ECLI:NL:RBZWB:2023:8177

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
02-198694-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht bij gewapende overval op tankstation

Op 24 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van een gewapende overval op een tankstation op 12 augustus 2022. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte en zijn medeverdachte zouden samen op een motor naar het tankstation zijn gegaan, waar de medeverdachte met een mes de overval heeft gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, waarbij de verdachte een gelijkwaardige rol had in de uitvoering van het delict.

De rechtbank achtte de tenlastelegging, die onder andere diefstal met geweld en afpersing omvatte, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van een telefoon, omdat deze niet door de medeverdachte was weggenomen, maar door het slachtoffer was afgegeven. De rechtbank besloot om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op het moment van de overval achttien jaar oud was, maar nog steeds kinderlijk gedrag vertoonde. De rechtbank legde een jeugddetentie op van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering en deelname aan schuldhulpverlening.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en vond het belangrijk dat de verdachte begeleid zou worden om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-198694-23
vonnis van de meervoudige kamer van 24 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. H.O. de Boer, advocaat te Rijen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 november 2023, gelijktijdig maar niet gevoegd met de zaak tegen [medeverdachte] (02-010472-23). Op de zitting hebben de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 augustus 2022 te [plaats] in vereniging een overval op een tankstation heeft gepleegd, waarbij een mes is gebruikt en waarbij € 650,= en een telefoon zijn weggenomen (feit 1) en [slachtoffer] tot afgifte is gedwongen van ongeveer 20 sloffen sigaretten (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht zowel feit 1 als feit 2 op grond van de aangifte van [slachtoffer] en de verklaringen van zowel de verdachte als zijn medeverdachte wettig en overtuigend bewezen. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen op de motor naar het Avia tankstation gegaan. Medeverdachte is naar binnen gegaan met zijn helm op en met een mes in zijn handen. De handelingen zoals opgenomen in de tenlastelegging opgenomen onder feit 1 en 2 kunnen bewezen worden verklaard. Na de overval rent medeverdachte terug naar verdachte die buiten het tankstation op hem met de motor staat te wachten, medeverdachte springt bij verdachte achter op de motor waarna zij samen vluchten. De officier van justitie is van oordeel dat er sprake is van medeplegen en de daarvoor noodzakelijke nauwe en bewuste samenwerking. Er was sprake van een gezamenlijke uitvoering, waarbij elk van de daders een gelijkwaardige intellectuele bijdrage aan het feit heeft geleverd. Verdachte heeft samen met medeverdachte het plan gemaakt om een tankstation te overvallen. Zij spraken er al de hele week over en zijn op woensdag voorafgaand aan de overval al gaan kijken. Vervolgens zijn zij samen op de motor van verdachte naar het tankstation gegaan en samen gevlucht. De medeverdachte droeg tijdens de overval kleding van verdachte en ook de helm die hij op had was van verdachte afkomstig. Ook heeft verdachte gedeeld in de buit.
In de tenlastelegging is een splitsing gemaakt tussen wegnemen en afgifte. Er is sprake van samenloop van de feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring, met dien verstande dat wordt verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het medeplegen van de diefstal van de telefoon en van het gedachtestreepje (zowel bij feit 1 als feit 2): - voor die [slachtoffer] met een mes te staan, althans aan die [slachtoffer] een mes te tonen.
Verdachte wist wat er die dag ging gebeuren. Hij wist wat medeverdachte ging doen en hij heeft daar ook aan meegeholpen door hem te brengen en vervolgens samen te vluchten. Verdachte wist niet dat medeverdachte de telefoon zou afpakken en wist ook niets van het mes. Er is sprake van eendaadse samenloop.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de politierechter dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door mevrouw [slachtoffer] d.d. 12 augustus 2022, opgenomen op p. 81 en verder van het eindproces-verbaal met nummer PL2000- 2022213792;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 november 2023.
Ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal van de telefoon van aangeefster [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat de telefoon, blijkens het dossier, door haar aan medeverdachte is afgegeven en dus niet door medeverdachte is afgenomen. Nu er geen sprake is van de voor diefstal vereiste wegnemingshandeling en de afpersing van de telefoon niet ten laste is gelegd, zal verdachte partieel worden vrijgesproken van de diefstal van de telefoon.
Door de verdediging is tevens verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het gedachtestreepje: - voor die [slachtoffer] met een mes te staan, althans aan die [slachtoffer] een mes te tonen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan het medeplegen ten aanzien van deze handeling niet kan worden aangenomen. Verdachte wist immers wat er die dag ging gebeuren en heeft met medeverdachte het plan bedacht om het tankstation te overvallen. Hij had kunnen verwachten dat medeverdachte een wapen, in dit geval een mes, zou gebruiken bij de overval. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit dan ook voor alle geweldshandelingen wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de politierechter dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door mevrouw [slachtoffer] d.d. 12 augustus 2022, opgenomen op p. 81 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000- 2022213792 en verder;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 november 2023.
Ook voor dit feit acht de rechtbank alle geweldshandelingen wettig en overtuigend bewezen en verwijst naar de overweging hiervoor bij feit 1. Ten aanzien van dit feit zijn de omstandigheden niet anders.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 12 augustus 2022 te [plaats] , gemeente Altena aan de openbare weg de [straat] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
een geldbedrag van ongeveer 650 Euro, dat geheel aan Avia tankstation, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-voor die [slachtoffer] met een mes te staan, althans aan die [slachtoffer] een mes te tonen en
-dat tankstation binnen te dringen en
-dat tankstation van binnen af te sluiten en
-die [slachtoffer] te dwingen het alarm uit te zetten en het licht aan te doen en
-die [slachtoffer] te dwingen op de grond te gaan liggen en
-die [slachtoffer] naar geld en de kluis te vragen;
2
op 12 augustus 2022 te [plaats] , gemeente Altena aan de openbare weg de [straat] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 20 sloffen sigaretten, die geheel aan die Avia tankstation toebehoorden door
-voor die [slachtoffer] met een mes te staan, althans aan die [slachtoffer] een mes te tonen en
-dat tankstation binnen te dringen en
-dat tankstation van binnen af te sluiten en
-die [slachtoffer] te dwingen het alarm uit te zetten en het licht aan te doen en
-die [slachtoffer] te dwingen op de grond te gaan liggen en
-die [slachtoffer] naar sigaretten te vragen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, gelet op de persoon van verdachte en het advies van de reclassering, het jeugdstrafrecht moet worden toegepast.
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van negen maanden, waarvan drie maanden jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie vindt het van belang dat de bijzondere voorwaarden, zoals die reeds zijn opgelegd door de politierechter op 13 december 2022, nogmaals worden opgelegd en hieraan het meewerken aan schuldhulpverlening als bijzondere voorwaarde wordt toegevoegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft toepassing van het jeugdstrafrecht bepleit. De motivering daarvoor is gelegen in de (ontwikkeling) van de persoonlijkheid van verdachte. Ook door de reclassering is toepassing van het jeugdstrafrecht geadviseerd.
De verdediging verzoekt aan verdachte een jeugddetentie op te leggen voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het delict
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation. Verdachte heeft samen met medeverdachte het plan gemaakt om het tankstation te overvallen. Zij zijn samen op de motor van verdachte, na een voorverkenning (dan wel een poging) twee dagen eerder, naar het tankstation gereden. Bij het tankstation aangekomen is verdachte bij de motor gebleven en is de medeverdachte met zijn helm op en gewapend met een mes het tankstation binnen gegaan. Anders dan verdachte doet voorkomen had hij een gelijkwaardig aandeel (in intellectuele zin) in het medeplegen van de gewapende overval. Het tankstation is 20 sloffen sigaretten en € 650,- afhandig gemaakt. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Mensen die zoiets ergs overkomt, zijn dat meestal niet snel vergeten en hebben er vaak nog op allerlei manieren, fysiek of psychisch, last van. De impact van de feiten blijk ook uit de aanvullende verklaring die door de politie bij mevrouw [slachtoffer] is afgenomen. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten en dat artikel 63 Sr van toepassing is. Gelet op de veroordeling van 13 december 2022 liep de verdachte ten tijde van de feiten nog in een proeftijd. Verdachte heeft door zijn handelen laten zien zich onvoldoende hiervan te hebben aangetrokken.
Reclassering
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 25 oktober 2023. De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte was ten tijde van het delict achttien jaar oud, maar toont tot op heden kinderlijker gedrag dat men gezien zijn kalenderleeftijd zou verwachten. Er is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel, verdachte is niet in staat zijn eigen gedrag te organiseren, schat de gevolgen van zijn handelen slecht in en handelt impulsief. Indien er sprake zou zijn van detentie dan adviseert de reclassering verdachte in een justitiële jeugdinrichting te plaatsen, omdat verwacht wordt dat verdachte niet opgewassen is tegen negatieve beïnvloeding in een Penitentiaire Inrichting. Een taakstraf is niet wenselijk. Verdachte heeft meerdere taakstraffen opgelegd gekregen die negatief zijn geretourneerd. Verdachte lijkt niet in staat om afspraken ten behoeve van zijn taakstraffen na te komen.
De reclassering ziet geen meerwaarde in het opleggen van nogmaals dezelfde bijzondere voorwaarden als die reeds lopend zijn. Geadviseerd wordt om het toezicht inzake parketnummer 02-221122-22 te continueren en daar de bijzondere voorwaarde ‘meewerken aan schuldhulpverlening’ aan toe te voegen. Bij veroordeling van verdachte wordt geadviseerd hem af te straffen.
Tijdens de zitting is hier door mevrouw [reclasseringswerker], aan toegevoegd dat er vooral zorgen zijn over de handelingsvaardigheden en beïnvloedbaarheid van verdachte. Het feit dat het verdachte beter lijkt om op de bouw te slapen, in plaats van toe te werken naar een plek in een begeleide woonvorm getuigt ervan dat hij in zijn doen en denken nog op een jongere leeftijd functioneert dan zijn kalenderleeftijd. Verdachte heeft veel moeite met het structureren van zijn leven. De reclassering wil, gegeven zijn omstandigheden, tot een goede samenwerking met verdachte komen. De afspraken met de reclassering en Fivoor worden door verdachte nagekomen. Indien verdachte wordt veroordeeld en hem een detentie wordt opgelegd, is het van belang dat hij wordt geplaatst in een justitiële jeugdinrichting, omdat het systeem hier beter aansluit bij de aanpak die voor verdachte nodig is.
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de overval achttien jaar en dus meerderjarig. Ten aanzien van een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, kan op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht worden toegepast als er sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank ziet, conform het advies van de reclassering, aanleiding in de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank is van oordeel dat de toepassing van het adolescentenstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte als ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken Jeugd in aanmerking genomen. Voor een diefstal met geweld/afpersing, overval winkel, is voor een jeugdige een jeugddetentie vanaf vier maanden het uitgangspunt. In onderhavige zaak weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat bij de feiten sprake is geweest van een bedreiging met een wapen.
In strafverminderende mate heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat artikel 63 van toepassing is, maar daar staat tegenover dat het forse strafblad van verdachte strafverzwarend werkt.
De rechtbank houdt in de strafmaat ook rekening met de eendaadse samenloop van de diefstal met geweld en de afpersing, zoals bedoeld in artikel 55 Sr.
Alles afwegende vindt de rechtbank de straf zoals deze is geëist door de officier van justitie passend en geboden. Dit betekent dat aan verdachte een jeugddetentie zal worden opgelegd voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn verzocht door de officier van justitie. De rechtbank acht het opleggen van deze bijzondere voorwaarden van belang om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en om te bewerkstelligen dat verdachte wordt begeleid en behandeld.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert
de eendaadse samenloop van:
feit 1:Diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen;
feit 2:Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen de drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering voor de duur van twee jaar;
* dat verdachte zich laat diagnosticeren en onder behandeling zal stellen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de intake
en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Onder de behandeling kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan een intake voor begeleid wonen en indien geïndiceerd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de intake. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
*dat verdachte meewerkt, indien de reclassering dit nodig vindt, aan controle van het gebruik van alcohol/drugs. De reclassering kan een urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd laat begeleiden door TS coaching of een soortgelijke ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is al
gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte meewerkt aan schuldhulpverlening;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en aan het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Dit vonnis is gewezen door mr. Van de Wetering, voorzitter, mr. De Graaf en mr. De Jong, rechters, in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 november 2023.
Mr. Van de Wetering en mr. De Graaf zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.