisch contact met elkaar hebben gehad, heeft hij haar die dag iets na 21:00 uur met de Toyota Aygo van zijn moeder bij de opvanglocatie van [hulporganisatie] in [plaats 4] opgehaald. Met de telefoon van [slachtoffer 3] is op 15 juli 2020 een nieuwe advertentie onder de naam ‘ [naam 4] ’ op de [website] aangemaakt. Voor deze advertentie zijn foto’s van [naam 4] en van [slachtoffer 3] gebruikt. Deze advertentie heeft van 15 juli 2020 om 14:37 uur tot 13 augustus 2020 om 13:17 uur online gestaan met beide telefoonnummers van [medeverdachte 1] , tot 17 juli 2020 [telefoonnummer 2] en daarna [telefoonnummer 1] . Ook in deze advertentie zijn seksuele diensten aangeboden tegen betaling. Daarnaast stelt de rechtbank op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en [slachtoffer 3] elkaar hebben gezien.
Prostitutiewerkzaamheden
Op de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 1] zijn veel aan prostitutie gerelateerde klantgesprekken aangetroffen in de periode van 15 juli 2020, het moment van online komen van de advertentie ‘ [naam 4] ’, tot 10 augustus 2020, het moment van inbeslagname van de telefoon van [medeverdachte 1] . Op 15 juli 2020 heeft [medeverdachte 1] klantgesprekken gevoerd met [klant 1] en [klant 2] , waarbij zij afspraken hebben gemaakt voor bepaalde seksuele handelingen tegen betaling. [medeverdachte 1] heeft het adres [adres 2] aan hen doorgegeven als adres waar de seksuele handelingen zouden plaatsvinden. Op basis van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [klant 1] en [klant 2] is gebleken dat hun telefoons zich in de avond van 15 juli 2020 hebben verplaatst van een zendmast in de buurt van hun woning naar een zendmast in de buurt van de [adres 2] te [plaats 2] , dat deze telefoons daar enige tijd hebben aangestraald (en lang genoeg voor het voltooien van een seksdate) en dat de telefoons zich vervolgens weer hebben verplaatst naar een zendmast in de buurt van hun woning. [klant 1] en [klant 2] hebben beiden verklaard dat zij in de avond van 15 juli 2020 in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] zijn geweest met de bedoeling om daar seksuele handelingen tegen betaling te hebben. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met zijn telefoon gesprekken heeft gevoerd met klanten en dat hij zich daarbij voordeed als [naam 4] .
Zoals de rechtbank heeft vastgesteld, verbleef [slachtoffer 3] in de periode van 12 juli 2020 tot
17 jul 2020 op het adres aan de [adres 2] te [plaats 2] . Zij heeft verklaard dat in die periode een meisje op dit adres klanten heeft ontvangen. [medeverdachte 1] heeft via [website] de contacten met deze klanten onderhouden en heeft het geld, dat het meisje van de klanten ontving, aangenomen. Volgens [slachtoffer 3] zat [medeverdachte 1] dan als een soort van pooier in de woonkamer. [slachtoffer 3] heeft ontkend dat zij degene is geweest die op dit adres seksuele handelingen tegen betaling heeft verricht. [medeverdachte 1] heeft wel meerdere keren geprobeerd om haar hiertoe te brengen.
De rechtbank zal hieronder beoordelen of kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 3] , zoals het plan was, toch seksuele handelingen tegen betaling heeft verricht.
De politie heeft, naar aanleiding van een nieuwe vermissing van [slachtoffer 3] , op de [website] als pseudoklant een afspraak gemaakt met ‘ [naam 4] ’ voor 10 augustus 2020 om 14:30 uur. Voor deze afspraak moest de pseudoklant naar het adres aan de [adres 2] te [plaats 2] komen. Daar aangekomen, werd de deur open gedaan door [naam 5] (hierna: [naam 5] ). [medeverdachte 1] was toen ook op dit adres aanwezig. [naam 5] heeft verklaard dat zij via Snapchat in contact is gekomen met [medeverdachte 1] , die voor haar seksafspraken kon regelen. [naam 5] is op 31 juli 2020 begonnen met dit werk op het adres aan de [adres 2] te [plaats 2] . [medeverdachte 1] regelde alles; hij regelde de klanten en was hen constant met zijn telefoon aan het appen. Het geld dat [naam 5] van de klanten ontving, heeft zij aan [medeverdachte 1] afgegeven. [medeverdachte 1] is tijdens de seksafspraken in de woning aanwezig geweest. Hij zei tegen [naam 5] dat dit voor haar veiligheid was, indien iets zou gebeuren met een klant. Daarnaast heeft [naam 5] verklaard dat [medeverdachte 1] haar heeft verteld dat hij een meisje kent met de naam [slachtoffer 3] en dat dit meisje verliefd op hem zou zijn. [medeverdachte 1] heeft [naam 5] ook verteld dat [slachtoffer 3] naar die seksdates is gegaan om bij hem te kunnen zijn en dat het meisje in de advertentie op [website] [slachtoffer 3] is. Op dat moment is [naam 5] er ook achter gekomen dat met haar via [website] is geadverteerd.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] een meisje had gevonden dat seks met mannen wilde hebben voor geld. Dit meisje wilde het zelf ook, want zij had geld nodig omdat zij was weggelopen van huis. Dit meisje moest vervolgens ook naar een opvangtehuis. De naam van dit meisje was [slachtoffer 3] . [medeverdachte 2] heeft van verdachte gehoord dat [slachtoffer 3] seks met mannen heeft gehad tegen betaling. [medeverdachte 1] en mogelijk ook verdachte hebben hiermee geld verdiend.
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] wel eens heeft verteld over een meisje dat van huis was weggelopen en later in een opvangtehuis is geplaatst. Dit meisje heeft [medeverdachte 1] ook opgehaald bij zo’n opvangtehuis. Verdachte denkt dat [medeverdachte 1] haar in de prostitutie heeft gebracht.
Deelconclusie
Op basis van de inhoud van de op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen klantgesprekken met [klant 1] en [klant 2] , de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [klant 1] en [klant 2] , de verklaringen van [klant 1] en [klant 2] en de verklaringen van [naam 5] , [medeverdachte 2] en verdachte, staat voor de rechtbank vast dat [slachtoffer 3] op 15 juli 2020 met [klant 1] en [klant 2] prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. In het dossier zit, behoudens de verklaring van [slachtoffer 3] , geen enkele aanwijzing dat een ander meisje dit zou hebben gedaan.
Tussenconclusie met betrekking tot [slachtoffer 3]
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [slachtoffer 3] , die op dat moment de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, is benaderd om seksuele diensten tegen betaling te verrichten, met dit oogmerk bij [hulporganisatie] is opgehaald en in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] is gehuisvest (sub 2). [slachtoffer 3] is er ook toe gebracht om zich daadwerkelijk beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling (sub 5) en met deze seksuele handelingen is geld verdiend (sub 8), zoals in feit 3 ten laste is gelegd. Ten aanzien van de bewezenverklaring van deze seksuele uitbuiting heeft de verdediging ook geen verweer gevoerd. Wel heeft de verdediging verweer gevoerd ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Hier zal de rechtbank verderop in dit vonnis nader op ingaan.
Contacten tussen [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1]
Uit onderzoek naar de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 1] is gebleken dat [medeverdachte 1] in de periode van 17 juli 2020 tot en met 23 juli 2020 via WhatsApp contact heeft gehad met [slachtoffer 2] , die gebruik maakte van het [telefoonnummer 4] . De contacten tussen [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] zijn tot 23 juli 2020 om 12:03 uur gescrambled weergegeven. Nu het hier met name om korte berichten gaat, gaat de rechtbank uit van de mogelijke zinsopbouw die door de verbalisant in het betreffende proces-verbaal is gegeven.
Op 17 juli 2020 heeft [slachtoffer 2] via WhatsApp contact gezocht met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft hier niet op gereageerd. Op 18 juli 2020 heeft [medeverdachte 1] contact gezocht met [slachtoffer 2] . Maar meer dan “hey” en “niks” heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] die dag niet laten weten. Dit terwijl [slachtoffer 2] heeft geappt dat zij wel wil werken, maar niet met enge mensen. Ook heeft zij geappt dat zij morgen kan beginnen. Op 19 juli 2020 heeft [slachtoffer 2] opnieuw contact opgenomen met [medeverdachte 1] . Die dag hebben zij afgesproken dat [medeverdachte 1] haar op 20 juli 2020 komt halen. [medeverdachte 1] heeft al een afspraak voor haar staan. De appwisseling tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] is in de nacht van 19 juli 2020 op 20 juli 2020 doorgegaan. Op de mededeling van [slachtoffer 2] dat zij zin heeft in seks, heeft [medeverdachte 1] aangegeven dat zij dit morgen kan krijgen. In de ochtend van 20 juli 2020 hebben [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] opnieuw via WhatsApp contact met elkaar gehad. Op de vraag van [slachtoffer 2] welke kleren zij aan moet doen, heeft [medeverdachte 1] geappt: “sexy kleren”. Omstreeks 13:38 uur heeft [medeverdachte 1] geappt dat [slachtoffer 2] naar de Jumbo moet komen. [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] hebben blijkens hun WhatsApp contact ook op 21 juli 2020 en op 22 juli 2020 bij de Jumbo afgesproken.
Op 23 juli 2020 hebben [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] eveneens via WhatsApp contact met elkaar gehad. [medeverdachte 1] heeft om 12:04 uur geappt dat zijn neefje [slachtoffer 2] komt halen. Hierna zijn er nog wat apps heen en weer gegaan, zonder dat er daadwerkelijk iets concreets is afgesproken. Omstreeks 18:10 uur heeft [medeverdachte 1] aan [slachtoffer 2] geappt dat hij nu vertrekt en er precies om 18:30 uur is. Om 18:30 uur heeft hij geappt dat hij bij de Jumbo staat en dat zijn neefje bij hem is. [medeverdachte 1] heeft vervolgens een foto van de Jumbo naar [slachtoffer 2] gestuurd en geappt dat hij al een half uur staat te wachten.
[slachtoffer 2] is geboren op [geboortedag 5] 2007. Ze was op het moment van dit WhatsApp contact dus 13 jaar oud. [slachtoffer 2] woonde toen in [plaats 3] .
Historische verkeersgegevens
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het [telefoonnummer 1] , dat in gebruik was bij [medeverdachte 1] , is gebleken dat dit telefoonnummer op 20 juli 2020 om 12:51 uur van een zendmast in Breda en om 13:04 uur van een zendmast in Dongen gebruik heeft gemaakt. Dit telefoonnummer heeft tot 13:34 uur gebruik gemaakt van een zendmast in Dongen en om 13:52 uur weer van een zendmast in Breda . Om 21:42 uur die dag heeft dit telefoonnummer van een zendmast in Breda , om 21:54 uur van een zendmast in Oosterhout en om 22:17 uur weer van een zendmast in Breda gebruik gemaakt. Daarnaast is uit dit onderzoek gebleken dat dit telefoonnummer op 21 juli 2020 om 11:10 uur van een zendmast in Breda , om 11:23 uur van een zendmast in Oosterhout en om 12:08 uur weer van een zendmast in Breda gebruik heeft gemaakt. Die dag om 22:12 uur heeft dit telefoonnummer van een zendmast in Dongen en om 22:24 uur van een zendmast in Oosterhout gebruik gemaakt. Verder is uit dit onderzoek gebleken dat dit telefoonnummer op 22 juli 2020 om 11:35 uur van een zendmast in Breda , om 12:06 uur van een zendmast in Dongen en om 12:23 uur weer van een zendmast in Breda gebruik heeft gemaakt. Om 16:41 uur die dag heeft dit telefoonnummer van een zendmast in Breda , om 17:37 uur van een zendmast in Dongen en om 18:24 uur weer van een zendmast in Breda gebruik gemaakt. Ook is uit dit onderzoek gebleken dat dit telefoonnummer op 23 juli 2020 om 18:14 uur van een zendmast in Breda , om 18:42 uur van een zendmast in Dongen en om 19:05 uur weer van een zendmast in Breda gebruik heeft gemaakt.
Contacten tussen [medeverdachte 1] en verdachte
Uit onderzoek naar de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 1] is gebleken dat [medeverdachte 1] op 23 juli 2020 via Whatsapp contact heeft gehad met verdachte op zijn [telefoonnummer 5] . Die dag omstreeks 12:05 uur heeft verdachte aan [medeverdachte 1] gevraagd of ‘s’ helemaal niet meer komt. [medeverdachte 1] heeft hierop geantwoord mss om 15:00 uur, maar dan moet iemand haar ophalen. Omstreeks 18:00 uur heeft [medeverdachte 1] aan verdachte gevraagd om die kk hoer, [voorletter], te bellen. Verdachte heeft hierop geantwoord dat zij zegt dat zij eraan komt en dat hij hierop heeft geantwoord dat dit goed is. Omstreeks 18:10 uur heeft [medeverdachte 1] verdachte gevraagd om naar beneden te komen. Op de vraag van verdachte of [medeverdachte 1] beneden op hem wacht, heeft [medeverdachte 1] bevestigd geantwoord en geappt: “even die kk hoer ophalen”.
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem over [slachtoffer 2] heeft verteld. Hij zei dat hij het een leuk meisje vond. [medeverdachte 1] zou haar ooit ophalen, maar toen kwam ze niet opdagen. [medeverdachte 1] heeft toen aan verdachte gevraagd of hij met hem meekwam. Met “kk hoer” in het hierboven genoemd WhatsApp contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] , wordt volgens verdachte [slachtoffer 2] bedoeld.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] in [plaats 3] heeft ontmoet.
Deelconclusie
De rechtbank stelt op basis van vorenstaande bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] op 20 juli 2020, 21 juli 2020 en 22 juli 2020 uit [plaats 3] heeft opgehaald en naar [plaats 2] heeft gebracht om te werken en telkens later op die dagen weer van [plaats 2] naar [plaats 3] heeft teruggebracht. [slachtoffer 2] is op 20 juli 2020 van omstreeks 13:52 uur tot omstreeks 21:42 uur, op 21 juli 2020 van omstreeks 12:08 uur tot even voor 22:12 uur en op 22 juli 2020 van omstreeks 12:23 uur tot even na 16:41 uur in [plaats 2] geweest.
Daarnaast stelt de rechtbank op basis hiervan vast dat met ‘s’ in het WhatsApp-gesprek op 23 juli 2020 tussen [medeverdachte 1] en verdachte [slachtoffer 2] is bedoeld en dat verdachte die dag op verzoek van [medeverdachte 1] naar [slachtoffer 2] heeft gebeld. Verder stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] en verdachte omstreeks 18:10 uur naar [plaats 3] zijn gereden om [slachtoffer 2] bij de Jumbo op te halen, maar dat [slachtoffer 2] toen niet is komen opdagen.
Prostitutiewerkzaamheden
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij een jongen heeft ontmoet via haar beste vriend [naam 6] . Deze jongen zei dat als je dat of dat doet dan verdien je er geld mee. Met ‘dat’ is volgens [slachtoffer 2] bedoeld met iemand naar bed gaan. [slachtoffer 2] heeft toen seks gehad voor geld. Maar ze heeft hiervoor nooit geld gekregen. Er was altijd een smoesje. Het is gebeurd in een flat in [plaats 2] die zat in West bij een winkelcentrum en tegenover een soort friettentje. De moeder van [slachtoffer 2] heeft nog van [slachtoffer 2] gehoord dat de jongen die het regelde, had gereden in de auto van zijn moeder. Ook heeft zij van [slachtoffer 2] gehoord dat er een derde persoon bij betrokken is geweest. In de telefoon van [slachtoffer 2] zijn de telefoonnummers van [medeverdachte 1] [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] en het telefoonnummer van verdachte [telefoonnummer 5] aangetroffen. In de telefoon van [medeverdachte 1] is een notitie aangetroffen: [omschrijving 3] .
Op de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 1] zijn veel aan prostitutie gerelateerde klantgesprekken aangetroffen in de periode van 15 juli 2020, het moment van online komen van de advertentie ‘ [naam 4] ’, tot 10 augustus 2020, het moment van inbeslagname van de telefoon van [medeverdachte 1] . Een groot aantal van deze klantgesprekken heeft plaats gevonden voor afspraken op 20 juli 2020, 21 juli 2020 en 22 juli 2020. Tijdens een paar van deze klantgesprekken is door [medeverdachte 1] een foto van [slachtoffer 2] gestuurd. Ook op de telefoon van [slachtoffer 2] is een klantgesprek aangetroffen. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 20 juli 2020. Dat een aantal van deze afspraken ook tot seksuele handelingen tegen betaling in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] heeft geleid, leidt de rechtbank af uit de omstandigheden dat aan het eind van een klantgesprek het [adres 2] en [adres 2] is doorgegeven, er op verzoek door klanten een foto van de ingang van de flat is gemaakt en naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] is verzonden, door een klant is gevraagd om gelijk de deur open te doen en door een klant de naam van de bewoner van de flat, [naam 1] , is genoemd. [klant 3] heeft daarnaast bekend dat hij op 22 juli 2020 op de [adres 2] te [plaats 2] seks heeft gehad met het meisje van wie aan hem een foto is getoond. Op deze foto stond [slachtoffer 2] . De klanten zijn op 20 juli 2020 tussen 14:22 uur en 20:47 uur, op 21 juli 2020 tussen 14:06 uur en 21:03 uur en op 22 juli 2020 tussen 13:27 uur en 15:59 uur voor een afspraak voor seksuele handelingen op de [adres 2] te [plaats 2] langsgekomen. Ook op 23 juli 2020 stond een afspraak gepland. Deze klant heeft aan het begin van de avond laten weten dat hij al op het parkeerterreintje was. Hierop heeft [medeverdachte 1] bericht hij hem per ongeluk met nog iemand heeft ingepland en diegene al binnen is. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met zijn telefoon gesprekken heeft gevoerd met klanten en dat hij zich daarbij voordeed als [naam 4] .
Deelconclusie
Op basis van de inhoud van de op de telefoon van [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] aangetroffen klantgesprekken, de verklaring van [klant 3] , de inhoud van het WhatsApp contact tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] , de verklaring van [slachtoffer 2] , de omstandigheid dat de afspraken met klanten voor seks tegen betaling binnen het tijdsbestek vielen waarin [slachtoffer 2] voor werk in [plaats 2] was en [slachtoffer 2] door [medeverdachte 1] hoer wordt genoemd, stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] op 20 juli 2020, 21 juli 2020 en 22 juli 2020 met meerdere mannen prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. Dit was ook de bedoeling op 23 juli 2020. Daarom zijn [medeverdachte 1] en verdachte die dag naar [plaats 3] gereden om [slachtoffer 2] op te halen. [slachtoffer 2] kwam toen echter niet opdagen.
Tussenconclusie met betrekking tot [slachtoffer 2]
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [slachtoffer 2] , die op dat moment de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, is benaderd om seksuele diensten tegen betaling te verrichten, met dit oogmerk uit [plaats 3] is opgehaald en in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] is gehuisvest (sub 2). [slachtoffer 2] is er ook toe gebracht om zich daadwerkelijk beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling (sub 5) en met deze seksuele handelingen is geld verdiend (sub 8), zoals onder feit 2 ten laste is gelegd. Ten aanzien van de bewezenverklaring van deze seksuele uitbuiting heeft de verdediging ook geen verweer gevoerd. Wel heeft de verdediging ook wat [slachtoffer 2] betreft verweer gevoerd ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Hier zal de rechtbank verderop in dit vonnis nader op ingaan.
Contacten tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1]
Uit onderzoek naar de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 1] is gebleken dat [medeverdachte 1] op 18 juli 2020 via WhatsApp contact heeft opgenomen met [slachtoffer 1] , die gebruik maakte van het [telefoonnummer 6] . [medeverdachte 1] heeft haar zijn telefoonnummer gegeven en aan haar gevraagd of zij morgen zou kunnen komen. Zij hebben op 19 juli 2020 om 15:00 uur met elkaar afgesproken. Om iets over 15:00 uur heeft [medeverdachte 1] aan [slachtoffer 1] geappt dat hij er is en in een blauwe Toyota Aygo zit. Later die dag heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] bedankt dat zij kon komen en heeft gezien hoe en wat. Ook heeft hij haar geappt dat als zij zich niet op haar gemak voelt, wat sowieso na een tijd weg is, zij altijd een vriendin kan meenemen die het ook zou willen doen. Op 20 juli 2020 heeft [medeverdachte 1] via WhatsApp aan [slachtoffer 1] gevraagd of er dingen zijn die zij niet doet, omdat [medeverdachte 1] al afspraken aan het maken is voor over vier dagen. Hij heeft haar gevraagd of zij pzc doet en anaal. Met pzc wordt, zo heeft de rechtbank begrepen, pijpen zonder condoom bedoeld. [slachtoffer 1] heeft vervolgens geappt waarom [medeverdachte 1] afspraken voor over vier dagen maakt, omdat haar menstruatie zeker wel een weekje duurt. Op 23 juli 2020 om 11:46 uur heeft [medeverdachte 1] aan [slachtoffer 1] gevraagd of zij klaar is om morgen opgehaald te worden. [slachtoffer 1] heeft hierop geantwoord dat zij denkt van wel, maar dat ze niet weet of ze straks nog wat bloed krijgt.
[slachtoffer 1] is op [geboortedag 4] 2006 geboren en was op het moment van dit WhatsApp contact dus 14 jaar oud. Zij woonde toen in [plaats 1] .
Historische verkeersgegevens
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] , [telefoonnummer 1] , is gebleken dat dit telefoonnummer op 19 juli 2020 omstreeks 14:17 uur van een zendmast in Breda , omstreeks 15:11 uur van een zendmast in Rotterdam en omstreeks 15:36 uur weer van een zendmast in Breda gebruik heeft gemaakt. Omstreeks 19:11 uur die dag heeft dit telefoonnummer van een zendmast in Breda , omstreeks 19:57 uur van een zendmast in Rotterdam en omstreeks 21:18 uur weer van een zendmast in Breda gebruik gemaakt. Daarnaast is uit dit onderzoek gebleken dat dit telefoonnummer op 24 juli 2020 omstreeks 14:42 uur van een zendmast in Breda , omstreeks 15:11 uur van een zendmast in Rotterdam en omstreeks 15:46 uur weer van een zendmast in Breda gebruik heeft gemaakt. Die dag om 19:11 uur heeft dit telefoonnummer van een zendmast in Breda en omstreeks 20:11 uur van een zendmast in Ridderkerk gebruik gemaakt. Omstreeks 21:02 uur heeft dit telefoonnummer weer van een zendmast in Breda gebruik gemaakt.
Contacten tussen [medeverdachte 1] en verdachte en tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
Uit onderzoek naar de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 1] is gebleken dat verdachte op 22 juli 2020 via WhatsApp aan [medeverdachte 1] een afbeelding heeft gestuurd met daarop gegevens van [medeverdachte 2] , waaronder haar adres, snapnaam en wachtwoord van snap. Op 23 juli 2020 om 11:56 uur heeft [medeverdachte 1] via WhatsApp aan verdachte gevraagd of [naam 7] vandaag niet kan komen. Verdachte heeft hierop geantwoord dat hij dat zal vragen. Gelijk hierna heeft hij geappt dat [medeverdachte 1] dit moeten vragen, omdat [medeverdachte 2] geen wifi heeft. [medeverdachte 1] heeft hierop geappt dat hij dit al heeft gedaan. Op 24 juli 2020 om 13:04 uur heeft [medeverdachte 2] via WhatsApp aan [medeverdachte 1] gevraagd hoe laat zij er vandaag moet zijn. [medeverdachte 1] heeft deze vraag beantwoord met de vraag of ze rond 2 uur bij het huisje kan zijn. Op 24 juli 2020 om 14:23 uur heeft verdachte [medeverdachte 1] via WhatsApp geappt dat zij [naam 7] gaan kwijtraken door deze actie. Hierop heeft [medeverdachte 1] aan verdachte gevraagd welke actie hij bedoelt. Verdachte heeft hierop geantwoord dat [medeverdachte 2] zegt dat zij nu een beetje vaag praat alsof zij het niet leuk vindt. Ze zouden daar om 14:30 uur zijn. Vervolgens heeft verdachte aan [medeverdachte 1] geappt dat hij heeft gezegd 15:15 uur ongeveer en dat ze daar nu wacht.
Verdachte heeft op de vraag van de politie of het zou kunnen zijn dat hij een meisje in contact heeft gebracht met [medeverdachte 1] , verklaard dat er een meisje was uit [plaats 1] . Hij weet niet meer hoe hij bij dit meisje is gekomen. [medeverdachte 1] had hem gevraagd of hij geen leuk chickie voor hem kende. Toen heeft hij de gegevens van dit meisje aan [medeverdachte 1] gegeven. Met [naam 7] in vernoemd WhatsApp contact met [medeverdachte 1] wordt het meisje uit [plaats 1] bedoeld. Verdachte denkt alleen niet dat [naam 7] haar echte naam is. Als verdachte een foto van [slachtoffer 1] wordt getoond, dan wordt [slachtoffer 1] door hem herkend als [naam 7] , het meisje uit [plaats 1] . Op de vraag van de politie wat verdachte heeft bedoeld met zijn app van 24 juli 2020 aan [medeverdachte 1] dat ze [naam 7] gaan kwijtraken door deze actie, heeft verdachte verklaard dat zij [naam 7] zouden ophalen op het station in [plaats 1] en dat [medeverdachte 1] veel te laat was. [medeverdachte 1] en verdachte hebben [naam 7] die dag nog wel opgehaald. Verdachte weet niet meer of [medeverdachte 2] met hen mee is gegaan.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij in de zomer van 2020 via snap in contact is gekomen met een meisje en een jongen. Ze had het meisje leren kennen op Snap en die deed dingen promoten en zo. Toen had een jongen haar toegevoegd en die jongen zei dat hij iets van werk had met meisjes. Dit meisje heette [medeverdachte 2] en die jongen heette [medeverdachte 1] . [slachtoffer 1] is twee keer door [medeverdachte 1] met de auto opgehaald uit [plaats 1] en naar zijn appartement in [plaats 2] gebracht. [medeverdachte 2] is daar ook bij geweest. [slachtoffer 1] heeft met [medeverdachte 2] contact gehad op Snapchat. Haar account was [account 2] . Deze accountnaam is aangetroffen op de telefoon van [slachtoffer 1] , achter de naam [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte via van alles, waaronder snap, in contact stond met [slachtoffer 1] . Hij had al haar contactgegevens. [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 2] via snap laten weten dat zij het wachten niet leuk vond. Zij heeft [medeverdachte 2] op snap kunnen bereiken, omdat [medeverdachte 2] een open account had. Dit account was [account 2] . Daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat zij [medeverdachte 1] wel eens heeft zien rijden in een auto. Dit was een lichtblauwe Toyota Aygo. [medeverdachte 2] heeft samen met verdachte bij [medeverdachte 1] in deze auto gezeten.
Deelconclusie
De rechtbank stelt op basis van deze bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] op 19 juli 2020 en 24 juli 2020 uit [plaats 1] heeft opgehaald en naar [plaats 2] heeft gebracht en later weer van [plaats 2] naar [plaats 1] heeft teruggebracht. Op 24 juli 2020 heeft zij van omstreeks 15:46 uur tot even na 19:11 uur in [plaats 2] verbleven.
Daarnaast stelt de rechtbank op basis van deze bewijsmiddelen vast dat verdachte en [medeverdachte 2] op 19 juli 2020 en/of 24 juli 2020 met [medeverdachte 1] zijn meegereden om [slachtoffer 1] op te halen in [plaats 1] en dat zowel verdachte als [medeverdachte 2] via WhatsApp en/of Snapchat met [slachtoffer 1] in contact hebben gestaan.
Prostitutiewerkzaamheden
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de eerste keer dat zij door [medeverdachte 1] naar het appartement in [plaats 2] is gebracht er niks is gebeurd. [slachtoffer 1] heeft toen met [medeverdachte 2] tv gekeken. De tweede keer heeft [slachtoffer 1] seks moeten hebben met een man. Voordat deze man kwam, heeft zij met de telefoon van [medeverdachte 1] foto’s van zichzelf moeten maken. Deze foto’s zijn via de telefoon van [medeverdachte 1] naar een man verzonden voor het maken van een afspraak voor seks. Op het moment dat de man bij het appartement kwam, waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de woonkamer aanwezig. Ook was daar een andere jongen bij aanwezig, een zekere [verdachte] of [naam 8] . De rechtbank gaat op basis van de bewijsmiddelen er vanuit dat [slachtoffer 1] met deze [verdachte] of [naam 8] verdachte bedoelt. [medeverdachte 1] heeft de man binnengelaten en [slachtoffer 1] heeft gezien dat de man geld gaf aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft dit geld in zijn zak gestopt. [slachtoffer 1] is vervolgens met de man naar de slaapkamer gegaan en heeft seks met hem gehad. Hierbij is de man bij haar naar binnen gegaan. Nadat de man is weggegaan, is zij door [medeverdachte 1] naar huis gebracht. [medeverdachte 1] heeft in de auto tegen haar gezegd dat er nog een meisje was, maar dat zij niet meer kwam opdagen. Daarom heeft [medeverdachte 1] geen geld aan [slachtoffer 1] gegeven. [medeverdachte 1] heeft haar ook nog gevraagd of ze nog een keer wilde komen.
Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard dat [medeverdachte 2] tegen haar heeft gezegd dat het betrouwbaar was en dat zij daar ook met vriendinnen kwam. [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 2] tegen verdachte horen zeggen dat zij daar ook dingen deed met mannen. Ook heeft [slachtoffer 1] [medeverdachte 2] horen zeggen dat zij hiervoor veel geld kreeg, wel € 1.000,- in de maand. Verder hoorde [slachtoffer 1] dat verdachte tegen [medeverdachte 2] zei dat ze vorige maand toch € 1.000,- had. [medeverdachte 2] vertelde dat zij hiervoor schoenen had gekocht. Volgens [slachtoffer 1] had [medeverdachte 2] haar er een beetje ingelokt. Nadat [slachtoffer 1] seks heeft gehad met de man, zei [medeverdachte 2] dat het niet erg is en dat zij het ook heeft gedaan.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat toen [slachtoffer 3] naar een opvangtehuis moest, er geen geld meer met haar kon worden verdiend. Er is toen via een app of snap een ander meisje gevonden die het zelf ook wilde, maar die een beetje bang was. Dit meisje kent [medeverdachte 2] als [naam 7] en kwam uit [plaats 1] . Als [medeverdachte 2] een foto van [slachtoffer 1] wordt getoond, dan wordt [slachtoffer 1] door haar herkend als [naam 7] , het meisje uit [plaats 1] . Omdat dit meisje een beetje bang was, heeft verdachte op verzoek van [medeverdachte 1] meerdere keren aan [medeverdachte 2] gevraagd of zij iemand wilde overtuigen. Dit kon niet alleen via Snapchat maar moest in het echt. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] toen opgehaald. [slachtoffer 1] heeft eerst in het appartement film gekeken. [medeverdachte 2] moest tegen [slachtoffer 1] zeggen dat het allemaal niet erg was, zodat ze zich een beetje comfortabel voelde. [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 1] toen overtuigd en gerust gesteld. Ook heeft [medeverdachte 2] tegen haar gezegd dat het betrouwbaar was. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat het best kan dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat zij vorige maand toch € 1.000,- had; dat [medeverdachte 2] dit geld zou hebben verdiend met seks tegen betaling. [slachtoffer 1] heeft aan [medeverdachte 2] gevraagd waar zij dat geld dan aan uit gaf. [medeverdachte 2] heeft hierop geantwoord dat zij dit uitgaf aan kleding en schoenen. [slachtoffer 1] heeft in het appartement seks gehad met een man. [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] waren op dat moment in het appartement aanwezig.
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] een keer aan hem heeft gevraagd om [medeverdachte 2] mee te nemen. Het meisje dat bij [medeverdachte 1] zou zijn, was namelijk heel verlegen en [medeverdachte 2] moest haar een beetje op haar gemak stellen. Dit ging over het meisje uit [plaats 1] , [slachtoffer 1] , ook bekend als [naam 7] . Verdachte en [medeverdachte 2] hebben haar toen op haar gemak gesteld.
Op de Apple iPhone 7 van [medeverdachte 1] zijn veel aan prostitutie gerelateerde klantgesprekken aangetroffen in de periode van 15 juli 2020, het moment van online komen van de advertentie ‘ [naam 4] ’, tot 10 augustus 2020, het moment van inbeslagname van de telefoon van [medeverdachte 1] . Op 24 juli 2020 heeft [medeverdachte 1] meerdere klanten, die hij [naam 9] met een cijfer erachter noemde, actief benaderd, waaronder [bijnaam 3] . Het WhatsApp contact tussen [medeverdachte 1] , die zich in dit gesprek [naam 4] noemt, en [bijnaam 3] is die dag om 16:18 uur begonnen. [bijnaam 3] heeft in dit gesprek gevraagd om iets af te spreken. Hij wilde wel eerst een foto zien en 100% afspreken. Hij is echt serieus. Hierop zijn om 17:03 uur twee foto’s van [slachtoffer 1] gestuurd met de mededeling dat zij een vriendin is van het Marokkaanse meisje. Hierna is de foto gestuurd van [slachtoffer 3] in een oranje slip. De vraag van [bijnaam 3] of zij (het meisje op de foto’s) ook in de prostitutie werkt, is bevestigend beantwoord. Genoemde foto’s van [slachtoffer 1] zijn op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen. Uit nader onderzoek is gebleken dat deze foto’s zijn gemaakt in de badkamer van de [adres 2] te [plaats 2] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met zijn telefoon gesprekken heeft gevoerd met klanten en dat hij zich daarbij voordeed als [naam 4] .
Deelconclusie
Op basis van de inhoud van het WhatsApp contact tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] en de verklaringen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] op 24 juli 2020 met een man prostitutiewerkzaamheden heeft verricht. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer 1] gerust gesteld en overtuigd om hiertoe over te gaan. De rechtbank gaat er, gelet op de inhoud van het op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen klantgesprek met [bijnaam 3] en de omstandigheid dat het gesprek met deze klant, waarbij foto’s van [slachtoffer 1] zijn verstuurd, plaatsvond binnen het tijdsbestek waarin [slachtoffer 1] in [plaats 2] was, daarbij vanuit dat deze man [bijnaam 3] is geweest.
Tussenconclusie met betrekking tot [slachtoffer 1]
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [slachtoffer 1] , die op dat moment de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, is benaderd om seksuele diensten tegen betaling te verrichten, met dit oogmerk uit [plaats 1] is opgehaald en in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] is gehuisvest (sub 2). [slachtoffer 1] is er ook toe gebracht om zich daadwerkelijk beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling (sub 5) en met deze seksuele handelingen is geld verdiend (sub 8), zoals onder feit 1 ten laste is gelegd. Ten aanzien van de bewezenverklaring van deze seksuele uitbuiting heeft de verdediging geen verweer gevoerd. Wel heeft de verdediging, ook wat [slachtoffer 1] , betreft, verweer gevoerd ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Hier zal de rechtbank verderop in het vonnis nader op ingaan.
Overige bewijsmiddelen
Voordat de rechtbank dieper ingaat op de betrokkenheid van verdachte bij de feiten, wijst de rechtbank nog op de volgende bewijsmiddelen.
Op 23 juli 2020 heeft verdachte via WhatsApp contact gehad met [medeverdachte 1] . Op dat moment was het niet duidelijk of [slachtoffer 2] nog naar het appartement in [plaats 2] zou komen. Daarbij zou [slachtoffer 1] pas op 24 juli 2020 komen. Dit contact ging onder andere over een zekere [naam 10] . [medeverdachte 1] heeft tijdens dit WhatsApp contact aan verdachte gevraagd wat deze [naam 10] nou wilde. In eerste instantie heeft verdachte geappt dat hij [naam 10] al twee dagen niet had gesproken; hij was namelijk niet op die snap. Even later heeft verdachte geappt dat [naam 10] morgen wil komen en kijken hoe en wat. Daarnaast heeft verdachte aan [medeverdachte 1] geappt dat hij met twee aan het takkie (praten) is en dat [medeverdachte 1] moet geloven dat hij op jacht is. Ook op 24 juli 2020 heeft verdachte via WhatsApp contact gehad met [medeverdachte 1] . Dit contact ging onder andere over een meisje uit Sittard. Verdachte heeft [medeverdachte 1] geappt dat dit meisje tot 23:00 uur kan en dat ze moet worden opgehaald op het station in Sittard. [medeverdachte 1] heeft verdachte hierop geappt dat hij haar moet skippen; het was twee uur heen en twee uur terugrijden. Dit ging hem te ver. [medeverdachte 1] heeft verdachte voorgehouden dat hij dit meisje moest appen dat hij haar best wil halen en afzetten maar dat het heen en terug vier uur rijden is. Hij kan zoiets alleen doen als zij morgenochtend al kan worden opgehaald en tot 23:00 uur kan blijven. Hierop heeft verdachte gevraagd: “en ook werken?”, waarop [medeverdachte 1] heeft geantwoord dat hij haar moet vragen waarom ze niet gewoon twee dagen blijft slapen in het huis. Hierop heeft verdachte geappt dat zij veel vrijheid heeft, want volgens hem heeft zij echt een hele losse instelling. Na de contacten over dit meisje, heeft [medeverdachte 1] die dag nog aan verdachte gevraagd of er ook matjes van hem zijn, die willen krikken. Verdachte heeft hierop geantwoord dat eentje gisteren zei en dat hij hem net heeft geappt. Aan het eind van die dag heeft verdachte aan [medeverdachte 1] gevraagd om die snap over te nemen.
Verdachte heeft over de hierboven genoemde [naam 10] verklaard dat [medeverdachte 1] deze meid via snap of iets dergelijks voorbij heeft zien komen. [medeverdachte 1] heeft toen aan verdachte gevraagd of hij haar voor hem kon regelen; of verdachte in zijn naam met haar kon praten. Dit praten ging via snap. Verdachte heeft dit vervolgens gedaan en zich daarbij voorgedaan als [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte aan haar heeft verteld dat [medeverdachte 1] en hij dingen met het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] wilden doen; zij wilden hiermee geld verdienen. [medeverdachte 2] heeft ook van verdachte gehoord dat [medeverdachte 1] en hij met wat zij deden geld hebben verdiend. [medeverdachte 1] was volgens haar degene die het regelde, de klanten en het geld en verdachte zou hem hierbij hebben geholpen.
Betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten
Verdachte wordt er primair van verdacht dat hij [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in vereniging met een ander of anderen seksueel heeft uitgebuit.
De rechtbank stelt voorop dat voor medeplegen (of in vereniging plegen) een dubbel opzetvereiste geldt: het opzet op de onderlinge samenwerking en het opzet op de verwezenlijking van het feit. Dit dubbele opzet ligt besloten in de voor medeplegen geldende voorwaarde dat sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het begaan van het feit. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat erom dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het feit.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien vast:
  • dat verdachte samen met [medeverdachte 1] het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] heeft opgeknapt. Hier hebben zij twee tweepersoonsbedden in gezet. [medeverdachte 1] en verdachte wilden met dit appartement geld verdienen. In dit appartement hebben vervolgens [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verricht;
  • dat verdachte [slachtoffer 3] , via [medeverdachte 3] , in contact heeft gebracht met [medeverdachte 1] om geld te verdienen door seks te hebben met mannen;
  • dat verdachte in het appartement aanwezig is geweest, toen [slachtoffer 3] daar ook was en zij elkaar dus hebben gezien;
  • dat verdachte en [medeverdachte 1] op 23 juli 2020 via WhatsApp contact met elkaar hebben gehad over [slachtoffer 2] , waarna verdachte in opdracht van [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] heeft gebeld;
  • dat verdachte op 23 juli 2020 samen met [medeverdachte 1] naar [plaats 3] is gereden om [slachtoffer 2] op te halen om prostitutiewerkzaamheden te verrichten;
  • dat het telefoonnummer van verdachte in de telefoon van [slachtoffer 2] is aangetroffen;
  • dat de moeder van [slachtoffer 2] van [slachtoffer 2] heeft gehoord dat er (naast [medeverdachte 1] ) nog een persoon bij betrokken is geweest;
  • dat verdachte [slachtoffer 1] in contact heeft gebracht met [medeverdachte 1] ;
  • dat verdachte, al dan niet op verzoek van [medeverdachte 1] , contacten onderhield met [slachtoffer 1] ;
  • dat verdachte gegevens van [medeverdachte 2] waaronder haar adres, snapnaam en wachtwoord van snap, aan [medeverdachte 1] heeft gestuurd;
  • dat verdachte [slachtoffer 1] samen met [medeverdachte 1] (en [medeverdachte 2] ) heeft opgehaald in [plaats 1] ;
  • dat verdachte meerdere keren aan [medeverdachte 2] heeft gevraagd om [slachtoffer 1] gerust te stellen en te overtuigen om prostitutiewerkzaamheden te verrichten;
  • dat verdachte [slachtoffer 1] samen met [medeverdachte 2] gerust heeft gesteld en haar heeft voorgehouden dat er wel € 1.000,- per maand kan worden verdiend met het verrichten van om prostitutiewerkzaamheden;
  • dat verdachte in de woning is geweest op het moment dat [slachtoffer 1] met een man prostitutiewerkzaamheden verrichtte;
  • dat verdachte geld heeft verdiend met de prostitutiewerkzaamheden door genoemde meisjes;
  • dat verdachte, op verzoek van [medeverdachte 1] , contact heeft gehad met een zekere [naam 10] , waarbij hij zich voordeed als [medeverdachte 1] ;
  • dat verdachte ook contact heeft gehad met een meisje uit Sittard om in het appartement te komen werken;
  • dat verdachte aan [medeverdachte 1] heeft geappt dat hij met twee meisjes aan het takkie (praten) was en dat [medeverdachte 1] moest geloven dat hij op jacht was;
  • dat verdachte aan [medeverdachte 1] heeft geappt dat hij daarnaast contact had met een matje van hem die wel wilde krikken;
  • dat verdachte op 24 juli 2020 aan [medeverdachte 1] vroeg om de snap over te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zo te handelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de feiten. De rechtbank acht het volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte niet wist waar [medeverdachte 1] zich mee bezig hield. Uit de bewijsmiddelen komt immers het beeld naar voren dat [medeverdachte 1] en verdachte samen het idee hadden opgevat om geld te verdienen aan het uitbuiten van meisjes. Daar waar [medeverdachte 1] zich bezig hield met het regelen van een advertentie op de [website] , de contacten met de meisjes en de klanten en het halen en brengen van de meisjes, hield verdachte zich bezig met het zoeken naar (jagen op) geschikte meisjes (in de leeftijdscategorie waartoe verdachte behoorde, [medeverdachte 1] was immers zo’n 6 jaar ouder) en jongens die wel seksuele handelingen wilden plegen (krikken). Ook nam hij af en toe de contacten met de meisjes van [medeverdachte 1] over en reed hij met [medeverdachte 1] mee om de meisjes op te halen. Voor de rechtbank staat buiten kijf dat verdachte het opzet op de onderlinge samenwerking en op de verwezenlijking van de feiten heeft gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest om van medeplegen te kunnen spreken.
Eindconclusie
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] seksueel heeft uitgebuit in de zin van artikel 273f lid 1 sub 2, sub 5 en sub 8 Sr, zoals onder de feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste is gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair:
in de periode van 18 juli 2020 tot en met 24 juli 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen,
A.
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 4] 2006),
* heeft geworven, vervoerd, gehuisvest met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2°), en
* ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 5°)
EN
B.
* opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedag 4] 2006) met een derde tegen betaling, terwijl die
[slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 8°)
immers hebben verdachte en/of zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] ertoe aangezet en overgehaald om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en in de gelegenheid gesteld tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en daartoe afspraken gemaakt en
- die [slachtoffer 1] gevraagd welke seksuele handelingen die [slachtoffer 1] wel en niet
wilde verrichten en
-die [slachtoffer 1] eenmaal seks laten hebben in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] van [medeverdachte 1] en
-die [slachtoffer 1] gerust/op haar gemak gesteld en die [slachtoffer 1] verteld dat alles betrouwbaar was en die [slachtoffer 1] verteld dat [medeverdachte 2] , dit werk (prostitutiewerkzaamheden) ook doet en dat het niet erg was om dit werk te doen en dat die [slachtoffer 1] veel geld kon verdienen met dit werk (prostitutiewerkzaamheden) en die [slachtoffer 1] verteld dat [medeverdachte 2] wel 1000 euro in de maand verdiende met dit werk (prostitutiewerkzaamheden) en dat die [slachtoffer 1] ook 1000 euro in de maand met dit werk kon verdienen en die [slachtoffer 1] overtuigd dat ze dit werk (prostitutiewerkzaamheden) kon doen en
- een telefoon tbv het maken van seks-afspraken tussen die [slachtoffer 1] en de klanten gebruikt en seks-afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 1] via een telefoon en
- contacten onderhouden met (potentiële) klanten en (potentiële) klanten benaderd ten behoeve van het hebben van seks met die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] foto’s van zichzelf laten maken en deze doorgestuurd naar (potentiële) klant(en) en
- die [slachtoffer 1] ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden meermalen met de auto opgehaald in [plaats 1] en vervolgens vervoerd naar [plaats 2] en vervolgens weer terug vervoerd naar [plaats 1] en
- zorg gedragen voor de controle en begeleiding op de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1]
2. primair:
in de periode van 17 juli 2020 tot en met 23 juli 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 3] tezamen en in vereniging met een ander,
A.
[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 5] 2007),
* heeft geworven, vervoerd, gehuisvest met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2°), en
* telkens ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd
van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 5°)
EN
B.
* telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer 2]
(geboren [geboortedag 5] 2007) met een derde tegen betaling, terwijl
die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 8°)
immers hebben verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer 2] meermalen ertoe aangezet om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en in de gelegenheid gesteld tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en daartoe afspraken gemaakt en
- die [slachtoffer 2] meermalen seks laten hebben in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] van diens [medeverdachte 1] en
- een telefoon tbv het maken van seks-afspraken tussen die [slachtoffer 2] en de klanten gebruikt en seks-afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 2] via een telefoon en
- contacten onderhouden met (potentiële) klanten en (potentiële) klanten
benaderd ten behoeve van het hebben van seks met die [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 2] ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden meermalen met de auto opgehaald in [plaats 3] en vervolgens vervoerd naar [plaats 2] en
- zorg gedragen voor controle en begeleiding op de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2]
3. primair:
in de periode van 22 juni 2020 tot en met 17 juli 2020 te [plaats 2] en/of [plaats 4] tezamen en in vereniging met anderen
A.
[slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 2] 2005),
* heeft geworven, vervoerd, gehuisvest met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer 3] , terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 2°), en
* telkens ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 5°)
EN
B.
* telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag 2] 2005) met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 8°)
immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 3] onderdak aangeboden in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] van [medeverdachte 1] en
- die [slachtoffer 3] meermalen ertoe aangezet om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en in de
gelegenheid gesteld tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en daartoe afspraken gemaakt en
- advertenties met daarop foto's van die [slachtoffer 3] laten plaatsen op een (prostitutie) [website] ) met op die website vermeld het mobiele telefoonnummer van diens [medeverdachte 1] en
- een telefoon tbv het maken van seks-afspraken tussen die [slachtoffer 3] en de klanten gebruikt en seks-afspraken gemaakt voor die [slachtoffer 3] via een telefoon en
- contacten onderhouden met (potentiële) klanten en (potentiële) klanten benaderd ten behoeve van het hebben van seks met die [slachtoffer 3] en
- zorg gedragen voor controle en begeleiding op de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3]
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 94 dagen met aftrek van de dagen die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij de Waag of Fivoor of een andere soortgelijke instelling, indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen vervangende jeugddetentie indien verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren mocht verrichten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij de bepaling van de straf rekening te houden met het tijdsverloop waarvan in deze zaak inmiddels sprake is. De redelijke termijn is ruimschoots overschreden. Ook verzoekt de verdediging om rekening te houden met het geringe aandeel dat verdachte bij de feiten heeft gehad en dat over verdachte geen zorgen zijn. Daarbij heeft verdachte er belang bij dat hij geen hogere werkstraf krijgt dan 40 uur. Verdachte heeft namelijk een VOG nodig om bedrijfsleider te kunnen worden in een horecazaak van zijn vader. De verdediging verzoekt dan ook om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of aan hem een voorwaardelijke werkstraf op te leggen die de 40 uur niet overschrijdt. De verdediging kan zich ook vinden in een straf gelijk aan de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de seksuele uitbuiting van drie minderjarige meisjes van destijds 13, 14 en 15 jaar oud. Verdachte heeft om dit mogelijk te maken samen met [medeverdachte 1] het appartement van [medeverdachte 1] zus aan de [adres 2] te [plaats 2] opgeknapt en hierin twee tweepersoonsbedden geplaatst. Verdachte en [medeverdachte 3] hebben [medeverdachte 1] in contact gebracht met het eerste slachtoffer, [slachtoffer 3] , van destijds 15 jaar oud. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 3] een aantal weken na het eerst contact opgehaald bij een opvanglocatie van [hulporganisatie] en gedurende een aantal dagen bij hem laten verblijven in het appartement van zijn zus. [medeverdachte 1] heeft twee advertenties op [website] geplaatst om de seksuele diensten van [slachtoffer 3] aan te bieden, eerst de advertentie ‘ [naam 2] ’ en daarna de advertentie ‘ [naam 4] ’. [slachtoffer 3] heeft in de tijd dat zij bij [medeverdachte 1] heeft verbleven met twee mannen prostitutiewerkzaamheden verricht. Een paar dagen later is zij door de politie in het bijzijn van [medeverdachte 1] in het appartement aangetroffen. Zij is door de politie meegenomen en gesloten geplaatst. Verdachte is toen op zoek gegaan naar een ander meisje, met wie geld kon worden verdiend. Hij heeft [medeverdachte 1] toen in contact gebracht met [slachtoffer 1] van destijds 14 jaar oud. Ook is [medeverdachte 1] rond die tijd in contact gekomen met [slachtoffer 2] van destijds 13 jaar oud. [slachtoffer 1] wilde eerst komen kijken in het appartement aan de [adres 2] te [plaats 2] . [medeverdachte 1] heeft haar hiervoor opgehaald in haar woonplaats [plaats 1] . Vijf dagen later heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] opnieuw opgehaald in [plaats 1] en heeft zij in het appartement met een man prostitutiewerkzaamheden verricht. Omdat zij dit spannend vond, heeft verdachte aan [medeverdachte 2] gevraagd om [slachtoffer 1] gerust te stellen en te overtuigen. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben dit voorafgaand aan de prostitutiewerkzaamheden ook gedaan. Daarnaast zijn zij (de eerste en/of tweede keer) met [medeverdachte 1] meegereden om [slachtoffer 1] in [plaats 1] op te halen. [slachtoffer 2] heeft op drie dagen tussen de dag dat [slachtoffer 1] is komen kijken in het appartement en de dag dat zij daar prostitutiewerkzaamheden heeft verricht, in het appartement met meerdere mannen prostitutiewerkzaamheden verricht. Zij is daarbij door [medeverdachte 1] in haar woonplaats [plaats 3] opgehaald en weer teruggebracht. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben in die periode allebei contact met [slachtoffer 2] onderhouden en verdachte is de laatste keer met [medeverdachte 1] mee geweest om [slachtoffer 2] in [plaats 3] op te halen. [slachtoffer 2] is toen echter niet op komen dagen. [medeverdachte 1] heeft voor alle drie de meisjes met zijn telefoon actief klanten benaderd en contacten met klanten onderhouden. Hij heeft het geld dat voor de meisjes is betaald van de klanten aangenomen en is, al dan niet samen met verdachte en/of [medeverdachte 2] , in het appartement aanwezig geweest om zorg te dragen voor controle en begeleiding op de prostitutiewerkzaamheden van de meisjes. [medeverdachte 1] en verdachte hebben met de prostitutiewerkzaamheden geld verdiend; [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben hiervoor in ieder geval geen geld gekregen.
De rechtbank rekent verdachte de seksuele uitbuiting van de nog zeer jonge meisjes zwaar aan. Of verdachte wel of niet wist dat alle meisjes net als hijzelf nog minderjarig waren doet daar niet aan af. Het komt de rechtbank voor dat hij hun mogelijk nog jonge leeftijd voor lief heeft genomen. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen van de meisjes. Wat het extra kwalijk maakt is dat het hier ging om drie zeer kwetsbare meisjes, die al te kampen hadden met persoonlijke problematiek en/of een problematische thuissituatie.
Door zo te handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de meisjes. Niet voor niets heeft de wetgever in artikel 273f Sr minderjarigen maximaal willen beschermen tegen de handelingen waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort feiten nog gedurende lange tijd hiervan psychische schade ondervinden. Dat ook [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hiervan schade hebben ondervonden, blijkt onder andere uit de toelichting bij hun vorderingen tot schadevergoeding. De impact van deze gebeurtenissen op alle drie de meisjes is enorm geweest. Zij hebben nog steeds last van hetgeen hen bijna drieënhalf jaar geleden is overkomen. Verdachte heeft door zijn egoïstische handelen de levens van deze meisjes, die nog in de bloei van hun ontwikkeling waren, ernstig beschadigd.
Persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met het blanco strafblad van verdachte.
Ook houdt de rechtbank rekening met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) van 4 september 2023 dat over verdachte is opgemaakt en de toelichting hierop ter zitting. De Raad heeft aangegeven dat uit het onderzoek geen zorgen naar voren zijn gekomen over het functioneren van verdachte op de verschillende leefgebieden; thuis, op school en in zijn vrije tijd gaat het goed met verdachte. De Raad adviseert om aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met hetgeen namens de jeugdreclassering over verdachte tijdens de zitting naar voren is gebracht. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat verdachte zich in de afgelopen twee jaar als een ontkennende verdachte heeft opgesteld. Mocht hij schuldig worden verklaard aan de ten laste gelegde feiten, dan heeft hij dus twee jaar de schone schijn opgehouden en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. In dat geval adviseert de jeugdreclassering om ook begeleiding door de jeugdreclassering en een behandeling bij De Waag of Fivoor als bijzondere voorwaarde op te leggen. Enkel het opleggen van een werkstraf, zoals door de Raad is geadviseerd, vindt de jeugdreclassering dan te weinig.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de straf eveneens rekening met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven. Hij heeft dus ook geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en inzicht getoond in het verwerpelijke hiervan. Ook wat dit betreft lijkt hij zijn eigen belang voorop te stellen.
Straf
Verder houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarbij betrekt de rechtbank de omstandigheid dat de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak van verdachte moest zijn afgedaan, is overschreden. Deze overschrijding is niet aan de verdediging te wijten. Dit zal, net als de nog jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten tot strafvermindering leiden.
Nu de rechtbank meer bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank aan verdachte een hoge straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank is daarbij wel gebonden aan het strafmaximum in jeugdzaken.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een jeugddetentie van 94 dagen met aftrek van de dagen die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde de meldplicht bij de jeugdreclassering. De jeugdreclassering zal zo nog maximaal twee jaar bij verdachte betrokken blijven om hem te leren verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden en zijn geweten verder vorm te geven. Daarnaast zal de rechtbank aan hem de maximale werkstraf opleggen, te weten een werkstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen jeugddetentie indien verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren mocht verrichten. De ernst van de feiten rechtvaardigen een hogere straf dan de door de verdediging verzochte werkstraf van 40 uur, laat staan een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.

7.De benadeelde partij

Feit 1
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 primair heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 3.000,- billijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2020. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Feit 2
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade voor feit 2.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 2 primair heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 3.000,- billijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2020. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Bij de bepaling van dit bedrag heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de betaling van de immateriële schadevergoeding waartoe de klanten van [slachtoffer 2] bij vonnissen van heden zijn veroordeeld. De immateriële schade die als gevolg van het onderhavige feit aan [slachtoffer 2] is toegebracht kan namelijk niet losgezien worden van de immateriële schade die door de feiten waarvoor deze klanten zijn veroordeeld aan haar is toegebracht. Daarbij is de rechtbank uitgegaan van een in totaal aan [slachtoffer 2] toegebrachte immateriële schade van
€ 6.000,-.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.
Feit 3
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade voor feit 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 3 primair heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 2.500,- billijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2020. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair:telkens: mensenhandel door twee of meer verenigde personen, terwijl de persoon, ten aanzien van wie in artikel 273f eerste lid van het Wetboek van Strafrecht sub 2, sub 5 en sub 8 omschreven feiten wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 94 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden bij de jeugdreclassering zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
Van rechtswegegelden hierbij nog de volgende
voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, zijn medewerking verleent aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, te weten een werkstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
100 dagen;

Benadeelde partijen

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van
€ 3.000,-,aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 juli 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] (feit 1),
€ 3.000,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 juli 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van
€ 3.000,-, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 juli 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] (feit 2),
€ 3.000,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
17 juli 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3]van
€ 2.500,-aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 juni 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3]
(feit 3),
€ 2.500,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 juni 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. T.M. Brouwer en mr. M. Pellikaan, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 december 2023.