ECLI:NL:RBZWB:2023:8176

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
02-010472-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht bij gewapende overval op tankstation

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 augustus 2022 samen met een medeverdachte een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation in [plaats 2]. De verdachte, geboren in 2004, was ten tijde van de overval net meerderjarig. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 10 november 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld en afpersing, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte een mes hebben gebruikt om de medewerkster van het tankstation te dwingen tot afgifte van geld en sigaretten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er onduidelijkheid bestond over de exacte bedragen en hoeveelheden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken moest worden van de diefstal van de telefoon, omdat deze niet door de verdachte was afgenomen, maar door de medewerkster was afgegeven.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een jeugddetentie op van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering en behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank benadrukte het belang van pedagogische beïnvloeding en begeleiding voor de verdere ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-010472-23
vonnis van de meervoudige kamer van 24 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [plaats 1]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting Den Hey-Acker te Breda
raadsman mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 november 2023, gelijktijdig maar niet gevoegd met de zaak tegen [medeverdachte] (02-198694-23). Op de zitting hebben de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 augustus 2022 te [plaats 2] in vereniging een overval op een tankstation heeft gepleegd waarbij € 650,= en een telefoon zijn weggenomen (feit 1) en mevrouw [aangeefster] tot afgifte is gedwongen van ongeveer 20 sloffen sigaretten (feit 2) en waarbij een mes is gebruikt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht zowel feit 1 als feit 2 op grond van de aangifte van mevrouw [aangeefster] en de verklaringen van zowel verdachte als zijn medeverdachte wettig en overtuigend bewezen. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen op de motor naar het tankstation gegaan. Verdachte is naar binnen gegaan met zijn helm op en met een mes in zijn handen. De handelingen zoals opgenomen in de tenlastelegging opgenomen onder feit 1 en 2 kunnen bewezen worden verklaard. Na de overval rent verdachte terug naar medeverdachte en springt bij hem achter op de motor waarna zij samen vluchten. De officier van justitie is van oordeel dat er sprake is van een gezamenlijke uitvoering en gelijkwaardige intellectuele daders, gelet waarop er sprake is van medeplegen. In de tenlastelegging is een splitsing gemaakt tussen wegnemen en afgifte. Er is sprake van samenloop van de feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de feitelijkheden zoals uitgeschreven achter de gedachtestreepjes in de tenlastelegging. Er is wel onduidelijkheid omtrent de vraag hoeveel geld er exact is weggenomen en om hoeveel sloffen sigaretten het precies ging.
De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van de als feit 1 ten laste gelegde diefstal met geweld van de telefoon van mevrouw [aangeefster] , omdat het oogmerk van de wederrechtelijke toe-eigening van deze telefoon mist. Het was de intentie van verdachte om de telefoon op dat moment tijdelijk buiten het bereik van mevrouw [aangeefster] te houden en niet om als heer en meester over het toestel te beschikken. Daarnaast heeft verdachte de telefoon niet afgepakt. Mevrouw [aangeefster] heeft de telefoon naar eigen zeggen bij binnenkomst moeten afgeven aan verdachte. Er is derhalve geen sprake geweest van een voor de diefstal vereiste eigen wegnemingshandeling. De verdediging verzoekt verdachte dan ook partieel vrij te spreken van de onder feit 1 ziet ten laste gelegde diefstal met geweld van de telefoon.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de politierechter dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door mevrouw [aangeefster] d.d. 12 augustus 2022, opgenomen op p. 81 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2022213792 en verder;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 november 2023.
Ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal van de telefoon van [aangeefster] overweegt de rechtbank dat de telefoon blijkens het dossier door haar aan verdachte is afgegeven en dus niet door verdachte is afgenomen. Nu er geen sprake is van de voor diefstal vereiste wegnemingshandeling en afpersing van de telefoon niet ten laste is gelegd, zal verdachte partieel worden vrijgesproken van de diefstal met geweld van de telefoon.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de politierechter dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte door mevrouw [aangeefster] d.d. 12 augustus 2022, opgenomen op p. 81 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2022213792 en verder;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 10 november 2023.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 12 augustus 2022 te [plaats 2] , gemeente Altena aan de openbare weg de [straat] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
een geldbedrag van ongeveer 650 Euro, dat geheel aan Avia tankstation, toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-voor die [aangeefster] met een mes te staan, althans aan die [aangeefster] een mes te tonen en
-dat tankstation binnen te dringen en
-dat tankstation van binnen af te sluiten en
-die [aangeefster] te dwingen het alarm uit te zetten en het licht aan te doen en
-die [aangeefster] te dwingen op de grond te gaan liggen en
-die [aangeefster] naar geld en de kluis te vragen;
2
op 12 augustus 2022 te [plaats 2] , gemeente Altena aan de openbare weg de [straat] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 20 sloffen sigaretten, die geheel aan die Avia tankstation toebehoorden door
-voor die [aangeefster] met een mes te staan, althans aan die [aangeefster] een mes te tonen en
-dat tankstation binnen te dringen en
-dat tankstation van binnen af te sluiten en
-die [aangeefster] te dwingen het alarm uit te zetten en het licht aan te doen en
-die [aangeefster] te dwingen op de grond te gaan liggen en
-die [aangeefster] naar sigaretten te vragen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat, gelet op de persoon van verdachte en het advies van de reclassering, het volwassenen strafrecht moet worden toegepast. Wel laat de officier van justitie bij de strafeis meewegen dat verdachte pas net meerderjarig was ten tijde van het feit en de situatie waarin zich ten tijde van het delict bevond, te weten zijn afhankelijkheid van drugs.
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de periode dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, waarvan zes maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de Reclassering geadviseerd, namelijk de meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugsverbod, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft toepassing van het jeugdstrafrecht bepleit. Ten tijde van de voorgeleiding is door (een andere rapporteur van) de Reclassering Nederland toepassing van het adolescentenstrafrecht geadviseerd (rapport d.d. 12 januari 2023). De verdediging is van mening dat in het rapport van de reclassering Novadic-Kentron van 30 oktober 2023 behoorlijk kort door de bocht wordt geredeneerd naar een advies toepassing van het volwassenenstrafrecht. Volgens de verdediging bestaat er wel degelijk alle aanleiding om verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht. De argumenten die door de Reclassering Nederland worden genoemd in het rapport van 12 januari 2023 gelden nog onverkort. Tevens geeft invulling van het wegingskader adolescentenstrafrecht daadwerkelijk belangrijke indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Hoewel bij verdachte geen sprake lijkt te zijn van een verstandelijke beperking, zijn de overige punten als het aankomt op handelingsvaardigheden wel aan de orde: het slecht kunnen inschatten van risico’s van eigen handelen, het nauwelijks kunnen organiseren van eigen gedrag, impulsief handelen en het vertonen van meeloopgedrag. Ook ten aanzien van de ‘pedagogische beïnvloeding’ lijkt duidelijk sprake van diverse punten die pleiten voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Er is wel degelijk sprake van een afhankelijkheidsrelatie ten opzicht van ouders en er is ook gezinsgerichte hulpverlening in de vorm van systeemtherapie noodzakelijk. Meegewogen dient te worden dat er verder geen contra-indicaties zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Gelet op dit alles verzoekt de verdediging om artikel 77c Wetboek van Strafrecht (Sr) toe te passen en verdachte te bestraffen op grond van het jeugdrecht.
De verdediging verzoekt aan verdachte een jeugddetentie op te leggen voor de duur van 180 dagen, met aftrek, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, waaraan verdachte zich ook nadrukkelijk wil conformeren. Wel wordt verzocht de voorwaarde met betrekking tot schadeherstel niet op te nemen, aangezien dit in de executiefase tot ingewikkelde discussies kan leiden.
Indien de rechtbank van oordeel is dat toepassing van artikel 77c Sr niet aan de orde is, verzoekt de verdediging subsidiair om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan het voorarrest. Concreet verzoekt de verdediging bij toepassing van het volwassenstrafrecht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 360 dagen, waarvan 262 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals hiervoor reeds aangegeven en oplegging van een werkstraf.
Zowel ten aanzien van het primaire als het subsidiaire verzoek wordt verzocht tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis.
Meer subsidiair verzoekt de verdediging, indien de rechtbank artikel 77c Sr niet toepast en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van de voorlopige hechtenis ontstijgt mocht overwegen, om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en de behandeling van de zaak aan te houden teneinde nader diagnostisch onderzoek zoals in de rapportages wordt geadviseerd te gelasten en daarbij teven de wenselijkheid van toepassing van het jeugdstrafrecht opnieuw te laten beoordelen in dit onderzoek. In dat geval wordt verzocht het bevel voorlopige hechtenis met ingang van heropening van het onderzoek ter terechtzitting te schorsen onder de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd opdat verdachte in een ambulant kader mee kan werken aan dit onderzoek en kan profiteren van de geadviseerde interventies.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het delict
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation. Verdachte heeft samen met medeverdachte het plan gemaakt om het tankstation te overvallen. Zij zijn samen op de motor van medeverdachte, na een voorverkenning (dan wel een poging) twee dagen eerder, naar het tankstation gereden. Bij het tankstation aangekomen is medeverdachte bij de motor gebleven en is verdachte met zijn helm nog op en gewapend met een mes het tankstation binnen gegaan. Hij heeft het tankstation 20 sloffen sigaretten en € 650,- afhandig gemaakt. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
Mensen die zoiets ergs overkomt, zijn dat meestal niet snel vergeten en hebben er vaak op allerlei manieren, fysiek of psychisch, last van. De impact van de feiten op het slachtoffer, mevrouw [aangeefster] , blijkt ook uit de aanvullende verklaring die door de politie bij mevrouw [aangeefster] is afgenomen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Reclassering
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland in het rapport van 12 januari 2023 ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris. In dit rapport wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Volgens de reclassering maakte verdachte, die ten tijde van het delict nog maar net achttien jaar oud was geworden, deel uit van een pedagogisch ondersteunend netwerk, bestaande uit zijn ouders en familieleden. Pedagogische beïnvloeding was toen (nog) aanwezig en wenselijk. Daarnaast werd continuering van de schoolgang noodzakelijk geacht, omdat verdachte geen startkwalificatie had en hij enkel in het bezit was van een havodiploma. De reclassering had de indruk dat verdachte beïnvloedbaar is en dat het verblijf in een penitentiaire inrichting hem negatief zal beïnvloeden. Bij een eventuele preventieve hechtenis werd geadviseerd verdachte in een justitiële jeugdinrichting te plaatsen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van Novadic-Kentron van 30 oktober 2023. In dit rapport wordt geen aanleiding gezien om het jeugdstrafrecht toe te passen en is geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. Ten grondslag aan het advies ligt dat verdachte geen verstandelijke beperking heeft en ook niet op een jongere leeftijd dan zijn kalenderleeftijd lijkt te functioneren. Verdachte komt op de reclassering en op de forensische psycholoog zelfs ouder over dan zijn kalenderleeftijd. Verdachte maakt bij de reclassering een sociaal wenselijke en berekenende indruk. Verdachte heeft geen specifieke programma’s van de jeugdreclassering nodig.
Volgens de reclassering stelt verdachte zich meewerkend op bij aanvang van trajecten, maar lukt het hem niet om zich aan de afspraken te blijven houden. Impulsiviteit ligt daaraan ten grondslag, naast een mate van eigengereidheid en moeite hebben met autoriteit.
De reclassering meent dat ambulante behandeling ten aanzien van de persoonlijkheid van verdachte en ten aanzien van zijn gevoeligheid voor verslaving ingezet moet worden. Ook moet er een verplichtend kader zijn, waarin verdachte structuur wordt geboden, omdat verdachte impulsief is en trajecten vroegtijdig gestopt heeft in het verleden.
Momenteel is verdachte gedetineerd in Den Heij-Acker. Er is een aanvraag tot begeleid wonen ingediend, omdat de reclassering het niet wenselijk vindt dat verdachte weer bij zijn ouders gaat wonen.
Bij veroordeling van verdachte wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: de meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugsverbod, schadeherstel, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Tijdens de zitting is hier door mevrouw [naam] , reclasseringswerker van Novadic-Kentron, aan toegevoegd dat zij bij de totstandkoming van de rapportage overleg heeft gehad met de Raad voor de Kinderbescherming, de ouders van verdachte en met collega’s. Ook heeft zij het wegingskader ingevuld en daaruit kwam het advies voor volwassenstrafrecht uit. Zij ziet geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte komt sociaal wenselijk en berekenend over. Zij baseert dit op basis van de ervaringen die de reclassering met hem hebben opgedaan. Er is geen sprake van een verstandelijke beperking bij verdachte en ook niet van ouderlijke beïnvloeding.
Adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de overval achttien jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, kan op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht worden toegepast als er sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank ziet met de advocaat en anders dan de Reclassering Novadic-Kentron wel doorslaggevende aanknopingspunten in de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden om het jeugdstrafrecht toe te passen. Het jeugdstrafrecht is specifiek in het leven geroepen voor jongvolwassenen tussen de achttien en drieëntwintig jaar, omdat hun hersenfuncties nog niet zijn uitontwikkeld en zij dus (in beginsel) pedagogisch beïnvloedbaar zijn. Er lijkt bij verdachte sprake te zijn van een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van zijn ouders en ook is gezinsgerichte hulpverlening in de vorm van systeemtherapie noodzakelijk. Daarnaast kan verdachte de risico's van zijn eigen handelen slecht inschatten, kan hij impulsief handelen en vertoont hij meeloopgedrag. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte nog de nodige stappen dient te maken in zijn ontwikkeling naar volwassenheid. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er zowel in termen van handelingsvaardigheden als pedagogische beïnvloeding derhalve voldoende aanknopingspunten om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat verdachte door de reclassering sociaal wenselijk en berekenend overkomt acht de rechtbank, gelet op voornoemde bevindingen, onvoldoende om als contra-indicatie aan te merken. De rechtbank ziet ook verder geen contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
Verdachte is nog jong en dient de kans te krijgen de goede weg in te slaan. Toepassing van het jeugdstrafrecht biedt hem hiertoe op dit moment gezien zijn omstandigheden de beste kans. Daarnaast kan bij toepassing van het jeugdstrafrecht de begeleiding ook door de volwassenreclassering plaatsvinden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de toepassing van het jeugdstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte, en ook in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 77c Sr een jeugdstraf opleggen.
De straf
Nu de officier van justitie in haar eis uitgegaan is van het volwassenstrafrecht en de rechtbank verdachte zal berechten volgens het jeugdstrafrecht, wijkt de rechtbank logischerwijs af van de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken Jeugd in aanmerking genomen. Voor een diefstal met geweld/afpersing, overval winkel, is voor een jeugdige een jeugddetentie vanaf vier maanden het uitgangspunt.. In onderhavige zaak weegt de rechtbank in strafverzwarende mee dat bij de feiten sprake is geweest van een bedreiging met een wapen.
De rechtbank houdt in de strafmaat ook rekening met de eendaadse samenloop van de diefstal met geweld en de afpersing, zoals bedoeld in artikel 55 Sr.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank verdachte een jeugddetentie opleggen voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Tevens zullen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering Novadic-Kentron worden opgelegd, met uitzondering van de voorwaarde die ziet op schadeherstel.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feit 1:Diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen;
feit 2:Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen de drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Novadic-Kentron. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering voor de duur van twee jaar;
* Dat verdachte meewerkt aan diagnostisch onderzoek en de daaruit voortkomende behandeling bij Forensisch Poliklinische behandelinstelling Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Aandacht voor het gezinssysteem is tevens van belang bij de behandeling. De behandeling start zo snel mogelijk na ingang van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk. Aanmelding daartoe is reeds gedaan. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.;
* dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Novadic-Kentron tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en aan het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van de Wetering, voorzitter, mr. De Graaf en mr. De Jong, rechters, in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 november 2023.
Mr. Van de Wetering en mr. De Graaf zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.