ECLI:NL:RBZWB:2023:8045
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 18 april 2023, waarin haar mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Op 26 oktober 2023 heeft het UWV dit besluit gewijzigd, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 100% werd vastgesteld. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
Het UWV heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een proceskostenveroordeling, mits het besluit proceskosten bestuursrecht in acht wordt genomen. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen en veroordeelt het UWV in de proceskosten tot een bedrag van € 837,--. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,-- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een veroordeling daartoe niet nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en openbaar gemaakt op 16 november 2023.