ECLI:NL:RBZWB:2023:8266

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
: 02-148085-22 + 02-029379-21 (TUL) + 02-107267-22 + 02-181548-21 + 02-128624-21 + 02-155699-21 + 02-231422-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van zoon, conducteur en buurtgenoot met bedreiging en vernieling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2023, is de verdachte beschuldigd van meerdere mishandelingen, bedreigingen en vernielingen. De zaak betreft onder andere de mishandeling van zijn zoon, waarbij de verdachte hem heeft gebeten en met een kruk heeft geslagen. Daarnaast heeft de verdachte een conducteur mishandeld door hem in de arm te bijten en een buurtgenoot bedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat hij niet wil meewerken aan behandeling. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 120 dagen opgelegd, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van zijn zoon, de vernieling van een vaas, de belediging van een politieambtenaar en de mishandeling van de conducteur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het recidiverisico en de psychische problematiek van de verdachte, die voortkomt uit een posttraumatische stressstoornis en alcoholmisbruik. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de schadevergoeding aan de conducteur is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-148085-22 + 02-029379-21 (TUL) + 02-107267-22 + 02-181548-21 + 02-128624-21 + 02-155699-21 + 02-231422-23
vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
in de Basisregistratie Personen ingeschreven onder het briefadres
[adres]
raadsman mr. R.S. Vriend, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn de zaken onder voormelde parketnummers overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering gevoegd en is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlasteleggingen

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-148085-22
feit 1: zijn zoon zwaar heeft mishandeld, dan wel heeft mishandeld door hem met een bord tegen het hoofd te slaan;
feit 2: zijn zoon heeft mishandeld door hem te slaan, schoppen en/of bijten;
02-107267-22
feit 1: de heer [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2: de heer [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3: een vaas heeft vernield;
feit 4: de heer [slachtoffer 3] , brigadier bij de politie, heeft beledigd;
02-181548-21
de heer [slachtoffer 4] heeft mishandeld;
02-128624-21
mevrouw [slachtoffer 5] en/of de heer [slachtoffer 6] met een mes heeft bedreigd;
02-155699-21
feit 1: de heer [slachtoffer 7] heeft bedreigd;
feit 2: de heer [slachtoffer 7] heeft mishandeld;
02-231422-23
de heer [slachtoffer 8] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht:
ten aanzien van 02-148085-22:
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 tenlastegelegde mishandeling van zijn zoon. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, de foto’s van het letsel, de medische informatie en de verklaring van verdachte bij de politie dat hij voor de grap heeft gebeten tijdens het stoeien met zijn zoon.
Verdachte dient van feit 1 vrijgesproken te worden, nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
ten aanzien van 02-107267-22:
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 1] . Hij baseert zich daarbij op de aangifte en de verklaring van [getuige 1] .
Ook de onder feit 3 tenlastegelegde vernieling van een vaas acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte en de verklaring van [getuige 1] . De onder feit 4 tenlastegelegde belediging van verbalisant [slachtoffer 3] acht de officier van justitie wettig en overtuigen bewezen op basis van de bevindingen van verbalisanten [slachtoffer 3] en [verbalisant] .
De onder feit 2 tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 2] acht de officier van justitie wel wettig, maar niet overtuigend bewezen. Verdachte moet van dit feit vrijgesproken worden.
ten aanzien van 02-181548-21:
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] mishandeld heeft. Hij baseert zich op de aangifte, de aanvulling op de aangifte, de foto’s van het letsel, de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] en de verklaring van verdachte bij de politie dat hij [slachtoffer 4] heeft weggeduwd en tegen een krukje heeft geschopt.
ten aanzien 02-128624-21:
wettig en overtuigend dat verdachte [slachtoffer 6] heeft bedreigd met een mes. Hij baseert zich daarbij op het proces-verbaal van bevindingen voor wat betreft het aantreffen van verdachte. Ook baseert hij zich op de verklaringen van mevrouw [slachtoffer 5] en de heer [slachtoffer 7] . De officier van justitie vordert verdachte vrij te spreken van de bedreiging van mevrouw [slachtoffer 5] .
ten aanzien van 02-155699-21:
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging van de heer [slachtoffer 7] . Hij baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaringen van de getuigen mevrouw [slachtoffer 5] , mevrouw [getuige 4] , mevrouw [getuige 5] en de verklaring van verdachte zelf. Er is geen sprake geweest van een noodweersituatie, nu verdachte zelf zijn woning binnen is gegaan, een stuk hout heeft gepakt en de confrontatie is aangegaan met de heer [slachtoffer 7] .
Ook de onder feit 2 tenlastegelegde mishandeling van de heer [slachtoffer 7] acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, het letsel en de verklaring van verdachte waaruit blijkt dat hij de confrontatie heeft opgezocht.
ten aanzien van 02-231422-23:
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van de heer [slachtoffer 8] . Hij baseert zich daarbij op de aangifte, de foto’s van het letsel en proces-verbaal van bevindingen inhoudende een verklaring van mevrouw [getuige 6] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank:
ten aanzien van 02-148085-22:
niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde feiten. Voor de onder feit 1 tenlastegelegde (zware) mishandeling blijkt uit het dossier niet dat verdachte met een bord op het hoofd van zijn zoon heeft geslagen. Ook ontkent verdachte de onder feit 2 tenlastegelegde mishandeling van zijn zoon. Zij hebben enkel gestoeid en hij heeft voor de grap gebeten, waardoor het vereiste opzet ontbreekt.
ten aanzien van 02-107267-22:
niet tot een bewezenverklaring kan komen van de mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte ontkent geslagen te hebben. Verdachte kan zich niet herinneren iets tegen de verbalisant gezegd te hebben, maar heeft dit niet opzettelijk willen doen. Ten aanzien van de onder feit 3 tenlastegelegde vernieling van een vaas heeft de verdediging zich niet uitgelaten.
ten aanzien van 02-181548-21:
niet tot een bewezenverklaring kan komen. Aangever [slachtoffer 4] probeerde binnen te komen bij verdachte. Op enig moment heeft verdachte met zijn handen in de richting van de keel van aangever [slachtoffer 4] geduwd, waarbij waarschijnlijk door zijn lange nagels krassen zijn achtergebleven. Verdachte heeft het krukje slechts in de richting van aangever [slachtoffer 4] geschopt, maar daarmee niet geslagen of gedreigd. Ook heeft verdachte niet geslagen of gestompt tegen het lichaam van aangever [slachtoffer 4] .
ten aanzien 02-128624-21:
niet tot een bewezenverklaring kan komen. Verdachte is van mening dat van een bedreiging geen sprake was. De getuigenverklaringen komen uit één bron. Verdachte ontkent dat hij een mes heeft vast gehad of hiermee stekende of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt.
ten aanzien van 02-155699-21:
niet tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten kan komen. Verdachte is degene die juist slachtoffer is van bedreiging en mishandeling door [slachtoffer 7] . Verdachte heeft daar ook letsel door opgelopen en aangifte van gedaan. De getuigenverklaringen komen uit één bron, namelijk de (schoon)familie van getuige [slachtoffer 5] en de vrienden- en kennissenkring. Zij zijn als onbetrouwbaar aan te merken, aangezien uit het dossier blijkt dat verdachte veel letsel had, maar de getuigen niet hebben gezien dat hij door [slachtoffer 7] geslagen is.
ten aanzien van 02-231422-23:
een beroep op noodweer dient te honoreren. Uit het dossier blijkt dat verdachte als eerste werd geslagen. Op enig moment vielen verdachte, de man die hem aan het slaan was en de heer [slachtoffer 8] op de grond. Voor verdachte was niet duidelijk wie op hem lag en hij heeft dus ook niet geweten dat hij in de arm van [slachtoffer 8] beet. Dit is niet zijn bedoeling geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van 02-148085-22:
De rechtbank is ten aanzien van feit 1 van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zijn zoon met een bord tegen het hoofd heeft geslagen. Van dit feit wordt hij dan ook vrijgesproken. Wel kan op grond van de aangifte en het bij slachtoffer waargenomen en gedocumenteerde letsel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 tenlastegelegde mishandeling van zijn zoon.
ten aanzien van 02-107267-22:
De rechtbank is ten aanzien van de feiten 1 en 2 van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om wettig en overtuigend bewezen te verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het letsel dat bij [slachtoffer 2] is geconstateerd, is veroorzaakt door geweldhandelingen van verdachte. Ten aanzien van [slachtoffer 1] ondersteunen de camerabeelden, noch de getuigenverklaring van [getuige 1] dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen. Verdachte wordt daarom van die feiten vrijgesproken.
Op grond van de bewijsmiddelen kan wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte de onder feit 3 tenlastegelegde vernieling en de onder feit 4 tenlastegelegde belediging van brigadier van politie [slachtoffer 3] heeft gepleegd.
ten aanzien van 02-181548-21:
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte, het letsel bij aangever en de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer 4] door verdachte mishandeld is.
ten aanzien 02-128624-21:
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte [slachtoffer 6] heeft bedreigd met een mes. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten dat [slachtoffer 5] ook door verdachte bedreigd is met een mes. Voor dat deel van de tenlastelegging zal hij dan ook worden vrijgesproken.
ten aanzien van 02-155699-21:
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer 7] .
Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 7] is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte [slachtoffer 7] heeft geslagen. De verklaring van [slachtoffer 7] wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
ten aanzien van 02-231422-23:
Uit het dossier blijkt dat verdachte op enig moment onenigheid kreeg met drie andere treinreizigers. [slachtoffer 8] , in zijn hoedanigheid als conducteur en ook zodanig herkenbaar aan zijn uniform, wilde de veiligheid in de trein en op het perron waarborgen en voorkomen dat er gewonden zouden vallen. Om die reden heeft hij verdachte uit de trein getrokken, tegengehouden toen hij weer de trein in wilde gaan en naar de grond geduwd. Daarna werd [slachtoffer 8] in zijn arm gebeten door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden weliswaar kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een onmiddellijke aanranding van verdachte door [slachtoffer 8] , maar dat deze niet wederrechtelijk is geweest. Daarom is dan ook geen sprake van een noodweersituatie geweest en is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 8] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van 02-148085-22:
2
op 14 juni 2022 te Vlissingen zijn zoon, [slachtoffer 9] ,
heeft mishandeld door
- meermalen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 9] te slaan en/of te schoppen en
- in zijn nek en/of zijn keel te bijten;
ten aanzien van 02-107267-22:
3
op 28 april 2022 te Vlissingen opzettelijk en wederrechtelijk een vaasje dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft vernield;
4
op 28 april 2022 te Middelburg, opzettelijk
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , brigadier bij de politie
Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "Fuck you", en door zijn, verdachtes, middelvinger, naar die [slachtoffer 3] op te steken;
ten aanzien van 02-181548-21:
op 8 juli 2021 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, de heer [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] :
- bij de keel te grijpen en de keel dicht te knijpen, en
- met een krukje te slaan tegen het lichaam;
ten aanzien van 02-128624-21:
op 4 december 2020 te Axel, gemeente Terneuzen, de heer [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een mes te tonen aan die
[slachtoffer 6] en met dat mes dreigend
meerdere stekende en/of zwaaiende bewegingen te maken in de
richting van die [slachtoffer 6] ;
ten aanzien van 02-155699-21:
1
op 13 februari 2021 te Axel, gemeente Terneuzen [slachtoffer 7] heeft bedreigd met zware mishandeling,
door - terwijl hij, verdachte, een houten tafelpoot in zijn
hand had - dreigend in de richting van die [slachtoffer 7] te lopen en hem met die
tafelpoot in de hand te achtervolgen;
ten aanzien van 02-231422-23:
op 23 augustus 2023 te Rotterdam [slachtoffer 8] heeft mishandeld door in de arm van die [slachtoffer 8] te Bijten.
Voor zover er in de tenlasteleggingen kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht maanden waarvan drie maanden voorwaardelijke met een proeftijd van 2 jaren en onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Er kan volstaan worden met een oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast is de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met enkel de algemene voorwaarden in het kader van preventie voldoende.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn zoon waarbij is gebeten, aan de mishandeling van een conducteur waarbij weer is gebeten en de mishandeling van een buurtgenoot door hem onder andere met een kruk te slaan. Dit zijn mishandelingen waar het toegepaste geweld intensiever is dan een simpele droge klap. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van de slachtoffer aangetast. Hij heeft de slachtoffers letsel toegebracht en ook schrik aangejaagd. Ten aanzien van de zoon geldt nog dat de mishandeling heeft plaatsgevonden binnen de huiselijke kring, waardoor verdachte zijn zoon het gevoel van veiligheid en geborgenheid heeft ontnomen.
Ook heeft verdachte twee bedreigingen geuit, waarbij hij de ene keer een mes heeft getoond aan Goetheer en daarmee heeft gezwaaid, en de andere keer met een houten tafelpoot achter [slachtoffer 7] is gelopen. Ook deze feiten maken dat slachtoffers schrik wordt aangejaagd en hun gevoel van veiligheid wordt aangetast.
Daarnaast heeft verdachte een vaasje vernield en een brigadier van politie beledigd. Door de ambtenaar te beledigen heeft verdachte minachting getoond voor het bevoegd gezag.
Het vorenstaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met straffen die doorgaans voor vergelijkbare feiten worden opgelegd. Ook wordt rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder veroordeeld is vanwege bedreiging en belediging.
De rechtbank houdt verder rekening met de rapporten die over de persoon van verdachte zijn opgemaakt door een psycholoog en de reclassering.
De psycholoog heeft in het rapport van 28 oktober 2022 geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een post traumatische stress stoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Verdachte is ernstig getraumatiseerd en hanteert daarbij een destructieve coping. Hij nuttigt alcohol om minder te voelen, maar dit zorgt voor onrustige, machteloze en agressieve gevoelens. Verdachte is een zeer beschadigd en angstig man die wanhopig probeert zijn emoties en angsten onder controle te houden/krijgen en hierbij alcohol gebruikt. Door dit alcoholgebruik wordt hij echter veel meer ontremd dan hij zelf in de gaten lijkt te hebben.
Gezien de ernstige problematiek die debet is aan het (bij tijden ongecontroleerde, ernstige) alcoholgebruik, wordt geadviseerd betrokkene de hem ten laste gelegde feiten (die alle onder invloed van alcohol zijn gepleegd) in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De psycholoog is van mening dat het van groot belang is dat verdachte klinisch behandeld wordt om de negatieve spiraal waarin hij terechtgekomen is te doorbreken. Op ambulante basis is ten gevolge van de hevige traumata die sterk afgeweerd worden door het misbruik van alcohol, niets mogelijk.
De reclassering heeft bij rapport van 8 november 2023 evenals de psycholoog het recidiverisico als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte is niet ontvankelijk voor het drang- en dwangkader.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd moet worden over en maakt die tot de hare. Hoewel de rechtbank de conclusie van de psycholoog onderschrijft dat verdachte klinisch behandeld zou moeten worden, is verdachte zeer stellig in zijn opvatting dat hij niet wil meewerken aan behandeling. De rechtbank volgt daarom het advies van de reclassering dat een drang- en dwangkader op dit moment en onder deze omstandigheden niet haalbaar is en zal een straf opleggen zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook is in de zaken met parketnummers 02-181548-21, 02-128624-21 en 02-155699-21 de redelijke termijn in lichte mate overschreden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 120 dagen waarvan 87 dagen voorwaardelijke met een proeftijd van twee jaren en onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest passend is.

7.De benadeelde partijen

Ten aanzien van parketnummer 02-107267-22:
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 829,- voor feit 2.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Ten aanzien van parketnummer 02-128624-21:
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 5.000,- voor het tenlastegelegde feit.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Ten aanzien van parketnummer 02-155699-21:
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 7.000,- voor feit 2.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Ten aanzien van parketnummer 02-231422-23:
De benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert een schadevergoeding van € 400,- voor het tenlastegelegde feit.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2023. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
Ten aanzien van parketnummer 02-128624-21:
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en dat het feit is begaan met behulp van dat voorwerp.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

Ten aanzien van parketnummer 02-029379-21:
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf van 20 uren, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 4 mei 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij dat op dit moment niet opportuun acht.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 266, 267, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan:
ten aanzien van 02-148085-22:
- het onder 1 tenlastegelegde feit;
ten aanzien van 02-107267-22:
- de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
ten aanzien van 02-155699-21:
- het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van 02-148085-22:
feit 2:Mishandeling van zijn kind;
ten aanzien van 02-107267-22:
feit 3:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4:Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van 02-181548-21:
Mishandeling;
ten aanzien van 02-128624-21:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
ten aanzien van 02-155699-21:
feit 1:Bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van 02-231422-23:
Mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
ten aanzien van parketnummer 02-128624-21:
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1. STK Mes (Omschrijving: G22777717, Bk Excellent);
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 02-029379-21 af;
Benadeelde partijen
Ten aanzien van parketnummer 02-107267-22:
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Ten aanzien van parketnummer 02-128624-21:
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Ten aanzien van parketnummer 02-155699-21:
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 7] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;

Ten aanzien van parketnummer 02-231422-23:

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van € 400,-. aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 8] , € 400,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 23 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 8 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 november 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.