ECLI:NL:RBZWB:2023:8284

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
AWB- 22_916
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvragen maatwerkvoorzieningen Wmo

Op 17 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. I.A.C. Cools, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 30 december 2021, waarin zijn aanvragen om diverse maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) werden afgewezen. Tijdens de zitting op 23 mei 2023 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om gebreken in het besluit te herstellen, wat resulteerde in een tussenuitspraak op 2 juni 2023. Het college heeft daarop nader onderzoek gedaan en een aanvullende motivering ingediend, waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 3 november 2023 gesloten.

In de uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit, met betrekking tot de weigering om een zwaardere accu te verstrekken, aan een motiverings- en onderzoeksgebrek lijdt. De rechtbank concludeert dat het college, rekening houdend met de resultaten van het nadere onderzoek, voldoende heeft gemotiveerd dat de geleverde accu in het algemeen voldoende is voor de vervoersbehoefte van eiser op korte en middellange afstand. Eiser heeft incidenteel problemen gehad met de accu, maar dit betekent niet dat de accu niet toereikend is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit voor zover het de weigering van de zwaardere accu betreft, en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte in stand blijven. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.092,50.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/916 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.A.C. Cools),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 30 december 2021 (bestreden besluit) van het college inzake de afwijzing van zijn aanvragen om diverse maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Het beroep is op 23 mei 2023 op zitting behandeld.
Bij tussenuitspraak van 2 juni 223 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om de geconstateerde gebreken te herstellen.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak nader onderzoek gedaan en een aanvullende motivering ingediend. Eiser heeft gereageerd op de reactie van het college.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Op 3 november 2023 is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit, voor zover dit betrekking had op de weigering een zwaardere accu te verstrekken, aan een motiverings- en onderzoeksgebrek lijdt. Het college is in de gelegenheid gesteld om nader onderzoek te doen en een nadere motivering te geven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het college rekening houdend met de resultaten van het nadere onderzoek, toereikend heeft gemotiveerd dat de geleverde accu voldoende vermogen heeft om bestemmingen op de korte en middellange afstanden te bereiken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4. Het college heeft onderzoek gedaan bij [bedrijf]. Uit dat onderzoek is gebleken dat een medewerker van [bedrijf] in de jaren 2020 en 2021 twee maal bij eiser is geweest vanwege problemen met de accu. In 2017 was dat één keer. Daarbij heeft [bedrijf] opgemerkt dat eiser in die situatie dat hij stil kwam te staan, verder met zijn scootmobiel heeft gereden dan de beschikbare accu-capaciteit. Eiser heeft deze onderzoeksgegevens niet betwist. Verder is toegelicht dat eiser met de beschikbare accu 30 tot 40 km kan rijden.
5. Hoewel aan eiser moet worden toegegeven dat uit het onderzoek niet expliciet blijkt wat de invloed van eisers gewicht op de actieradius is, blijkt uit de praktijk dat eiser slechts incidenteel problemen heeft gehad met de accu. Anders dan eiser tijdens het primaire onderzoek en tijdens de hoorzitting heeft gesteld, is het dus niet zo dat hij vaak stil komt te staan met zijn scootmobiel. De rechtbank kan uit de onderzoeksgegevens niet anders concluderen dan dat de geleverde accu in het algemeen voldoende is voor de vervoersbehoefte van eiser op de korte en middellange afstand. Dat eiser incidenteel hulp nodig heeft omdat de accu geen capaciteit meer had, maakt niet dat hier anders over geoordeeld moet worden. Mogelijk dat eiser in die gevallen niet met een volledig opgeladen accu is vertrokken of dat hij een te grote afstand heeft willen reizen. In ieder geval blijkt uit die incidenten niet dat de accu niet toereikend is voor vervoer op de korte en middellange afstand. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college de gevraagde accu op goede gronden heeft geweigerd.
6. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, zal het beroep gegrond worden verklaard. De rechtbank zal het bestreden besluit, voor zover daarbij is geweigerd een zwaardere accu toe te kennen, vernietigen.
Omdat het college de gebreken heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dat wordt vernietigd, in stand.
7. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. De rechtbank zal het college veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 837,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij is geweigerd een zwaardere accu toe te kennen;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 50,-- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.