ECLI:NL:RBZWB:2023:8180

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
02-051325-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Brandstichting, openlijke geweldpleging tegen goederen en diefstal door minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2023, stond een minderjarige verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting, openlijke geweldpleging tegen goederen en diefstal. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 november 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte vier feiten: bedreiging met een mes, het veroorzaken van een ontploffing met zwaar vuurwerk, openlijk geweld door graffiti aan te brengen op een schoolgebouw, en diefstal van een pictogram uit een parkeergarage.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, terwijl verdachte werd vrijgesproken van feit 1 wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank overwoog dat de verdachte betrokken was bij de openlijke geweldpleging en diefstal, maar niet in vereniging handelde bij feit 4. De strafoplegging bestond uit een werkstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder schoolgang en begeleiding door de jeugdreclassering.

De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn eerdere niet-strafrechtelijke achtergrond. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank droeg de Stichting Jeugdbescherming Brabant op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden. Het vonnis werd uitgesproken door de kinderrechters P. Pellikaan, M. de Graaf en J. de Jong.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-051325-23
vonnis van de meervoudige kamer van 24 november 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2009 te [plaats]
wonende aan [woonadres] te [plaats]
raadsvrouw mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 10 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: op 1 februari 2023 te [plaats] in vereniging met een ander vier jongens heeft bedreigd door hen een mes te tonen;
Feit 2: op 30 december 2022 te [plaats] in vereniging een ontploffing heeft veroorzaakt door zwaar vuurwerk te ontsteken bij [school] ;
Feit 3: in de periode van 27 december 2022 tot en met 2 januari 2023 te [plaats] openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen, althans deze heeft vernield, door graffiti aan te brengen op het [school] en het hekwerk behorende bij dat schoolgebouw;
Feit 4: op 26 januari 2023 in [plaats] door middel van diefstal met braak en/of verbreking een pictogram uit een parkeergarage heeft weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2, 3 en 4 heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangiftes door [aangever 1] en de getuigenverklaring van de heer [getuige] inzake feit 2 en 3, de aangifte door [aangever 2] inzake feit 4 en de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4.
Ten aanzien van feit 3 stelt de officier van justitie dat verdachte in ieder geval aanwezig is geweest bij het aanbrengen van de graffiti en hij heeft ook bekend zelf graffiti te hebben gespoten. Dat is voldoende voor een wezenlijke bijdrage en daarmee voor het medeplegen. Omdat steeds dezelfde teksten in dezelfde kleur zijn gebruikt en verdachte op 6 januari 2023 nog eens op het dak van de school is aangetroffen, gaat de officier van justitie ervan uit dat hij betrokken is geweest bij meerdere openlijke geweldplegingen in de ten laste gelegde pleegperiode.
Ten aanzien van feit 4 vordert de officier van justitie partieel vrijspraak omdat dit feit niet in vereniging is gepleegd, maar dat verdachte alleen het pictogram heeft weggenomen.
Ten aanzien van feit 1 komt de officier van justitie tot vrijspraak, aangezien hiervoor onvoldoende bewijs aanwezig is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1. Verdachte ontkent ook maar iets met het voorval te maken te hebben gehad. Er is geen gebruik gemaakt van een zorgvuldige herkenningsprocedure. De verdediging stelt dat er geen wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is en dat verdachte op grond daarvan dient te worden vrijgesproken van dit feit.
Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich ten aanzien van het bewijs.
Ten aanzien van feit 3 bekent verdachte dat hij graffiti heeft aangebracht op de school. Door de verdediging is vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging, omdat de gedragingen van verdachte als een vernieling zouden moeten worden aangemerkt. Hij geeft toe dat hij verantwoordelijk is voor een deel van de schade.
Feit 4 wordt ook door verdachte bekend. Verdachte geeft aan dat hij degene is geweest die het pictogram heeft meegenomen uit de parkeergarage. Hij heeft alleen gehandeld en dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op 1 februari 2023 zijn [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] door twee jongens in het [park] te [plaats] bedreigd met een mes. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant] op 7 februari 2023, heeft zij op 3 februari 2023 een e-mail ontvangen van de heer [naam 5] , de vader van [naam 3] . In deze e-mail wordt door de heer [naam 5] aangegeven dat hij zelf onderzoek heeft gedaan om te achterhalen wie zijn zoon en zijn vrienden heeft bedreigd. Hij heeft van een oud voetbaltrainer van verdachte een foto gekregen van verdachte en heeft deze foto aan zijn zoon en de andere slachtoffers laten zien. Allen bevestigden dat de persoon op de foto degene was die het mes vast had gehad.
De foto die aan de slachtoffers is getoond is de rechtbank niet bekend, aangezien deze niet aan het dossier is toegevoegd. Daarnaast is ook niet bekend hoe de herkenning door de slachtoffers heeft plaatsgevonden. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de jongens heeft bedreigd. Derhalve ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs, zodat de rechtbank verdachte van feit 1 zal vrijspreken.
Feit 2
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 november 2023;
- de aangifte door [aangever 1] namens [organisatie] ( [school] ) op 4 januari 2023.
Feit 3
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 november 2023;
- de aangifte door [aangever 1] namens [organisatie] ( [school] ) op 2 januari 2023.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen goederen wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt. Verdachte en zijn mededader(s) hebben graffiti aangebracht op het schoolgebouw van [school] en het bij die school behorende hekwerk. Verdachte is samen met een onbekend gebleven persoon op 27 december 2022 naar de school gegaan en toen deze onbekend gebleven persoon twee verfbussen uit zijn tas tevoorschijn haalde, hebben zij allebei graffiti aangebracht op het schoolgebouw. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Het is hierbij niet van belang wie welke feitelijke handelingen heeft verricht, in deze wie welke graffiti heeft aangebracht. De aanstootgevende en kwetsende teksten en tekens die door verdachte en de medeverdachte zijn aangebracht op de school, zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig schokkend voor eventuele omstanders die daarvan getuige zijn dat er sprake is van openlijk geweld tegen goederen.
Hoewel vast staat dat het schoolgebouw na de openlijke geweldpleging op 27 december 2022 nogmaals is beklad met graffiti, kan op basis van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat verdachte dit heeft gedaan of hierbij aanwezig geweest.
Feit 4
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 november 2023;
- de aangifte door [aangever 2] namens de [gemeente] .
Ten aanzien van dit feit overweegt de rechtbank dat verdachte dit feit heeft bekend en dat hij heeft verklaard het pictogram zelf te hebben weggenomen, terwijl ook verder uit het dossier niet blijkt van de betrokkenheid van anderen bij dit feit. Er is dan ook geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Van het medeplegen wordt de verdachte daarom vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2
op 30 december 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door zwaar vuurwerk te ontsteken, en daarvan gemeen gevaar voor ramen/ruiten van een schoolgebouw van [school] (aan de [adres] ), te duchten was;
3
op 27 december 2022 te [plaats] , openlijk, te weten op of aan de [adres] ,
in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten een schoolgebouw aan de [adres] , door graffiti aan te brengen op dat schoolgebouw en het hekwerk behorende bij dat schoolgebouw;
4
op 26 januari 2023 te [plaats] een pictogram, dat aan [gemeente] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met aftrek, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging wordt verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, dat verdachte één dag in hechtenis heeft doorgebracht, hetgeen erg zwaar voor hem was, en dat hij zich vijf maanden aan zware bijzondere schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Verdachte is bereid zich te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. De verdediging verzoekt conform het advies van de Raad te beslissen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het delict
Verdachte heeft zich op 27 december 2022 schuldig gemaakt aan openlijk geweld gericht tegen goederen, te weten [school] te [plaats] , door samen met een ander graffiti aan te brengen op het schoolgebouw en het daarbij behorende hekwerk. Vervolgens heeft verdachte samen met een ander op 30 december 2022 bij dezelfde school zwaar vuurwerk tot ontploffing gebracht waardoor een ruit is vernield.
Op 26 januari 2023 heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan diefstal van een pictogram uit een parkeergarage in [plaats] . Ook hierdoor veroorzaakt verdachte overlast voor anderen.
Hoewel de feiten lijken ingegeven door baldadigheid, veroorzaakt verdachte met zijn handelen schade en overlast, niet alleen specifiek voor de school en de parkeergarage, maar ook voor de samenleving. Graffiti, vernieling door ontploffing en diefstal zorgt voor verloedering van de openbare ruimte en draagt bij aan gevoelens van onbehagen en onveiligheid onder burgers. Met name de teksten en tekens die met graffiti zijn aangebracht, kunnen door burgers als kwetsend en aanstootgevend worden ervaren.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Rapport Raad voor de Kinderbescherming
Ook slaat de rechtbank acht op het rapport van de Raad van 26 september 2023 dat over verdachte is opgemaakt. De Raad ziet op verschillende leefgebieden zorgen. In de thuissituatie wordt gezien dat de regels die bij de vader en de moeder (afzonderlijk van elkaar) gelden, niet volledig overeen komen. Naar aanleiding van de delicten hebben de ouders gezamenlijk en met behulp van de jeugdreclassering de regels voor verdachte aangepast om als ouders meer één gezamenlijke lijn uit te dragen. Op het gebied van school wordt gezien dat het gedrag van verdachte te wensen overlaat en dat hij spijbelt. Gezien wordt dat verdachte beïnvloedbaar is voor negatieve invloeden, spannende situaties opzoekt en impulsief handelt.
Indien verdachte schuldig wordt bevonden aan de feiten 2, 3 en 4 acht de Raad een taakstraf in de vorm van een werkstraf passend. Een taakstraf laat verdachte oorzaak en gevolg ervaren en dient ertoe bij te dragen dat verdachte in de toekomst in soortgelijke situaties tot andere afwegingen en keuzes weet te komen. Continuering van inzet vanuit de jeugdreclassering vindt de Raad ook gewenst om verdachte te ondersteunen en te controleren. Als bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd op te leggen dat verdachte zich niet onttrekt aan zijn schoolgang en dat hij zich niet onttrekt aan de begeleiding van [hulpverlener] , waarbij aan de GI te weten Jeugdbescherming Brabant, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Tijdens de zitting heeft de Raad daaraan toegevoegd dat een proeftijd van 2 jaar gewenst is.
Jeugdreclassering
Ter zitting heeft mevrouw Vissers van de jeugdreclassering een toelichting gegeven op het verloop van de begeleiding. Verdachte doet erg zijn best om te voldoen aan de schorsingsvoorwaarden. Hij maakt nog wel verkeerde keuzes die risicovol kunnen zijn, maar is daarover wel eerlijk richting de jeugdreclassering. Verdachte mist oplossingsvaardigheden en heeft daar hulp bij nodig. Ook heeft de jeugdreclassering met de ouders bekeken hoe een goede opvoedsituatie voor verdachte kan worden gecreëerd en de ouders hebben zich daarvoor ingezet. Een voortzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering is nog gewenst. De jeugdreclassering verwacht dat mogelijk nog hulpverlening ingezet moet worden voor verdachte en ouders, maar dit zal samen met verdachte en zijn ouders worden opgepakt en hoeft niet als bijzondere voorwaarde te worden opgenomen.
De straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij neemt deze dan ook over en legt aan verdachte op een werkstraf van 80 uur, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 uur voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar. De voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen, wetende wat hem dan boven het hoofd hangt. Aan de proeftijd worden de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld, te weten dat verdachte naar school gaat volgens het rooster en inzet zal tonen en het meewerken aan de begeleiding van [hulpverlener] . Aan de GI wordt de opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141, 157, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:Opzettelijk in vereniging brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 3:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
feit 4:Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte naar school gaat volgens het rooster en inzet zal tonen;
* dat verdachte meewerkt aan de begeleiding van [hulpverlener] ;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Pellikaan, voorzitter, mr. De Graaf en mr. De Jong, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 november 2023.
Mr. Pellikaan is niet in de gelegenheid om het vonnis te ondertekenen.