In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 16 januari 2023 tegen het besluit van 19 december 2022 betreffende de weigering van een uitkering per 16 december 2022 ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft beslist op het bezwaar. Eiseres had het bezwaarschrift op 16 januari 2023 ingediend, en het UWV had uiterlijk op 10 juli 2023 moeten beslissen. Aangezien het UWV dit niet heeft gedaan, heeft eiseres het UWV op 11 juli 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak moet beslissen, maar in dit geval wordt een langere termijn van vier maanden opgelegd vanwege de noodzaak van een zorgvuldige heroverweging.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en het UWV moet het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden. De proceskosten bedragen € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op 24 november 2023.