ECLI:NL:RBZWB:2023:8015

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
C/02/416089 JE RK 23-2038
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Duinhof
  • J. Vork
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 17 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een spoedprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006. De zaak betreft een verzoek van de GI, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag en zijn als belanghebbenden aangemerkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een situatie waarin de minderjarige mogelijk in gevaar verkeert, met name door mogelijke geweldsituaties en een angstige thuissituatie. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en gesprekken met de bijzondere curator en jeugdbeschermer geoordeeld dat een mondelinge behandeling niet kan worden afgewacht zonder ernstig nadeel voor de minderjarige. Daarom is de spoedmachtiging verleend voor de duur van twee weken, van 17 november 2023 tot 1 december 2023, met de mogelijkheid voor de betrokken partijen om hun mening te geven tijdens een mondelinge behandeling op 24 november 2023. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders en de bijzondere curator zijn uitgenodigd voor de mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/416089 JE RK 23-2038
Datum uitspraak: 17 november 2023
beschikking van de kinderrechter over een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
locatie Eindhoven,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder](hierna te noemen: de moeder) en
[de vader](hierna te noemen: de vader),
hierna samen te noemen: de ouders,
wonende in [plaats] .
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg.
mr. F.J.L. VAN DEN BRANDEN, in haar hoedanigheid van bijzondere curator van de [minderjarige] ,
hierna te noemden: de bijzondere curator,
gevestigd te Terneuzen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoek met bijlagen van de GI van 17 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 17 november 2023;
  • het telefoongesprek van de kinderrechter met de bijzondere curator, mr. Van den Branden, van 17 november 2023;
  • het telefoongesprek van de kinderrechter met de [jeugdbeschermer] , van 17 november 2023.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] is bij eerdere beschikkingen van de rechtbanken Rotterdam en Zeeland-West-Brabant onder toezicht gesteld in de periode van 2009 tot en met 2019.
2.3.
Bij beschikking van 16 januari 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld, met ingang van 16 januari 2023 en tot 16 juli 2023.
2.4.
Bij beschikking van 29 juni 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 16 juli 2023 en tot 16 januari 2024.
2.5.
Bij beschikking van 21 juli 2023 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 21 juli 2023 en tot 21 oktober 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.6.
Bij beschikking van 19 oktober 2023 is een het resterende deel van het verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] door de kinderrechter afgewezen, nadat de GI het restantverzoek had ingetrokken.
2.7.
[minderjarige] woont op dit moment bij de ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, een (spoed)machtiging om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
De GI verzoekt hierbij de eerstgenoemde beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.

4.De beoordeling

Het wettelijk kader

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige aanstonds worden afgegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
De inhoudelijke beoordeling
4.3.
Op basis van de overgelegde stukken en het gesprek van de kinderrechter met de bijzondere curator en de jeugdbeschermer is de kinderrechter van oordeel dat sprake is van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat een mondelinge behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk dreigend en ernstig nadeel voor [minderjarige] . Met name speelt daarbij een rol dat er sprake is van mogelijke situaties van geweldpleging. Daarnaast is in ieder geval sprake van een door [minderjarige] als angstig ervaren situatie tussen haar en haar ouders. De jeugdbeschermer heeft tijdens het telefoongesprek met de kinderrechter benadrukt dat mededelingen van [minderjarige] bevestiging vinden in andere door haar gedane waarnemingen. De jeugdbeschermer gaat er daarom vanuit dat in dit stadium geen sprake is van eventuele manipulatie door [minderjarige] , zoals die in het verleden weleens is aangenomen. Dit betekent dat de kinderrechter het gedane spoedverzoek toewijst voor de duur van twee weken, te weten van 17 november 2023 en tot 1 december 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
4.4.
De GI, de ouders en hun advocaat en de bijzondere curator worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna te noemen mondelinge behandeling. In afwachting van de mondelinge behandeling zal de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder worden verleend voor de duur van twee weken. Het resterende deel van het verzoek zal worden besproken tijdens de mondelinge behandeling van 24 november 2023 om 10.30 uur. Voorafgaand aan die mondelinge behandeling zal [minderjarige] in de gelegenheid worden gesteld om in het bijzijn van de bijzondere curator met de kinderrechter in gesprek te gaan.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 17 november 2023 en tot 1 december 2023;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat de GI, de ouders en hun advocaat en de bijzondere curator zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, in het gerechtsgebouw aan Kousteensedijk 2 te Middelburg, op
24 november 2023 om 10.30 uur;
5.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling van 24 november 2023 om 10.30 uur voor de GI, de ouders en hun advocaat en de bijzondere curator;
5.5.
bepaalt dat [minderjarige] per aparte brief wordt uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter in het bijzijn van de bijzondere curator;
5.6.
houdt de beslissing voor het overige aan.
Deze beslissing is gegeven door mr. Duinhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2023 in aanwezigheid van mr. Vork, griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.