ECLI:NL:RBZWB:2023:8046

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2978
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een handhavingsverzoek inzake bestemmingsplan en gebruik van grond voor afschermend groen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand, dat op 25 april 2023 de afwijzing van een handhavingsverzoek in stand heeft gelaten. Eiser, wonende aan de [adres 1] te [plaats 1], heeft eerder handhavingsverzoeken ingediend en stelt dat het bedrijf van de derde-partij, gevestigd aan [adres 2], het bestemmingsplan overtreedt door het af- en aanrijden van quads op een groenstrook. De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigden van het college en de derde-partij aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat er geen overtreding van het bestemmingsplan plaatsvond. De rechtbank stelt vast dat de strook grond waarop het handhavingsverzoek betrekking heeft, bestemd is voor uitsluitend afschermende groenvoorzieningen. Eiser's argument dat het constant aan- en afrijden van voertuigen een overtreding vormt, wordt door de rechtbank niet gevolgd. De rechtbank oordeelt dat het college op juiste gronden heeft vastgesteld dat het gebruik van de strook voor het parkeren en verplaatsen van voertuigen niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de planregels onvoldoende duidelijkheid bieden over het toegestane gebruik.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het handhavingsverzoek door het college in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter J.M.J.C. Paijmans en is geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2978

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. drs. J.M. Lammers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand, verweerder
(gemachtigden: mr. A.W.H. van den Assem, [gemachtigde 1] , mr. P.N.E.E. Risamasu,
[gemachtigde 2] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] , h.o.d.n. [handelsnaam] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college van 25 april 2023 om de afwijzing van een handhavingsverzoek in stand te laten. Het college nam het primair besluit op 19 december 2022. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigden van het college en de derde-partij, vergezeld door [naam 2] .
1.2.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht uiterlijk zes weken later uitspraak te doen.

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden

2. Eiser woont aan de [adres 1] te [plaats 1] . Dit perceel grenst aan de achterzijde aan [adres 2] , waar het bedrijf van derde-belanghebbende is gevestigd. Dit bedrijf verkoopt en onderhoudt (onder meer) quads. Eiser heeft op 12 augustus 2022 een handhavingsverzoek ingediend bij het college. Eiser heeft al eerder soortgelijke handhavingsverzoeken ingediend, namelijk op 26 februari 2019 en op 9 juli 2020. Het college heeft in een besluit van 9 juni 2021 geoordeeld dat het parkeren van voertuigen tussen 07.00 en 19.00 uur op de strook grond niet wordt gezien als overtreding van het bestemmingsplan.
In het onderhavig verzoek stelt eiser dat sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan, die bestaat uit het af- en aanrijden van quads op een groenstrook op het perceel van [adres 2] . Toezichthouders van de gemeente hebben zes controlebezoeken gebracht aan het bedrijf in de periode van 5 september 2022 tot en met 9 december 2022.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit van het college om de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand te laten. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
De omvang van het geschil
6. Hoewel het handhavingsverzoek ook betrekking heeft op de percelen [adres 3] en [adres 4] te [plaats 1] , zien de beroepsgronden van eiser enkel op [adres 2] . De rechtbank laat daarom in haar beoordeling hierna de percelen [adres 3] en [adres 4] buiten beschouwing.
Wat zijn de regels?
7. Op het perceel [adres 2] is bestemmingsplan [bedrijvenpark] 2014 van toepassing. Het perceel heeft als bestemming ‘bedrijventerrein’. De stroken grond waarop het handhavingsverzoek van eiser ziet maken deel uit van het perceel en hebben als functie-aanduidingen ‘bedrijf tot en met categorie 2’ en ‘specifieke vorm van groen – afschermend groen’. Volgens de planregels behorend bij de laatstgenoemde functieaanduiding zijn op deze stroken uitsluitend afschermende groenvoorzieningen toegestaan. [1] Daarnaast is bepaald dat op deze stroken geen opslag plaats mag vinden en dat op deze stroken geen bouwwerken mogen worden gebouwd. [2]
Om te kunnen handhaven moet er sprake zijn van een overtreding. [3] Aan een overtreder kan een sanctie worden opgelegd door het college. [4]
Standpunten van partijen
8. Eiser stelt dat het bedrijf het bestemmingsplan overtreedt en dat het college daarom handhavend moet optreden. Eiser stelt dat de uitleg die het college heeft gegeven aan de planregels bij zijn besluit van 9 juni 2021 achterhaald is door nieuwe feiten en omstandigheden. Volgens eiser is daarvan sprake omdat het bedrijf sindsdien anders gebruik is gaan maken van de strook, namelijk door het af- en aanrijden van quads en andere voertuigen (hierna: voertuigen) die gerepareerd of gewassen moeten worden of dat al zijn. Eiser voert aan dat de (motoren van de) voertuigen gedurende de dag continu worden gestart op de strook, worden verreden en weer worden uitgeschakeld.
Volgens eiser worden de voertuigen vanaf de strook de loods van het bedrijf binnengereden en vanuit de loods (weer) op de strook geparkeerd. Volgens eiser is het niet zo dat op de strook een rij voertuigen staat opgesteld tussen 07.00 uur en 19.00 uur, maar is het zo dat deze voertuigen gedurende de dag worden gewisseld na onderhoud of wasbeurt.
9. Het college meent dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die maken dat er reden is om het besluit te herzien, nu de toezichthouders tijdens hun controlebezoeken geen overtredingen hebben geconstateerd. Het college is ook van mening dat de planregels zowel op zichzelf als in samenhang gelezen onvoldoende duidelijkheid bieden over het toegestane gebruik van de strook. Het college meent dat de plansystematiek aanknopingspunten biedt voor de uitleg dat (kort) parkeren op de strook niet in strijd is met het bestemmingsplan. Het college ziet daarom het af- en aanrijden van voertuigen ook niet als gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
Beoordeling door de rechtbank
10. Om te kunnen oordelen of het college de afwijzing van het handhavingsverzoek van eiser terecht in stand heeft gelaten, moet de rechtbank allereerst beoordelen of er sprake is geweest van een overtreding. De rechtbank maakt uit de controleverslagen van de toezichthouders op dat de toezichthouders tijdens hun controlebezoeken geen overtredingen van het bestemmingsplan hebben waargenomen. De toezichthouders controleerden echter, zo begrijpt de rechtbank uit de verslagen, of er opslag plaatsvond op de strook. Vaststaat dat dat planologisch niet is toegestaan. [5] Het handhavingsverzoek van eiser is echter gericht op het gebruik van de strook door voertuigen gedurende de dag op de strook te parkeren en daar weer vanaf te halen.
De rechtbank stelt op grond van het bestemmingsplan vast dat de strook bestemd is voor uitsluitend afschermende groenvoorzieningen, nu de strook de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – afschermend groen’ heeft. [6] De stelling van eiser, dat het constant aan- en afrijden van voertuigen een overtreding is van het bestemmingsplan, volgt de rechtbank echter niet. De rechtbank oordeelt namelijk dat het standpunt van het college te volgen is, namelijk dat de functie-aanduiding zowel op zichzelf als in samenhang bezien onvoldoende duidelijk bepaalt wat er wel en niet is toegestaan. Het bestemmingsplan bepaalt slechts expliciet dat opslag en het bouwen van bouwwerken op de strook niet is toegestaan. De rechtbank constateert dat het bestemmingsplan niet expliciet bepaalt hoe de strook dan wel moet worden gebruikt, aangezien de functie-aanduiding specifieke vorm van groen – afschermend groen niet (nader) gedefinieerd is in het bestemmingsplan en er bovendien geen aanleg- en instandhoudingsverplichting is opgenomen.
De rechtbank overweegt dat een letterlijke lezing van het bestemmingsplan slechts tot de conclusie kan leiden dat de strook grond voor niets anders dan voor afschermend groen kan worden gebruikt, maar dit maakt gebruik van de strook volgens de bestemming bedrijventerrein en conform de eveneens op de stroken rustende functieaanduiding bedrijf tot en met categorie 2 onmogelijk.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een eventueel ander gebruik van de strook de geluidsoverlast die eiser ondervindt niet voorkomt, nu de aard en nabijheid van het bedrijf maken dat eiser enige geluidsoverlast kan ondervinden.
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht heeft gesteld dat het gebruik van de strook op de hiervoor beschreven wijze geen overtreding van het bestemmingsplan oplevert. Omdat er geen sprake is van een overtreding, heeft het college het handhavingsverzoek van eiser terecht afgewezen en heeft het college zijn besluit op juiste gronden in stand gelaten in zijn beslissing op bezwaar. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de afwijzing van het handhavingsverzoek terecht in stand heeft gelaten. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.A. de Roo, griffier, op 16 november 2023 en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Bestemmingsplan [bedrijvenpark] 2014
Artikel 4.1, aanhef en onder p van het bestemmingsplan:
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
uitsluitend afschermende groenvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – afschermend groen’;
Artikel 4.2.4, aanhef en onder b van het bestemmingsplan:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – afschermend groen’ mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
Artikel 4.5.4, aanhef en onder g van het bestemmingsplan:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – afschermend groen' ten behoeve van opslag;
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:1, eerste en tweede lid van de Awb
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Artikel 5:2, eerste lid van de Awb
In deze wet wordt verstaan onder:
a.
bestuurlijke sanctie: een door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak;
herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding;
bestraffende sanctie: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.

Voetnoten

1.Zie artikel 4.1, aanhef en onder p van het bestemmingsplan.
2.Zie artikelen 4.5.4, aanhef en onder g en 4.2.4, aanhef en onder b van het bestemmingsplan.
3.Zie artikel 5:1, eerste lid, van de Awb.
4.Zie artikelen 5:1, tweede lid in combinatie met artikel 5:2, eerste lid, van de Awb.
5.Zo blijkt uit artikel 4.5.4, aanhef en onder g van het bestemmingsplan.
6.Zie artikel 4.1, aanhef en onder p van het bestemmingsplan.