ECLI:NL:RBZWB:2023:8221

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_10475 VV en AWB- 23_10677
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde last onder dwangsom wegens gebruik perceel in strijd met bestemmingsplan

Op 28 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, wonende aan [adres verzoekers] te [woonplaats verzoekers], een beroep hebben ingesteld tegen een last onder dwangsom die hen was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau. De last onder dwangsom was opgelegd wegens het gebruik van hun perceel in strijd met het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, maar het beroep tegen de opgelegde lasten onder dwangsom gegrond verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college zich terecht op het standpunt stelde dat op het perceel sprake was van een hondenfokkerij, wat in strijd is met het bestemmingsplan. Echter, de voorzieningenrechter vernietigde de last die het aantal aanwezige volwassen honden beperkte, omdat deze niet noodzakelijk was voor het beëindigen van de overtreding. De voorzieningenrechter heeft het college opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en heeft de proceskosten vastgesteld op € 3.705,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/10475 GEMWT en 23/10677 GEMWT VV
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 november 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[namen verzoekers], uit [woonplaats verzoekers], verzoekers

(gemachtigde: mr. L.L. Ross),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau,

(gemachtigden: [namen gemachtigden]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen aan hen opgelegde lasten onder dwangsom wegens het gebruiken van hun perceel aan [adres verzoekers] te [woonplaats verzoekers] in strijd met het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’. Met het bestreden besluit van 5 oktober 2023 op het bezwaar van verzoekers heeft het college de lasten onder dwangsom in stand gelaten.
1.1.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van verzoekers daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben verzoekster met haar gemachtigde en de gemachtigden van het college deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekers wonen aan [adres verzoekers] te [woonplaats verzoekers]. Op dit perceel
– gelegen binnen het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’ – rust deels de bestemming wonen, deels de bestemming sport (visvijver) en deels de bestemming groen. Verzoekers houden op het perceel een groot aantal dieren waaronder honden, kippen, geitjes, alpaca’s, vogels, ganzen en schapen.
2.1.
Sinds 2018 zijn er klachten van omwonenden over geluid- en stankoverlast die veroorzaakt zou worden door de dieren die verzoekers op het perceel houden. Naar aanleiding van deze klachten heeft het college op 21 december 2018, 1 september 2020,
18 januari 2021 en 19 oktober 2022 controles op het perceel uitgevoerd.
2.2.
Bij brief van 15 november 2022 heeft het college verzoekers bericht voornemens te zijn aan hen een last onder dwangsom op te leggen. Het fokken van honden door verzoekers op een deel van het perceel is in strijd met de daar geldende bestemming wonen.
2.3.
Verzoekers hebben een zienswijze ingediend.
2.4.
Bij besluit van 15 februari 2023 (primair besluit) heeft het college verzoekers gelast onder oplegging van twee lasten onder dwangsom om de overtredingen van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de artikelen 18.3.1 en 15.3.1 van het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’ te beëindigen en beëindigd te houden.
De eerste dwangsom ziet op het aantal volwassen honden op het perceel. Per 1 juni 2023 dienen verzoekers het aantal op het perceel aanwezige volwassen honden te beperken en beperkt te houden tot maximaal 10 stuks, op straffe van verbeuring van een dwangsom van € 5.000,- ineens.
De tweede dwangsom ziet op het aantal pups op het perceel. Per 1 januari 2023 dienen verzoekers het aantal op het perceel aanwezige pups te beperken tot maximaal 20 stuks per kalenderjaar, op straffe van verbeuring van een dwangsom van € 20.000,- per kalenderjaar, met een maximum van 5 jaar.
2.5.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt.
2.6.
Bij het bestreden besluit heeft het college – in afwijking van het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften – besloten om de bezwaren ongegrond te verklaren en het primaire besluit in stand te laten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter beoordeelt of het college op goede gronden aan verzoekers twee lasten onder dwangsom heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van verzoekers.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, maar verklaart het beroep tegen de twee opgelegde lasten onder dwangsom gegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is op het perceel een hondenfokkerij aanwezig?
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college verzoekers heeft aangeschreven voor het hebben van een hondenfokkerij op een perceel waar het van toepassing zijnde bestemmingsplan dat niet toestaat.
5.1.
Uit het controlerapport horend bij de controle van 19 oktober 2022 blijkt het volgende. Ten tijde van die controle waren de volgende honden op het perceel aanwezig: 17 volwassen Bouviers, 14 Bouvier pups, 4 volwassen Boomers, 11 Boomer pups en 2 Berner Sennens. Verzoekster heeft tijdens de controle verklaard dat er dat jaar (2022) 3 keer een nestje van de Boomers en 2 keer een nestje van de Bouviers is geboren. De pups worden verkocht en het daarmee verdiende geld wordt gebruikt om onder meer eten voor de overige op het perceel aanwezige dieren te bekostigen. Verzoekster beschikt over de noodzakelijke diploma’s voor het fokken van honden en staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
5.2
De voorzieningenrechter overweegt dat – in vergelijking met eerdere controles [1] – het aantal op het perceel aanwezige honden in de loop der tijd is toegenomen. Ook zijn er in 2022 meer pups geboren dan gemiddeld in de jaren daarvoor. De controlerapporten tezamen schetsen een beeld van activiteiten met een continue karakter. Dit maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat het college zich terecht op het standpunt stelt dat op het perceel ten tijde van de controle sprake was van een hondenfokkerij.
Staat het bestemmingsplan ter plaatse een hondenfokkerij toe?
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’ op het perceel van verzoekers een hondenfokkerij niet toestaat. Het college heeft aangegeven niet te willen meewerken aan het legaliseren van deze overtreding. Gelet hierop is het college bevoegd om handhavend op te treden.
6.1.
Het college heeft aangegeven dat verzoekers de hondenfokkerij – en daarmee de overtreding van het bestemmingsplan – ongedaan kunnen maken door het treffen van
2 herstelmaatregelen. De eerste herstelmaatregel houdt in het terugbrengen van het aantal op het perceel aanwezige volwassen honden naar maximaal 10 stuks (herstelmaatregel 1). De tweede herstelmaatregel houdt in het beperken van het aantal pups tot een maximum van
20 stuks per kalenderjaar (herstelmaatregel 2).
Herstelmaatregel 2
7. De voorzieningenrechter overweegt dat het college ter zitting heeft toegelicht dat bij het bepalen van het maximaal aantal pups gebruik is gemaakt van informatie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Uit deze informatie blijkt dat de RVO uitgaat van bedrijfsmatig houden van huisdieren wanneer in een aaneengesloten periode van 12 maanden meer dan 20 honden worden verkocht, afgeleverd, opgevangen of gefokt. Het college heeft hierbij aangesloten.
Verzoekers hebben aangegeven dat ook zij zich kunnen vinden in een maximum van 20 pups per kalenderjaar. Ook de voorzieningenrechter komt dit aantal niet als onredelijk voor.
7.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat met het beperken van het aantal op het perceel aanwezige pups tot 20 stuks per kalenderjaar niet langer sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan ‘[naam bestemmingsplan]’. Herstelmaatregel 2 is geschikt, noodzakelijk en evenwichtig.
Herstelmaatregel 1
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college zich op het standpunt stelt dat
naast het beperken van het aantal pups ook het aantal aanwezige volwassen honden moet
worden teruggebracht wil ter plaatse niet langer sprake zijn van een hondenfokkerij.
8.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze herstelmaatregel niet noodzakelijk om de overtreding van het bestemmingsplan – de aanwezigheid van een hondenfokkerij – te beëindigen. Zij betrekt hierbij dat de (activiteit die ziet op een) hondenfokkerij is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel en dat verzoekers het aantal pups per kalenderjaar dienen te beperken tot maximaal 20 stuks. Dit tezamen is al voldoende. Het is te verstrekkend om aanvullend te eisen dat ook de aanwezige volwassen honden in aantal moeten worden teruggebracht. Immers het enkel houden van volwassen honden maakt niet dat sprake is van een hondenfokkerij.
Is sprake van overtreding van het bestemmingsplan door de ruimtelijke uitstraling van het houden van 23 volwassen honden op het perceel?
9. Ter zitting en uit de stukken lijkt het college zich subsidiair op het standpunt te stellen dat de ruimtelijke uitstraling van het houden van 23 volwassen honden op het perceel zorgt voor strijd met de bestemming wonen. Het college heeft in dit verband met name gewezen op de geluidsoverlast waarover omwonenden klagen.
9.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat – in dit geval – het houden van 23 volwassen honden gelet op de ruimtelijke uitstraling zorgt voor overtreding van het bestemmingsplan. Zij stelt voorop dat het enkele keren per dag blaffen van een hond nog niet maakt dat er sprake is van overlast waartegen handhavend opgetreden moet worden.
De klachten die het college heeft ontvangen, zijn onvoldoende onderzocht. Niet duidelijk is wie hebben geklaagd, wanneer overlast is ondervonden en hoe lang die overlast dan duurt.
Dit speelt te meer een rol nu in de in het dossier aanwezige controlerapporten van drie afzonderlijke controles door de toezichthouder geen melding is gemaakt van overlast door blaffende honden. Om handhavend op te kunnen treden dient in ieder geval objectief vastgesteld te worden dat er daadwerkelijk sprake is van een overtreding.
Bij de beoordeling of de ruimtelijke uitstraling zorgt voor een overtreding van het bestemmingsplan dient het college ook de grootte en ligging van het perceel – tussen twee wegen – te betrekken en de overige op het perceel aanwezige dieren.
9.2.
Nu het college heeft nagelaten dit alles te onderzoeken, kan het zich niet in redelijkheid op het standpunt stellen dat de 23 volwassen honden die op het perceel van verzoekers aanwezig zijn een dusdanige ruimtelijke uitstraling hebben dat dit in strijd is met de woonbestemming die ter plaatse op het perceel rust.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit vernietigen voor zover deze ziet op herstelmaatregel 1: het terugbrengen van het aantal aanwezige volwassen honden. De voorzieningenrechter zal het primaire besluit in zoverre ook herroepen. Dit betekent dat deze last onder dwangsom komt te vervallen. De last onder dwangsom om het aantal pups per kalenderjaar te beperken blijft onverkort van toepassing.
11. Nu het beroep gegrond wordt verklaard en de zaak definitief wordt afgedaan, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af.
12. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het college aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden zowel in beroep als – vanwege de uitkomst van de zaak – in het verzoek om voorlopige voorziening. Ook zal de voorzieningenrechter het college veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Vanwege de uitkomst van de zaak heeft de proceskostenveroordeling betrekking op het verzoek om een voorlopige voorziening, het beroep en het bezwaar. Deze proceskosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 3.705,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift om een voorlopige voorziening en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1 én 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 597,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover deze ziet op herstelmaatregel 1;
  • herroept het primaire besluit voor zover deze ziet op herstelmaatregel 1;
  • bepaalt dat het bestreden besluit overigens in stand blijft;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht in de voorlopige voorziening als in het beroep te vergoeden, te weten € 368,-;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 3.705,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 28 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
In artikel 5:1, eerste lid, is bepaalt dat in deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:32a, eerste lid, bepaalt dat de last onder dwangsom de te nemen herstelmaatregelen omschrijft.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c – voor zover hier van belang – bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]
Artikel 15.1.1 bepaalt dat de voor ‘Sport’ op verbeelding 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sport- en dagrecreatiedoeleinden, conform de Staat van sportvoorzieningen (15.1.2)
alsmede ter plaatse van het bestemmingsvlak die op verbeelding 1 is aangeduid met ‘S (vv)’:
instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de op de verbeelding2a aangegeven en de in artikel 23, lid 23.2 beschreven levensgemeenschappen van bossen en overige natuurgebieden.
en tevens de bij de bestemming behorende:
parkeervoorzieningen, waarbij geldt dat iedere sportvoorziening op eigen terrein in de parkeerbehoefte moet kunnen voorzien;
bouwwerken, tuinen, erven en terreinen;
[..]
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.
Artikel 15.3.1 bepaalt dat het verboden is de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming.
Artikel 18.1.1 bepaalt dat de voor ‘Wonen’ op de verbeelding 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen met bijbehorende voorzieningen,
met als ondergeschikte functie:
aan huis gebonden beroepen of bedrijven onder de voorwaarden als omschreven in lid 18.3
met de daarbij behorende:
bouwwerken, tuinen, erven en terreinen
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.
Artikel 18.3.1 bepaalt dat het verboden is de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming.

Voetnoten

1.Dit volgt bijvoorbeeld uit het rapport van de controle van 1 september 2020 waarin is aangegeven dat verzoekers 12 Bouviers en 5 Boomers hebben. Ook is in dit rapport opgenomen dat zij gemiddeld 2 tot 3 nestjes per jaar hebben.