ECLI:NL:RBZWB:2023:8213

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
02-139133-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verlengde invoer en aanwezig hebben van cocaïne met sturende rol van verdachte

Op 27 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en het aanwezig hebben van cocaïne. De verdachte, geboren in 1989 en gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Middelburg, had een sturende rol in de invoer van 43 kilogram cocaïne vanuit Portugal. De rechtbank achtte het alternatief scenario van anabolenhandel niet aannemelijk. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 november 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne en beschikkingsmacht over de lading. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke problemen die de handel in harddrugs met zich meebrengt. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/139133-23
vonnis van de meervoudige kamer van 27 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Middelburg
raadsman: mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Diemen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Op de zitting is als getuige gehoord [moeder van verdachte] .

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig
heeft gemaakt aan het medeplegen van:
  • de (verlengde) invoer van 43 kilogram cocaïne
  • cocaïnehandel en/of het aanwezig hebben van cocaïne

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen het medeplegen van de verlengde invoer van een hoeveelheid cocaïne
(feit 1). De cocaïne is aangetroffen en als zodanig getest. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van deze partij cocaïne en
ÁG902091048145XÈ
G902091048145
dat hij daarover de beschikkingsmacht had. Ook kan worden bewezen dat hij bij het plegen van dit feit nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen. Verdachte had een bus geregeld voor het verdere transport en op zijn verzoek zijn [moeder van verdachte] en [medeverdachte] naar het transportbedrijf gereden om de cocaïne op te halen.
De officier van justitie acht bewezen het medeplegen van het aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne op 20 april 2022 en 20 juli 2022
(feit 2). Op de foto’s van 20 april 2022 is eenzelfde soort blok te zien als de blokken cocaïne die op 22 september 2022 in beslag zijn genomen. Op de foto’s van 20 juli 2022 is een blok te zien met een weegschaal. Wanneer deze foto’s in samenhang worden bezien met de gevoerde communicatie tussen verdachten, staat voldoende vast dat ook de pakketten op deze foto’s cocaïne bevatten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat feit 1 niet kan worden bewezen. Verdachte wilde zijn [moeder van verdachte] verrassen met tuintegels en had de aankoop daarvan uitbesteed aan een man genaamd [naam ] . Toen verdachte in het buitenland was, vernam hij dat de betreffende lading bij het transportbedrijf in Nederland was aangekomen. Verdachte heeft toen voor zijn moeder vervoer geregeld om de lading op te kunnen halen. Verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van de cocaïne, had geen beschikkingsmacht daarover en van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen was geen sprake. Überhaupt kan niet worden gesproken van verlengde invoer, nu de lading nimmer is doorgevoerd.
Ook voor feit 2 bestaat onvoldoende bewijs. De gevoerde communicatie tussen verdachte en de medeverdachten laat zich verklaren door de illegale handel van verdachte in anabolen, bodybuildingproducten en andere illegale waren, niet zijnde cocaïne. Bovendien kan op basis van de foto’s van 20 april 2022 en 20 juli 2022 niet worden vastgesteld dat verdachte op dat moment de beschikkingsmacht had over die pakketten en evenmin dat hij op dat moment in Nederland was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op 22 september 2022 vond er een controle plaats bij een transportbedrijf aan de
[adres] in [plaats] . Op röntgenbeelden van hockers aangetroffen op een pallet die vanuit Portugal naar Nederland was gekomen, waren verschillende rechthoekige voorwerpen te zien. Uiteindelijk bleken in alle hockers en verhuisdozen die op de pallet zijn aangetroffen rechthoekige voorwerpen te zitten. In totaal zaten hierin 43 pakketten van ongeveer 1 kilogram cocaïne per stuk, zo bleek later uit tests. De cocaïne is – op één kilogram na – vervangen door een andere stof, waarna de pallet gereed is gemaakt voor afhalen. Later die middag kwam een Opel Vivaro aanrijden met daarin, zo bleek later, medeverdachte en tevens [moeder van verdachte] en [medeverdachte] . Zij kwamen de pallet ophalen. Toen goederen van de pallet in de Opel werden ingeladen zijn beide medeverdachten aangehouden.
Feit 1
Dat er sprake was van de (verlengde) invoer van cocaïne staat naar het oordeel van de rechtbank vast. De pallet kwam uit Portugal en de cocaïne is als zodanig getest. Verdachte heeft als verweer aangevoerd dat de cocaïne er mogelijk later bij zou zijn gestopt. Zo is de cocaïne met purschuim in de hockers ingepakt, welke hockers daarna op de pallet met alle andere goederen erop zijn ingepakt in zwarte folie. Deze manieren van inpakken zijn tijdrovend en vergen zorgvuldigheid hetgeen niet rijmt met het er nadien nog bij of tussen stoppen van 43 pakketten cocaïne.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of verdachte een rol had bij deze invoer en zo ja, hoe deze moet worden gekwalificeerd. Hiervoor is vereist dat er bij verdachte sprake was van wetenschap van en beschikkingsmacht over de cocaïne.
Wetenschap
In het dossier bevindt zich een uitwisseling van berichten via Whatsapp tussen verdachte en zijn moeder gedurende meer dan een jaar waarin onder meer over het volgende wordt gesproken. Op 14 juli 2021 wordt het idee besproken om een GPS in de pallet te plaatsen. Op 5 september 2021 stuurt de moeder van verdachte een bericht dat zij bezig zijn met een pallet en dat zij nog twee emmers over hebben met alleen mayonaise. Zij vraagt aan verdachte of die emmers ook meegestuurd moeten worden ter camouflage. Op 29 september 2021 vindt een (spraak)gesprek plaats over het vacumeren van blokken en dat iemand blokken komt ophalen. Op 1 oktober 2021 zegt de moeder van verdachte dat die blokken 23 bij 12 zijn en dat de emmer een doorsnede heeft van 25 dus het wordt allemaal kantje boord. Op 2 en 3 oktober 2021 wordt gesproken over het bewerken van blokken en die in emmers verf te stoppen. De moeder van verdachte gaat de blokken bewerken en in de verf doen. Ze zegt daarover: voor de zekerheid drie keer vacumeren en dat ze nu gaat beginnen met vacumeren. Ze bespreken dat er wat verf uit de emmers moet en dan die dingen naar de bodem drukken. Op 17 december 2021 wordt door verdachte gezegd dat er meer dan een miljoen op die pallet is. Op 5 januari 2022 vertelt verdachte dat er per doos twee potten mayonaise ingaan en dat er tien dozen gekocht moeten worden voor acht potten mayonaise. Er gaan drie blokken in een pot mayonaise en een pot met twee blokken. Op 9 januari 2022 wordt gesproken over het verpakken in poefen via de onderkant. Op 27 januari 2022 wordt gesproken over geld tellen en verpakken en worden foto’s verstuurd waarop verbalisanten MDMA kristallen herkennen. Op 28 januari 2022 verstuurt de moeder van verdachte een foto van een bus met constructieschuim (purschuim) en op 3 februari 2022 meerdere foto’s van een omgekeerde hocker waarbij de onderzijde is afgesloten met constructieschuim en waarbij het constructieschuim is weggesneden. Op 17 februari 2022 zegt verdachte dat zijn moeder hem 500 pillen van die roze moet meegeven en hij neemt die twee kilo MD mee.
Op 13 maart 2022 wordt gesproken over het prepareren van drie poefen en op 19 april 2022 over het prepareren van vier poefen.
Verdachte heeft een alternatief scenario geschetst. Volgens dit scenario had hij een kennis van hem, [naam ] , gevraagd om tegels voor hem te kopen in Portugal en te versturen naar zijn moeder in Nederland. Verdachte verklaart niet te weten hoe de drugs in de zending is terechtgekomen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij langere tijd in anabolen heeft gehandeld en dat de berichten in de telefoons van zijn moeder daarover gaan. Kort voor de ontdekking van de cocaïne was hij met de handel in anabolen gestopt. Verdachte heeft verklaard dat hij de anabolen (en steroïden), waaronder het zeer dure incrilex, verstuurde omringd met koelelementen of thermische zakken in onder meer hockers die vervolgens werden opgevuld met purschuim. De producten werden ook wel in pilvorm verkocht; dit betroffen witte pillen, aldus verdachte. Deze transporten gingen over en weer tussen Portugal en Nederland. Mogelijk was [naam ] er niet blij mee dat verdachte was gestopt met de handel in anabolen en heeft hij daarom zelf bedacht er cocaïne in te stoppen, aldus verdachte. Volgens verdachte weet zijn moeder ook niets van de drugs.
De rechtbank acht dit door verdachte genoemde alternatief scenario niet aannemelijk en overweegt daartoe als volgt. Uit de hierboven weergegeven berichten blijkt dat verdachte en zijn moeder gesprekken voeren over hoe een en ander moet worden ingepakt, verpakt en verstuurd. In al die gesprekken, die soms vrij gedetailleerd zijn, wordt in het geheel niet gesproken over koelelementen, dan wel thermische zakken waarover verdachte ter zitting heeft verklaard en waarin hij de anabolen zou hebben vervoerd. Ook gelet op de wijze van verpakken en de afmetingen van de blokken wat volgens de moeder van verdachte maar net past in de emmers, is een verpakking in koelelementen onaannemelijk. Gelet hierop acht de rechtbank niet aannemelijk dat de berichten over de door verdachte genoemde anabolen en dan met name incrilex gaan. Dit geldt temeer omdat incrilex volgens verdachte zeer kostbaar is en het reeds daarom onaannemelijk is dat dit transport ongekoeld zou plaatsvinden. Daar komt bij dat er ook foto’s zijn verstuurd van amfetamine kristallen (door de politie als zodanig herkend), de combinatie van het gesprek over 500 roze – en dus niet witte – pillen met de foto uit de telefoon van [medeverdachte] waarop een grote zak met roze – naar het lijkt – XTC-pillen te zien is en dat er gesproken wordt over een waarde van een miljoen op een pallet. Gelet hierop acht de rechtbank ook verdachtes verklaring dat [naam ] op eigen houtje de drugs heeft verstuurd, onaannemelijk.
De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat het niet waarschijnlijk is dat iemand een lading met een dergelijk hoge waarde naar een persoon in Nederland verstuurt zonder dat die persoon daarvan op de hoogte is en gecontroleerd kan worden. Bovendien is de cocaïne op precies dezelfde wijze verstopt in hockers als waarover tussen verdachte en zijn moeder wordt gesproken. Tot slot merkt de rechtbank nog op dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte en zijn moeder geen anabolen en steroïden zijn aangetroffen, maar wel op verschillende plekken verschillende hoeveelheden cocaïne.
Uit door verdachte verzonden berichten volgt naar het oordeel van de rechtbank niet enkel dat verdachte wist wat er gaande was, maar ook dat hij een sturende rol in het geheel had.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, vast is komen te staan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne op de pallet.
Beschikkingsmacht/machtssfeer
De rechtbank stelt vast dat verdachte de pallet heeft verstuurd, dan wel laten versturen vanuit Portugal en dat hij zijn moeder samen met de medeverdachte naar het transportbedrijf in [plaats] heeft gestuurd om de pallet op te halen, hetgeen zij ook hebben gedaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de cocaïne zich in de machtssfeer van verdachte bevond.
Invoer en medeplegen
De rechtbank heeft al vastgesteld dat er sprake is van de (verlengde) invoer van cocaïne.
Het grootste deel van de cocaïne was in beslag genomen voordat de beide medeverdachten de pallet kwamen ophalen. Op het moment dat zij de cocaïne kwamen ophalen stond er nog slechts een kilo cocaïne op de pallet. De rechtbank zal dan ook de invoer van ‘een hoeveelheid’ cocaïne bewezen verklaren. De rechtbank is ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Uit de verklaringen van verdachte en zijn moeder, alsmede de zich in het dossier bevindende berichten, volgt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en, gelet op de rol van verdachte, een bijdrage van meer dan voldoende gewicht.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne.
Feit 2
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte ook op een ander moment dan 22 september 2022 cocaïne aanwezig heeft gehad in de tenlastegelegde periode.
Voor het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen hoeft niet te worden vastgesteld van wie deze middelen zijn. Het is ook niet vereist dat bij de verdachte sprake is van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid. Er moet wel sprake zijn van wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Ook moeten deze zich in de machtssfeer bevinden.
In het dossier bevinden zich berichten die de moeder van verdachte heeft gestuurd naar verdachte. Te zien is dat zij op 20 april 2022 twee foto’s naar hem heeft gestuurd. Hierop is een rechthoekig blok te zien. Dit blok is op dezelfde manier verpakt, omwikkeld met wit met rode tape en lijkt van hetzelfde formaat als de blokken die op 22 september 2022 op de pallet in [plaats] zijn aangetroffen en waarin cocaïne bleek te zitten. Dit is ook een gebruikelijke wijze van het verpakken van cocaïne.
Dat dit geen cocaïne betrof zoals verdachte verklaart, acht de rechtbank niet aannemelijk. De betreffende foto moet worden bezien in de context van het gehele, meer dan een jaar durende, berichtenverkeer tussen moeder en zoon. Op 19 april 2022, dus één dag voor het versturen van de foto’s van het blok, wordt gesproken over het prepareren van vier poefen. Op 22 september worden blokken cocaïne aangetroffen in poefen met purschuim. Blokken die op precies dezelfde wijze met precies dezelfde tape zijn verpakt als op 20 april 2022 en op precies dezelfde manier in poefen met purschuim als waarover in de gesprekken tussen moeder en zoon wordt gesproken en waarvan op 3 februari 2022 een foto is verstuurd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gezien ook in het licht van dit dossier, kan worden vastgesteld dat dit foto’s van een blok cocaïne betroffen.
Dat de moeder van verdachte op dat moment mogelijk niet in Nederland maar in Portugal was maakt niet dat van medeplegen geen sprake kan zijn. Er was immers sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden en de cocaïne bevond zich in de machtssfeer van beiden.
Ook is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte op 20 juli 2022 cocaïne aanwezig heeft gehad. Op deze datum communiceert hij met zijn moeder, waarbij het onder andere gaat over blokken, poeder en grammen. Zijn moeder heeft het zelfs over verpoederen. Het lijkt er sterk op dat het hier om het snijden van een blok gaat. Hierbij heeft de moeder ook twee foto’s naar verdachte gestuurd waarop wederom een blok te zien is, op een weegschaal. De rechtbank is, gelet hierop en bezien in het licht van het dossier, van oordeel dat het niet anders kan dan dat dit cocaïne betrof.
Verdachte had, gelet op hetgeen de rechtbank onder feit 1 ten aanzien hiervan heeft overwogen, wetenschap van de aanwezigheid van cocaïne. Deze bevond zich gelet op de foto’s en inhoud van de berichten ook in zijn machtssfeer. Zoals hierboven overwogen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen, gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn moeder.
Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte op meer momenten dan bovengenoemd cocaïne aanwezig heeft gehad. De rechtbank kan, behoudens 22 september 2022, echter alleen voor 20 april 2022 en 20 juli 2022 daadwerkelijk vaststellen dat verdachte cocaïne voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode in Nederland cocaïne aanwezig heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 22 september 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
op meerdere tijdstippen in de periode van 29 januari 2022 tot en met 22 september 2022 te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk telkens aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn [moeder van verdachte] en [medeverdachte] schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne. Daarnaast heeft hij zich samen met zijn moeder schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van cocaïne. Door het medeplegen van deze feiten heeft verdachte geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in harddrugs meebrengt. Niet alleen heeft het gebruik van harddrugs desastreuze gevolgen voor de volksgezondheid, maar daarnaast is drugshandel direct en indirect de oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit. Daarnaast gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. Niet alleen worden grote sommen crimineel geld geïnvesteerd in legale activiteiten, maar worden ook medewerkers van bijvoorbeeld op zichzelf bonafide bedrijven en zelfs van opsporingsinstanties omgekocht en ingezet voor de handel in drugs. De handel in harddrugs is regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies, waarmee ook onschuldige en nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen onvoldoende bekommerd en kennelijk slechts gehandeld uit eigen belang.
Voorgaande is ook de reden dat er op het aanwezig hebben, vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, zware straffen zijn gesteld.
De rechtbank is gelet op de ernst van de feiten van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan.
Bij de strafbepaling neemt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Hoewel de rechtbank, gelet op het feit dat het overgrote deel van de drugslading reeds in beslag was genomen, slechts kan bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde invoer van een hoeveelheid cocaïne, kan zij, nu het opzet gericht was op invoer van de volledige zending, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij het bepalen van de hoogte van de straf uitgaan van de volledige hoeveelheid van 43 kilogram.
De rechtbank neemt daarnaast de straffen die zijn opgelegd in de zaken van de medeverdachten als uitgangspunt. [moeder van verdachte] en [medeverdachte] zijn respectievelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaar en 42 maanden, waarbij rekening is gehouden met hun gezondheidstoestand en het gegeven dat zij niet eerder zijn veroordeeld. Ook is rekening gehouden met de rol die zij hebben gespeeld in het geheel. Verdachte is wél eerder veroordeeld voor Opiumwetdelicten door hem gepleegd in 2015 en 2016. Hij was in die zin een gewaarschuwd mens. Dit heeft verdachte echter niet weerhouden van het plegen van de bewezenverklaarde feiten waarbij hij bovendien een sturende rol had.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 54 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank niet overgaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis, zoals door de verdediging is verzocht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de
artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het
bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 54 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. D.S.G. Froger en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2023.
De voorzitter en de oudste rechter zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.