Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[gedaagde 01] B.V. C.S.,
2.
[gedaagde 02] B.V.,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de pleitnota’s van partijen
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vorderde [eiser01] B.V. in kort geding de verwijdering van een hek dat door [gedaagde 01] B.V. was geplaatst, omdat dit de toegang tot haar perceel belemmert. [eiser01] stelde dat zij door verjaring een recht van overpad had verkregen over het perceel van [gedaagde 01]. De rechtbank oordeelde dat [eiser01] niet voldoende had aangetoond dat zij een recht van overpad had verworven. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor de vorderingen van [eiser01], omdat het hek niet onrechtmatig was geplaatst en de vorderingen van [eiser01] in een bodemprocedure geen kans van slagen zouden hebben. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser01] af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak vond plaats op 23 november 2023.