ECLI:NL:RBZWB:2023:8129

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
02-065504-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met verkrachting en oplegging van een ISD-maatregel

Op 23 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met verkrachting. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het uiten van dreigende bewoordingen naar de aangeefster op 25 februari 2023. Tijdens de zitting op 9 november 2023 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie achtte de bedreiging wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de bedreigende woorden niet voldoende waren onderbouwd.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en haar partner in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de bedreiging. De verdachte had de woorden 'ik ga je verkrachten' en soortgelijke uitdrukkingen geuit, wat leidde tot gevoelens van angst bij de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

De officier van justitie vorderde een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, terwijl de verdediging pleitte voor alternatieve maatregelen. De rechtbank, na beoordeling van het strafblad van de verdachte en het advies van de reclassering, oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor de bescherming van de maatschappij en ter beperking van het recidiverisico. De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van het voorarrest, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/065504-23
vonnis van de meervoudige kamer van 23 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te PI Dordrecht, 3313 LC Dordrecht, Kerkeplaat 25,
raadsman mr. M.H.A. Horsch, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 november 2023, waarbij de officier van justitie mr. C.M.J.M. van Buul en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [aangeefster] door naar haar dreigende bewoordingen te uiten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte ten laste gelegde feit en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.
De ten laste gelegde woorden ‘ik ga je verkrachten’ vinden geen ondersteuning in de verklaring van de partner van aangeefster. De overige ten laste gelegde bewoordingen leveren geen strafbare bedreiging op.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte op 25 februari 2023 [aangeefster] heeft bedreigd met verkrachting door naar haar aan verkrachting gerelateerde bewoordingen te uiten. Hoewel [aangeefster] en haar partner niet exact dezelfde bewoordingen benoemen in hun verklaringen, wordt de aangifte van [aangeefster] op essentiële punten wel ondersteund door de verklaring van haar partner. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook in ieder geval vast dat er woorden van gelijke dreigende aard of strekking door verdachte zijn geuit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 februari 2023 te Vlissingen, [aangeefster] heeft bedreigd
met verkrachting door die voornoemde [aangeefster] dreigend de woorden toe
te voegen: "Ik ga je verkrachten" en/of "Ik ga je neuken" en/of "Ik neuk je" en/of "Ik
ga je pakken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt – als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – aan verdachte geen ISD-maatregel op te leggen. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat is voldaan aan de criteria voor het opleggen van deze maatregel, dan wijst de verdediging op het ultimum remedium-karakter van deze maatregel, waarvan in dit geval – ook gelet op de geringe ernst van het feit – nog geen sprake is.
Verdachte is bereid zijn medewerking te verlenen aan voorwaarden, zoals begeleiding door de MJD, begeleid wonen en ambulante behandeling, die in het kader van een voorwaardelijke straf kunnen worden opgelegd.
Als de rechtbank toch beslist de ISD-maatregel op te leggen, dan wordt verzocht de duur van het voorarrest daarop in mindering te brengen, waarbij ook de tussentijdse toets in overweging wordt meegegeven.
Mocht de rechtbank de ISD-maatregel niet opleggen, dan moet aansluiting worden gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten, waarbij de verdediging ervan uitgaat dat de rechtbank hiervan, gelet op het strafblad van verdachte, zal afwijken en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen. In dat geval wordt verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van het voorarrest op te leggen en in het verlengde daarvan wordt verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. Daarnaast zou een forse voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd als stok achter de deur, waaraan voorwaarden kunnen worden verbonden, zoals genoemde begeleiding, begeleid wonen en ambulante behandeling, met toezicht door de reclassering op de naleving van deze voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met verkrachting door dreigende en nare bewoordingen naar [aangeefster] te uiten, die bij haar hebben geleid tot gevoelens van angst en slapeloosheid. Verdachte heeft niet alleen dreigende bewoordingen geuit, maar heeft zich tijdens en na het uiten van deze bewoordingen ook intimiderend gedragen door niet weg te gaan bij de woning waar [aangeefster] op dat moment verbleef en waar de bedreiging plaatsvond. Ook de partner van [aangeefster] is met dit alles geconfronteerd. Al met al is dit een zeer vervelend feit voor de betrokkenen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 november 2023, waaruit blijkt dat hij meerdere keren met justitie in aanraking is geweest en is veroordeeld, ook in het kader van bedreiging. Daarvoor is hij in 2019 veroordeeld tot een ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar en in 2022 tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Eerdere veroordelingen, de opgelegde ISD-maatregel en de genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke feiten. De detentie in het kader van de laatstgenoemde gevangenisstraf liep nota bene vijf dagen vóór het plaatsvinden van de bedreiging van [aangeefster] af. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij ondanks eerdere veroordelingen en zo snel na het uitzitten van een gevangenisstraf weer de fout ingaat.
In haar rapport van 2 november 2023 heeft de reclassering, gelet op het hoge recidiverisico, de aanwezige problematiek en lage responsiviteit ten aanzien van begeleiding en (ambulante) behandeling in een voorwaardelijk kader, geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Verdachte heeft zich eerder onvoldoende gevoelig getoond voor voorwaardelijke kaders in het algemeen, waardoor het risico op onttrekken aan voorwaarden hoog wordt geacht en de bestaande risico’s niet in het kader van een voorwaardelijke veroordeling of een voorwaardelijke ISD-maatregel kunnen worden beperkt. Ook een kader met ambulante behandeling en begeleiding wordt niet haalbaar geacht. De ISD-maatregel biedt volgens de reclassering de beste mogelijkheden voor een positieve gedragsverandering en beperking van het recidiverisico en zou volgens haar passend zijn ter bescherming van de maatschappij, waarbij zij hoopt dat verdachte zal meewerken aan de aangeboden behandeling en het traject binnen het ISD-kader.
Maatregel
Gelet op het duidelijk gemotiveerde advies van de reclassering en het strafblad van verdachte acht de rechtbank een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf niet passend. Het opleggen van een gevangenisstraf dan wel het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden acht de rechtbank een gepasseerd station.
De rechtbank is op grond van de bevindingen en het advies van de reclassering, het strafblad van verdachte en de bevindingen tijdens het onderzoek ter zitting van oordeel dat het opleggen van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is. De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt.
Immers op het door verdachte begane misdrijf is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf minstens drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, terwijl het huidige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er verder ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Daarbij kent de rechtbank in het bijzonder betekenis toe aan het strafblad van verdachte, het zich in het dossier bevindende overzicht van (overlast)meldingen en antecedenten met betrekking tot verdachte en het feit dat de kans op recidive in het rapport van de reclassering als hoog wordt ingeschat.
Gelet op de overlast die verdachte steeds weer veroorzaakt, staat het belang van de samenleving voorop. De maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte. Gezien het karakter van de maatregel en de problematiek van verdachte zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) duur van twee jaren opleggen zonder aftrek van het voorarrest. Op die manier wordt aan verdachte de gelegenheid geboden om de maximale tijd van de maatregel te kunnen werken aan zijn problematiek en kunnen de mogelijkheden van de ISD-maatregel maximaal worden benut. In het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te gelasten. Indien verdachte op enig moment (na zes maanden na tenuitvoerlegging van de maatregel) dusdanig positieve stappen zet dat een tussentijdse beoordeling wenselijk wordt geacht, kan hij daar zelf om verzoeken.
Voorlopige hechtenis
Nu het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis is gedaan in het kader van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het voorarrest niet overstijgt en de rechtbank hiertoe niet overgaat, maar aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar zal opleggen, zal zij niet op dat verzoek beslissen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
bedreiging met verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor
2 (twee) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 november 2023.