ECLI:NL:RBZWB:2023:8207

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9085
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen niet tijdig beslissen op paspoortaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2023, wordt het verzoek van een vader om proceskostenvergoeding beoordeeld. De vader, die optreedt als vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter, had eerder een aanvraag ingediend voor een Nederlands paspoort op 6 april 2023. Na het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Buitenlandse Zaken, heeft de minister alsnog het paspoort verstrekt, waardoor de vader zijn beroep heeft ingetrokken. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar de minister heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank oordeelt dat de minister tegemoet is gekomen aan de vader door het paspoort alsnog te verstrekken. Hierdoor is het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond. De rechtbank kent een vergoeding van € 418,50 toe voor de proceskosten, aangezien de gemachtigde van de vader een beroepschrift heeft ingediend en er verder geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast moet de minister het door de vader betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9085

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats] , als vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter
[naam], verzoeker,
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de minister van Buitenlandse zaken.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de minister in de proceskosten. De rechtbank gaat hierbij uit van de gegevens en stukken die door verzoeker zijn overgelegd, aangezien de minister geen stukken heeft overgelegd na hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld bij brief van 18 augustus 2023. Verzoeker heeft het verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister op de aanvraag van verzoeker van 6 april 2023 om een Nederlands paspoort te verstrekken aan de minderjarige dochter van verzoeker. Verzoeker heeft het beroep ingetrokken omdat de minister na het instellen van het beroep alsnog een Nederlands paspoort heeft verstrekt aan de minderjarige dochter van verzoeker.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de minister aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de minister geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 14 augustus 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister op de aanvraag van verzoeker van 6 april 2022. De minister heeft op na het instellen van het beroep door verzoeker alsnog een Nederlands paspoort verstrekt aan de minderjarige dochter van verzoeker. Hiermee is de minister tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet de minister aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de minister verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [3] .

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van € 418,50 aan proceskosten en € 184,- aan griffierecht aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.