ECLI:NL:RBZWB:2023:8229

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
C/02/415112 / JE RK 23-520
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over omgangsregeling en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en samen een minderjarig kind hebben. De man vorderde dat de vrouw zou meewerken aan een omgangsregeling waarbij het kind om de twee weken bij hem zou verblijven, alsook gedurende de helft van de schoolvakanties. De vrouw voerde verweer en stelde dat de man niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn vordering, omdat hij geen juridische vader is en er geen spoedeisendheid zou zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 november 2023, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was bij de omgang tussen de man en het kind, aangezien de omgang was stopgezet en partijen niet in staat waren om deze weer op te starten. De rechter heeft de vorderingen van de man en de vrouw gezamenlijk behandeld en een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, die inhoudt dat de man en het kind eenmaal per veertien dagen gedurende het weekend contact met elkaar hebben, alsook gedurende de helft van de vakanties. Partijen hebben afgesproken om hulpverlening in te schakelen voor verbetering van de communicatie en verdere afspraken over de omgangsregeling. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/415112 / KG ZA 23-520
28 november 2023
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. A.J. van Ommeren te Amsterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. S. Kandemir te Dordrecht.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over de vorderingen geadviseerd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 6 producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met 1 productie.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 24 november 2023 met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is verschenen mevrouw [naam] namens de Raad om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboortedag] 2017 te [plaats 2] .
2.2.
De man heeft [minderjarige] niet erkend, noch is het juridisch vaderschap van de man door de rechtbank vastgesteld. De vrouw is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3.
Laatstelijk gaven partijen uitvoering aan een omgangsregeling, waarbij de man en [minderjarige] contact hadden met elkaar eenmaal per veertien dagen gedurende het weekend van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
De man vordert in conventie bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw gehouden is haar medewerking te verlenen aan een omgangsregeling waarbij [minderjarige] om de twee weken van vrijdag 15.00 uur tot zondagavond 19.00 uur bij de man zal verblijven, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties.
3.2.
Door en namens de man is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd.
Na verbreking van de relatie van partijen medio 2021 kwam de omgang tussen de man en [minderjarige] aanvankelijk moeizaam op gang. Sinds een jaar loopt de omgangsregeling redelijk structureel. Gedurende een weekend in de twee weken was [minderjarige] bij de man. Een maand of vijf geleden heeft de vrouw deze regeling weer stop gezet. De vrouw heeft de man hiervoor toen geen enkele reden gegeven. Later vernam de man van de vrouw dat zij enkel een weekendregeling te summier vond. Naar de mening van de vrouw dient de man meer zijn verantwoordelijkheid en meer zorg op zich te nemen. Volgens de man is het in verband met zijn baan als kok (en de daarbij horende werktijden) en de reistijd [plaats 1] – [plaats 2] niet goed mogelijk en bovendien te belastend voor [minderjarige] om aan de door de vrouw gewenste regeling te voldoen. Voor de vrouw is het echter “alles of niets”. Het lukt partijen niet om samen tot afspraken te komen en te communiceren in het belang van [minderjarige] . Dat is wel nodig.
Voor wat betreft de door de vrouw gevorderde voorlopige kinderalimentatie betwist de man dat een vast bedrag is afgesproken. Hij zou in dat verband een berekening willen laten maken, maar beschikt niet over de benodigde gegevens van de vrouw.
3.3.
De vrouw voert verweer tegen de vordering van de man in conventie en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vordering dan wel tot afwijzing van die vordering.
In reconventie vordert de vrouw bij vonnis (voorwaardelijk), uitvoerbaar bij voorraad,
I. een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en [minderjarige] inhoudende:
- ene week weekend van vrijdag 15.00 uur van school tot zondag 19.00 uur;
- andere week van vrijdag 15.00 uur van school tot zaterdag 14.00 uur;
- iedere woensdag van 12.00 uur van school tot 19.00 uur;
- helft van alle schoolvakanties en feestdagen.
II. een voorlopige kinderalimentatie vast te stellen van € 250,= per maand met ingang van 1 april 2022.
3.4.
Ter onderbouwing van haar verweer en vorderingen voert de vrouw, kort samengevat, het navolgende aan.
Omdat de juridische grondslag niet blijkt uit de dagvaarding, er geen sprake is van spoedeisendheid, de man geen juridische vader is en er ook geen nauwe persoonlijke betrekking is gesteld tussen de man en [minderjarige] , de man handelt in strijd met artikel 21 Rv en de man geen bodemzaak aanhangig heeft gemaakt, is de vrouw van mening dat de man niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard in zijn vordering, althans dat zijn vordering dient te worden afgewezen.
Volgens de vrouw heeft zij de man nooit een strobreed in de weg gelegd voor het zijn van een “echte” vader voor [minderjarige] . De man heeft het echter keer op keer laten afweten. In de zomer van 2023 is het misgegaan omdat de man de zomervakantie van [minderjarige] niet wilde opvangen, althans hij wilde het kind afgeven aan zijn huidige partner die voor de vrouw nog geheel onbekend is. De vrouw wil graag weten wie [minderjarige] opvangt. De regeling die de man thans voorstelt acht de vrouw te summier. Zij wil dat de man meer daadwerkelijke interesse voor [minderjarige] toont en weet wat er in het leven van [minderjarige] allemaal speelt. [minderjarige] wil haar vader vaker zien dan eenmaal per twee weken, maar de man moet wel betrouwbaar zijn in het nakomen van de afspraken. De vrouw heeft het leven van haar en de kinderen op orde. Zij heeft vooral behoefte aan een duidelijke omgangsregeling, zodat iedereen weet waar men aan toe is. De vrouw betwist dat de omgangsregeling niet kan worden uitgevoerd door het werk van de man. Zo hebben partijen zeven jaar lang een relatie met elkaar gehad. Toen lukte het de man wel om ieder weekend naar de vrouw te komen. Voor wat betreft de voorlopige kinderalimentatie voert de vrouw aan dat de man de daarover tussen partijen gemaakte afspraken niet meer nakomt.
3.5.
Op de overige stellingen van partijen en het advies van de Raad wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de partijen bij hun vorderingen vast, nu de omgang tussen de man en [minderjarige] is gestopt, het partijen niet is gelukt deze weer op te starten, terwijl deze omgang wel in het belang van [minderjarige] is.
4.2.
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen, na het horen van de visie van de Raad, met elkaar afgesproken dat de hierna te noemen voorlopige omgang tussen de man en [minderjarige] uiterlijk over een maand na afgifte van dit vonnis zal worden gestart. In de tussentijd zullen partijen samen (eventueel met hulp van hun advocaten) een opbouw van de omgang afspreken en uitvoeren.
De afgesproken voorlopige omgangsregeling houdt in dat partijen uitvoering zullen gaan geven aan een regeling, waarbij de man en [minderjarige] gerechtigd zullen zijn tot omgang met elkaar eenmaal per veertien dagen gedurende het weekend van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur, alsmede gedurende de helft van de vakanties, in nader onderling overleg tussen partijen te bepalen.
4.4.
Partijen hebben verder met elkaar afgesproken dat zij zich voor verbetering van de communicatie tussen hen tot hulpverlening zullen wenden voor oudergesprekken. Omdat [minderjarige] bij de vrouw woonachtig is, zal zij het initiatief nemen door partijen daarvoor aan te melden bij het wijkteam in haar woonplaats. Aldaar zullen partijen ook nadere afspraken met elkaar maken over mogelijk verdere uitbreiding van de omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] . Het doel is dat er een extra contactmoment tussen [minderjarige] en de man zal plaatsvinden tussen de weekenden dat [minderjarige] bij hem verblijft.
Ook zullen partijen daar afspraken kunnen maken over de verdeling van de feestdagen als daar behoefte aan bestaat. Het geschil met betrekking tot de kinderalimentatie zal eerst door de advocaten worden opgepakt.
4.5.
Nu de voorzieningenrechter met de Raad de afgesproken omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] in het belang van de minderjarige acht, zal op de door partijen gedane vorderingen als na te melden worden beslist.
4.6.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.7.
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
stelt vast een voorlopige omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] , geboren te [geboortedag] 2017 te [plaats 2] , op de wijze zoals hiervoor onder 4.3. is overwogen;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Combee, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023 in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.