ECLI:NL:RBZWB:2023:8257

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/02/414523 / FA RK 23-4629
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een gecertificeerde instelling tot voogdij over een minderjarige na beëindiging ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 november 2023 een beschikking gegeven in een voogdijzaak betreffende een minderjarige, geboren in 2008. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, gevestigd te Middelburg, te belasten met de voogdij over de minderjarige. Dit verzoek volgde op eerdere beschikkingen waarbij de minderjarige onder toezicht was gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag van de moeder op 6 december 2019 is beëindigd en dat de gezagdragende vader op 25 juli 2023 is overleden. Hierdoor was er geen wettige voorziening in het gezag over de minderjarige.

De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad beoordeeld en geconcludeerd dat de GI, die al de voorlopige voogdij uitoefent, ook de definitieve voogdij moet krijgen. De kinderrechter heeft hierbij het advies van de Raad gevolgd, aangezien de GI bekend is met de situatie van de minderjarige en in staat is om zijn belangen te behartigen, met name in het kader van de juridische en financiële afwikkeling van de nalatenschap van de vader. De minderjarige heeft ook zelf aangegeven dat hij het wenselijk vindt dat de GI betrokken blijft.

De kinderrechter heeft de GI benoemd tot voogdes over de minderjarige, de voorlopige voogdij opgeheven en verklaard dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
zaaknummer: C/02/414523 / FA RK 23-4629
datum uitspraak: 14 november 2023

beschikking voogdij

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Breda,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Middelburg.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 september 2023, ingekomen bij de griffie op 29 september 2023.

De feiten

Bij beschikking van 19 juli 2022 is [minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld met ingang van 19 juli 2022 tot 19 juli 2023.
Bij beschikking van 20 juni 2023 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 23 juni 2023 tot 19 juli 2023.
Bij beschikking van 17 juli 2023 zijn deze maatregelen verlengd voor de periode van 19 juli
2023 tot 19 juli 2024.
[minderjarige] verblijft op dit moment in een pleeggezin.
Het ouderlijk gezag van de moeder is beëindigd op 6 december 2019.
De gezagdragende vader is overleden op 25 juli 2023.
Bij beschikking van 26 juli 2023, opgevolgd door de beschikking van 7 augustus 2023, is de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] , totdat nader zal zijn beslist omtrent de uitoefening van het gezag over [minderjarige] . Tevens is bij beschikking van 7 augustus 2023 bepaald dat de maatregel van rechtswege eindigt na drie maanden, te weten op 26 oktober 2023, tenzij voor het einde van die termijn om een voorziening in het gezag over [minderjarige] is verzocht.

Het verzoek

De Raad verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, om op grond van artikel 1:295 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de GI te belasten met de voogdij over [minderjarige] .

De beoordeling

Op grond van artikel 1:295 van het BW (in samenhang gelezen met artikel 1:299 van het BW) kan de rechtbank, voor zover hier van belang, op verzoek van de Raad een voogd benoemen over alle minderjarigen die niet onder ouderlijk gezag staan en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien.
Op 10 oktober 2023 heeft de griffier aan de GI een kopie van het verzoekschrift van de Raad toegestuurd en een door de GI in te vullen antwoordformulier. Op dat formulier kan de GI aangeven of zij wil dat het verzoek van de Raad op een mondelinge behandeling wordt besproken. In de begeleidende brief heeft de griffier de GI bericht dat zij het antwoordformulier tot 10 oktober 2023 naar de rechtbank kan terugsturen en dat wanneer zij het formulier voor die datum niet terugstuurt naar de rechtbank, de rechtbank er vanuit gaat dat de GI geen mondelinge behandeling wenst.
[minderjarige] heeft een gelijkluidende brief van de griffier ontvangen met het daarbij behorende antwoordformulier.
Binnen de gestelde termijn heeft de kinderrechter geen bericht van de GI en [minderjarige] ontvangen, zodat het verzoek van de Raad op basis van de stukken zal worden afgedaan.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat als gevolg van de beëindiging van het gezag van de moeder en het overlijden van de vader niet wordt voorzien in het gezag over [minderjarige] . Bij beschikking van 26 juli 2023, opgevolgd door de beschikking van 7 augustus 2023, is de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] .
Thans ligt ter beoordeling voor wie met de definitieve voogdij over [minderjarige] moet worden belast. De kinderrechter volgt hierbij het door de Raad gegeven advies. De kinderrechter vindt het net als de Raad wenselijk dat de GI, die de voorlopige voogdij al uitoefent, met de definitieve voogdij over [minderjarige] wordt belast. De GI is bekend met de situatie van [minderjarige] , en kan als professionele organisatie [minderjarige] vertegenwoordigen bij de juridische en financiële afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader en daarbij het belang van [minderjarige] voorop stellen.
De GI heeft zich eerder bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] op zich te nemen en de vader heeft in een gesprek met de Raad voorafgaand aan zijn overlijden aangegeven ermee in te kunnen stemmen dat de GI wordt belast met de voogdij over [minderjarige] . Daarbij overweegt de kinderrechter dat uit nader onderzoek door de Raad is gebleken dat de vader niet in het gezagsregister heeft laten opnemen wie naar zijn overlijden als voogd over [minderjarige] dient te worden benoemd. Evenmin heeft de vader bij testament of notariële akte bepaald wie na zijn dood voortaan als voogd het gezag over [minderjarige] zal uitoefenen.
Gebleken is verder dat [minderjarige] zich (ook) kan vinden in het verzoek van de Raad; [minderjarige] heeft zelf de wens uitgesproken dat de GI, meer specifiek de betrokken jeugdzorgwerker, als voogd bij hem betrokken blijft.
Gelet op het voorgaande en bij gebreke van contra-indicaties voor benoeming, zal de kinderrechter de GI benoemen tot voogdes over [minderjarige] .
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
benoemt de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, gevestigd te Middelburg, tot voogdes over de minderjarige
[minderjarige], geboren op
[geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ;
heft op de voorlopige voogdij met ingang van de datum dat de voogdij aanvangt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Snatersen op 14 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch