Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. Janssen, de rechter belast met de behandeling van twee strafzaken. Het wrakingsverzoek was ingediend op 31 augustus 2023 en was gebaseerd op de stelling dat het procesdossier incompleet was, omdat de rechtbanken Oost-Brabant en Zeeland-West-Brabant geen kopie van een cruciaal e-mailbericht hadden verstrekt. Dit e-mailbericht was van belang voor de beoordeling van de zaken met parketnummer 01-085597-22 en raadkamernummer 23-006925. Verzoekster stelde dat de rechter niet had gecontroleerd of het dossier compleet was en dat dit de inhoudelijke behandeling van de zaken in de weg stond.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. De kamer oordeelde dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat verzoekster niet had aangetoond dat de rechter partijdig was of dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. De kamer merkte op dat verzoekster de mogelijkheid had om haar bezwaren ter zitting met de behandelend rechter te bespreken, maar dat dit niet was gebeurd.
De rechtbank verklaarde het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond en bepaalde dat de behandeling van de strafzaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.