ECLI:NL:RBZWB:2023:8228

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2623
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering door UWV en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 28 juni 2022 besloten om per 16 juni 2022 geen WIA-uitkering toe te kennen aan eiseres, die op dat moment voor 23,08% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 16 maart 2023. De rechtbank heeft de zaak op 2 november 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Eiseres had aangevoerd dat de verzekeringsarts onvoldoende beperkingen had vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden rekening gehouden met de klachten van eiseres en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was op een zorgvuldige manier opgesteld. Eiseres had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de rechtbank zou doen twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid.

De rechtbank concludeert dat de functies die aan de berekening van de arbeidsongeschiktheid ten grondslag lagen, passend waren en dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Aangezien er pas recht op een WIA-uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de uitkering terecht geweigerd. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en haar verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2623 WIA

uitspraak van 17 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. E.J. Bek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 28 juni 2022 (primair besluit) geweigerd per 16 juni 2022 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
1.2
Met het bestreden besluit van 16 maart 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en mr. C. Roumen namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 16 juni 2022 voor 23,08% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van wat in bezwaar is aangevoerd.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 16 juni 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als medewerker financiële administratie. Voor dat werk is zij op 18 juni 2020 uitgevallen vanwege psychische klachten
.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en haar dossier, met daarin informatie van psycholoog [naam] , bestudeerd. Volgens de verzekeringsarts heeft eiseres mogelijkheden die zij kan inzetten bij het verrichten van een taak. Wel is er sprake van verminderde mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek van waaruit beperkingen voor arbeid volgen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn door de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 juni 2022. De verzekeringsarts heeft aangegeven dat, indien rekening wordt gehouden met de gestelde beperkingen, eiseres in staat kan worden geacht tot het verrichten van werk.
De verzekeringsarts b&b heeft kennisgenomen van het dossier van eiseres en haar (aanvullende) bezwaarschrift. Voorts heeft er een hoorzitting/spreekuur plaatsgevonden. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn er geen verzekeringsgeneeskundige gronden om tot een ander standpunt te komen dan de verzekeringsarts.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts onvoldoende beperkingen heeft vastgesteld. Volgens eiseres is van belang dat de door de psychiater geadviseerde schematherapie nog steeds niet heeft plaatsgevonden. Zij is voor deze therapie verwezen naar [GGZ-instelling] . Daar heeft op 21 maart 2023 een intakegesprek plaatsgevonden. Van dit intakegesprek heeft eiseres een verslag overgelegd. Daarnaast wordt eiseres aangemeld bij de psycho educatieve groep van het ASS expertisecentrum om de overprikkeling en burn-out te stabiliseren, voordat andere therapie mogelijk is. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat de op het aspect 1.8.4 aangenomen beperking dat zij enkele keren per dag deadlines of productiepieken aan kan, feitelijk geen beperking inhoudt. Tot slot heeft eiseres verzocht om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente over de gemiste WIA-uitkering.
4.3
De verzekeringsarts b&b heeft in reactie op het beroepschrift gerapporteerd dat de informatie van [GGZ-instelling] niet de situatie in de periode van de datum in geding betreft, maar vele maanden later. Aangaande de datum in geding is wel wat informatie aangegeven onder het kopje “behandelvoorgeschiedenis”. Hierin staat vermeld dat eiseres zelf heeft aangegeven dat zij in juni 2022 een terugval meemaakte waarop haar vanuit het ziekenhuis een behandeling is aangeboden. De voorkeur zou op dat moment zijn uitgegaan naar schematherapie. De verzekeringsarts b&b wijst erop dat deze informatie aansluit bij wat al bekend was vanuit het dossier van eiseres. De in beroep ingebrachte informatie geeft de verzekeringsarts b&b daarom geen aanleiding om het ingenomen standpunt te wijzigen.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder psychische en auditieve klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b voldoende toegelicht waarom eiseres niet gevolgd kan worden in haar claim dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden. De rechtbank ziet geen reden om de verzekeringsarts b&b niet te volgen in de stelling dat de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen aansluiten bij de aard en ernst van de aanwezige medische problematiek. Eiseres heeft in beroep geen informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Niet gebleken is dat in de FML van 8 juni 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet bij gebrek aan een nadere, medische onderbouwing. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de hiervoor genoemde FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker afhandelingen (SBC-code 515080), schadecorrespondent (SBC-code 516080) en archiefmedewerker (SBC-code 553020).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 27 juni 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 6 maart 2023
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geoordeeld is die opvatting niet juist. Tot slot stelt de rechtbank vast dat in geen van de geduide functies een signalering op aspect 1.8.4 werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken voorkomt.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 16 juni 2022.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 16 juni 2022.
7.1
Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af en worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.