In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en het voorbereiden van de productie van methamfetamine door het voorhanden hebben van natriumboorhydride. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met zijn zoon in hun bedrijf opzettelijk amfetamine aanwezig had en voorbereidingshandelingen verrichtte voor de productie van methamfetamine. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, maar dit werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank achtte het bewijs overtuigend, onder andere door de verklaring van de verdachte en de aangetroffen stoffen in het bedrijfspand. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.