In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat op 27 oktober 2022 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het bezwaar van eiser richtte zich tegen de vaststelling van het definitief ontwerp voor de herinrichting van de Marksingel te Breda. De rechtbank heeft op 28 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van het college aanwezig waren. De rechtbank heeft meegedeeld dat zij binnen zes weken uitspraak zou doen, maar deze termijn niet gehaald en partijen later geïnformeerd dat de uitspraak uiterlijk zes weken later zou volgen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank legt uit dat om toegang te hebben tot de bestuursrechter, er sprake moet zijn van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser is van mening dat de vaststelling van het definitief ontwerp een besluit is, maar de rechtbank stelt vast dat het bezwaar van eiser gericht is tegen de beslissing van het college van 24 mei 2022, waarin het definitieve ontwerp wordt vastgesteld. De rechtbank concludeert dat deze beslissing geen besluit is zoals bedoeld in de Awb, omdat niet iedere beslissing van de overheid als een besluit kan worden aangemerkt.
De rechtbank concludeert dat het college terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, en is geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de partijen.