ECLI:NL:RBZWB:2023:8030

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
02-109947-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs met vrijspraak voor witwassen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. De verdachte, geboren in 1959, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M.J. Thomas. Tijdens de zitting op 6 november 2023 hebben zowel de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van twee vuurwapens, het witwassen van € 11.045,00 en het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voor de feiten van het voorhanden hebben van vuurwapens en het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA wettig en overtuigend schuldig was, terwijl hij werd vrijgesproken van het witwassen van geld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het geld uit misdrijf afkomstig was, aangezien de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld.

De rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op en een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijtbetuiging en zijn positieve bijdrage aan de maatschappij door zijn werk in de zorg. De rechtbank besloot ook tot teruggave van het in beslag genomen geld aan de verdachte, omdat dit niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De overige in beslag genomen voorwerpen werden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd was met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/109947-23
vonnis van de meervoudige kamer van 20 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 november 2023, waarbij de officier van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
feit 1: het voorhanden hebben van twee vuurwapens;
feit 2: het witwassen van € 11.045,00;
feit 3: het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 3 bewezen. Verdachte heeft deze feiten bekend. Van feit 2 vordert de officier van justitie vrijspraak, omdat door het Openbaar Ministerie geen onderzoek is gedaan naar de min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het eens met de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 3
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee vuurwapens voorhanden heeft gehad en MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Feit 2
In de woning van verdachte zijn niet alleen twee vuurwapens en een grote hoeveelheid xtc-pillen aangetroffen, maar ook ruim € 10.000,00 aan contant geld, waaronder briefjes van
€ 500,00. Die combinatie en de hoeveelheid en soort contant geld rechtvaardigen een vermoeden van witwassen. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte bij de politie en op zitting voor het geldbedrag een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven, dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is. Het ligt dan op de weg van het Openbaar Ministerie om naar die verklaring nader onderzoek te (laten) doen. Nu dat niet is gebeurd, kan niet worden geoordeeld dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Dat betekent dat niet kan worden bewezen dat verdachte het geld heeft witgewassen, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 28 april 2023 te Breda meerdere vuurwapens van categorie III, onder
1. van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een semi automatisch pistool, van het merk Zastava, type M70, kaliber 7.65, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en
- een semi automatisch pistool, van het merk Bruni, model 315 auto, kaliber 8 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
3
op 28 april 2023 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (pillen), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor de feiten 1 en 3 aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het eens met de vordering van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in zijn woning twee vuurwapens voorhanden gehad. De wapens waren werkende semi automatische pistolen. Voor een van de wapens werd ook bijpassende munitie aangetroffen. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens is onwenselijk in de maatschappij en kan voor gevaarlijke situaties zorgen. Het aanwezig hebben van een wapen kan namelijk leiden tot het feitelijk gebruik ervan en vormt een onaanvaardbaar risico op geweldsdelicten met dodelijke afloop of zwaar lichamelijk letsel als gevolg. In de woning van verdachte lagen ook een paar honderd xtc-pillen. Het is algemeen bekend dat harddrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid. De hoeveelheid pillen wijst bovendien op handel in die pillen, maar verdachte heeft op zitting verklaard dat hij de pillen al lange tijd geleden gekregen had en ze af en toe zelf gebruikte en gratis weggaf aan vrienden. Dat maakt het aanwezig hebben echter niet minder strafbaar. De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat de vuurwapens en de xtc-pillen in een kast in de woonkamer lagen, terwijl in de woning van verdachte ook een vierjarig kind woont.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak is het uitgangspunt bij het voorhanden hebben van twee vuurwapens en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de negen en tien maanden. De rechtbank ziet echter aanleiding om ten voordele van verdachte van dit uitgangspunt af te wijken. Bij de politie heeft verdachte direct een bekennende verklaring afgelegd en verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Op zitting heeft hij ook verklaard dat hij spijt heeft van zijn handelen. Hij beseft dat het hebben van wapens en harddrugs in een woning waar een vierjarig kind rondloopt erg gevaarlijk is. Daarnaast heeft verdachte zijn leven gebeterd sinds zijn veroordeling tot een gevangenisstraf van zes jaar in 2002. Hij werkt nu al twintig jaar bij een verzorgingstehuis en kon daar na de schorsing van de voorlopige hechtenis in deze zaak ook meteen weer aan de slag. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte door kan gaan met zijn waardevolle bijdrage aan de zorg voor met name oudere mensen.
Alles overziend vindt ook de rechtbank de eis van de officier van justitie passend. Zij zal verdachte een taakstraf opleggen van 240 uren en een gevangenisstraf van 50 dagen met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 70 dagen met een proeftijd van twee jaar.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen geld aan verdachte, omdat het geld niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde overige in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
meermalen gepleegd;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan
70 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten
€ 11.045,00 (omschrijving: G2586643);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK patroonhouder (omschrijving: G2586649);
* 1 STK wapen (omschrijving: G2586647);
* 10 STK munitie (omschrijving: G2586650);
* 1 STK pistool (omschrijving: G2586651);
* 1 STK patroonhouder (omschrijving: G2586652);
* 28 STK munitie (omschrijving: G2586655);
* 5 GR verdovende middelen (omschrijving: G2586669);
* 5 GR cocaïne (omschrijving: G2586675);
* 345 GR xtc (omschrijving: G2586645);
* 190 ML verdovende middelen (Omschrijving: G2586648);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en
mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 november 2023.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.