ECLI:NL:RBZWB:2023:8013

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
02-333754-22 en 02-185343-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en poging tot doodslag in het verkeer met hoge snelheid en onder invloed van THC

Op 17 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 december 2022 in Tilburg een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die geen rijbewijs had en onder invloed van THC verkeerde, reed met een snelheid tussen de 117 en 145 kilometer per uur door rood licht. Hierdoor raakte hij twee fietsers, waarbij één fietser, [slachtoffer 1], overleed en de andere, [slachtoffer 2], zwaar gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de slachtoffers, omdat zijn gedragingen zodanig gericht waren op het veroorzaken van een aanrijding dat hij de aanmerkelijke kans op dodelijke afloop bewust heeft aanvaard. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen jaar op, evenals een rijontzegging van tien jaar. De verdachte had eerder ook al ernstige verkeersdelicten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, omdat er geen machtiging was ingediend. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd toegewezen, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-333754-22 en 02-185343-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 17 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Westzaan
raadsvrouw mr. F.H.J. de Graaf, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer 1] is overleden en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit is primair tenlastegelegd als doodslag en poging tot doodslag en subsidiair als schuld (in meerdere gradaties) aan een verkeersongeval.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier de onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde doodslag en poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen. Hij is daarbij van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet. Verdachte is, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs en zonder bril of lenzen – terwijl hij slechte ogen heeft – in een personenauto gaan rijden. Op de plaats van de aanrijding is verdachte met een veel te hoge snelheid, namelijk met een gemiddelde snelheid van minimaal 117 en maximaal 145 kilometer per uur, waar maximaal 50 kilometer per uur is toegestaan, door rood licht gereden. Dit verkeerslicht stond op dat moment al 9,2 seconden op rood. Ook had verdachte een werkzame hoeveelheid THC in zijn bloed. Verdachte heeft op het kruispunt mevrouw [slachtoffer 2] , die door groen licht is gereden toen zij de kruising op fietste, aangereden. Hierdoor is mevrouw [slachtoffer 2] zwaar gewond geraakt. Omdat verdachte in een slip raakte, is hij iets verderop tweemaal tegen een woning gebotst en tot stilstand gekomen tegen een geparkeerde auto. Tijdens de twee botsingen is een andere fietser, de heer [slachtoffer 1] , tussen de woning en de auto bekneld komen te zitten. [slachtoffer 1] is hierdoor komen te overlijden. Voornoemde gedragingen van verdachte waren zodanig gericht op het veroorzaken van een potentieel dodelijke aanrijding dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het verkeersgedrag van verdachte als
roekeloosin de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is aan te merken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde doodslag en poging tot doodslag, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers bewust heeft aanvaard. Daartoe wordt aangevoerd dat de grenswaarde van THC slechts in beperkte mate is overschreden en dat verdachte zijn oogsterkte uit paniek heeft overdreven. In werkelijkheid is de beperking van het zicht van verdachte minimaal. Dit maakt dat alleen de snelheidsovertreding en het door rood licht rijden relevante factoren zijn voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een doodslag en een poging tot doodslag. Het enkele feit dat verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs, is voor die vraag evenmin relevant, omdat verdachte al langere tijd rijlessen volgde. Het uitwijken van verdachte om het ongeval te voorkomen vormt bovendien een contra-indicatie voor (voorwaardelijk) opzet.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde feiten wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 21 december 2022 omstreeks 12:20 uur als bestuurder reed in een BMW X5 met [kenteken] (hierna: de BMW) over de Ringbaan-Oost te Tilburg. Op de kruising van de Ringbaan-Oost met de Gelrebaan heeft een aanrijding plaatsgevonden. Daarbij waren verdachte en twee fietsers, mevrouw [slachtoffer 2] en de heer [slachtoffer 1] , betrokken.
Verdachte kwam uit de richting van de Ringbaan-Zuid en reed in de richting van de Ringbaan-Noord. [slachtoffer 2] stond op het kruispunt voor het verkeerslicht te wachten. Toen het voor haar geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde, begon zij het kruispunt over te steken en fietste zij in de richting van de Jacob van Oudenhovenstraat. Op het kruispunt werd [slachtoffer 2] aangereden door de BMW, waarin verdachte reed. [slachtoffer 2] is hierdoor zwaar gewond geraakt.
Na deze aanrijding is de BMW in een slipbeweging geraakt. Hierdoor is de BMW tegen een boom, een reclamezuil en de gevel van een woning gebotst, vervolgens geroteerd, nogmaals tegen de gevel van die woning gebotst en tot stilstand gekomen tegen een auto. Door de tweede botsing met de woning is [slachtoffer 1] , die daar over het fietspad van de Ringbaan-Oost fietste, bekneld komen te zitten tussen de BMW en de gevel van de woning. Hierdoor is [slachtoffer 1] vrijwel direct ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
Voorafgaand aan de aanrijding met [slachtoffer 2] is verdachte door rood licht gereden. Het voor hem geldende verkeerslicht stond toen 9,2 seconden op rood. Ook heeft verdachte gereden met een snelheid van minimaal 117 kilometer per uur en maximaal 145 kilometer per uur. De toegestane maximumsnelheid op de Ringbaan-Oost was 50 kilometer per uur. Verdachte was bovendien niet in het bezit van een rijbewijs en ook is gebleken dat verdachte, naar eigen zeggen, niet goed ziet op afstand en geen bril of lenzen droeg om zijn gezichtsvermogen te corrigeren. Daar komt bij dat verdachte 3,9 microgram THC in zijn bloed had. Dit is boven de grenswaarde.
De rechtbank heeft op de zitting de dashcam-beelden van het onopvallend dienstvoertuig dat achter verdachte reed, bekeken. Op deze beelden heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte rijdt op de Ringbaan-Oost en steeds verder verwijderd raakt van het dienstvoertuig, terwijl dit voertuig op enig moment met 97 kilometer per uur achter verdachte aan rijdt. Verdachte rijdt gedurende ten minste 25 seconden lang veel te hard. Ook is te zien dat er voor het kruispunt, op de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer, vier auto’s staan te wachten voor het verkeerslicht, dat op dat moment rood licht uitstraalt.
Doodslag en poging tot doodslag?
Voor een bewezenverklaring van doodslag en poging tot doodslag is vereist dat de dader opzet had op het intreden van de dood van het slachtoffer. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte ‘vol’ opzet had, anders gezegd: de intentie had, om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden. De rechtbank dient ook te beoordelen of verdachte daarop wel voorwaardelijk opzet heeft gehad.
Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is vereist dat de verdachte
wetenschapheeft of wetenschap moet worden verondersteld van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging
bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Aanmerkelijke kans en wetenschap daarvan
Verdachte is met een snelheid van minimaal 117 kilometer per uur en maximaal 145 kilometer per uur zonder te remmen door rood licht gereden. Dit verkeerslicht stond toen al 9,2 seconden op rood. De snelheid van verdachte is een veel te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse. De Ringbaan-Oost bevindt zich binnen de bebouwde kom en de maximumsnelheid ter plaatse is 50 kilometer per uur. Het is een drukke weg met veel kruispunten met veel verkeerslichten, waar veel verschillende verkeersdeelnemers oversteken. Dat was op het moment van de aanrijding, namelijk rond half één in de middag, ook zo. Het was erg druk met auto’s en fietsers. Net voordat verdachte met zijn veel te hoge snelheid over de linkerrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer door rood licht reed, is hij vier stilstaande auto’s die voor het rode verkeerslicht op de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer stonden, gepasseerd. Gelet op al deze omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat hier naar algemene ervaringsregels sprake was van een aanmerkelijke kans dat verdachte een aanrijding zou veroorzaken met een dodelijke afloop. Deze naar algemene ervaringsregel aanmerkelijke kans moet ook bij verdachte bekend worden verondersteld, te meer nu hij woont in een straat die binnen de ring, op 150 meter van de Ringbaan-Noord, op 300 meter van het begin de Ringbaan-Oost en op 1,2 km van de plaats van de aanrijding ligt. De verklaring van verdachte dat hij de Ringbaan niet kent en dacht dat hij zich buiten de bebouwde kom bevond, acht de rechtbank gelet op voorgaande ongeloofwaardig.
Bewuste aanvaarding
Verdachte is op de Ringbaan-Oost, zoals hiervoor overwogen op een hem bekende locatie, met veel te hoge snelheid een drukke kruising op gereden, daarbij is hij door rood licht gereden nadat hij vier andere auto’s die stonden te wachten voor rood licht, was gepasseerd. Uit deze gedragingen, in samenhang bezien, kan geen andere conclusie volgen dan dat hij zich niet heeft bekommerd om de mogelijke gevolgen daarvan voor andere verkeersdeelnemers, in het bijzonder kwetsbare weggebruikers, zoals fietsers. Daar komt bij dat verdachte geen rijbewijs had, op afstand niet goed kon zien en een hogere hoeveelheid THC in het bloed had dan toegestaan. Onder deze omstandigheden zijn de gedragingen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank naar hun uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht op het veroorzaken van een aanrijding met slachtoffers die ten gevolge daarvan overlijden, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
De verdediging heeft in haar verweer het ‘Porsche-arrest’ aangehaald en betoogt dat in deze zaak sprake is van eenzelfde situatie. Verdachte heeft een uitwijkpoging gedaan, wat een contra-indicatie is voor opzet, aldus de verdediging. De rechtbank merkt daarover het volgende op.
In het Porsche-arrest was sprake van een bestuurder die in die specifieke zaak door zijn handelwijze zelf aanmerkelijk levensgevaar liep, doordat hij bij zijn inhaalmanoeuvre frontaal op een tegemoetkomende auto is gebotst. De bestuurder heeft in die zaak meermalen reflectief gedrag getoond, door voorafgaand aan de botsing, tot drie keer toe een inhaalmanoeuvre af te breken om een ongeval met een tegemoetkomende auto te voorkomen. In die zaak werd geoordeeld dat het onder die specifieke omstandigheden niet waarschijnlijk was dat de bestuurder de aanmerkelijke kans op een frontale botsing met een tegemoetkomende auto met als gevolg dat hijzelf het leven zou verliezen, op de koop had toegenomen. In die omstandigheid werd een contra-indicatie gezien voor het aanvaarden van de aanmerkelijke kans op een aanrijding met dodelijke afloop.
In dit geval is van een dergelijke contra-indicatie echter geen sprake. Verdachte is met zijn BMW X5, een auto van ongeveer 2.000 kilogram, in aanrijding gekomen met achtereenvolgens twee fietsers. Bij deze aanrijding met zwakkere en veel lichtere verkeersdeelnemers kan niet gezegd worden dat verdachte zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft opgelopen. Van reflectief gedrag is in deze zaak evenmin gebleken. Immers, uit niets blijkt dat verdachte heeft geprobeerd om deze aanrijding te voorkomen. Het feit dat verdachte, naar eigen zeggen, op het laatste moment naar links zou hebben gestuurd om een aanrijding met de eerste fietser te voorkomen, kan in ieder geval niet als zodanig worden aangemerkt. De situatie die verdachte toen al had geschapen was door zijn manoeuvre niet meer te herstellen.
Van verdere contra-indicaties die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijke aanrijding niet bewust zou hebben aanvaard, is de rechtbank evenmin gebleken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank, evenals de officier van justitie, dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] . De rechtbank acht dan ook de onder 1 primair tenlastegelegde doodslag en de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 21 december 2022 te Tilburg [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door op de Ringbaan-Oost, als bestuurder van een personenauto, terwijl hij onder invloed van drugs (te weten 3,9 microgram THC) verkeerde en terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs (categorie B), als bedoeld in artikel 107 van de WVW 1994, om een personenauto te mogen besturen en terwijl hij geen bril op had of lenzen in had, terwijl hij wist dat hij (sterk) verminderd zicht heeft met een veel hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur (te weten minimaal 117 km per uur en maximaal 145 km per uur), in elk geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en door een voor hem geldend rood verkeerslicht te rijden, terwijl dat voor hem 9,2 seconden rood licht uitstraalde en waarbij hij niet, althans onvoldoende heeft gekeken of het kruisingsvlak voor hem, verdachte, vrij was van enig kruisend verkeer waardoor hij in botsing is gekomen met voornoemde [slachtoffer 1] , ten gevolge waarvan die voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.
Feit 2
op 21 december 2022 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] van het leven te beroven, op de Ringbaan-Oost, als bestuurder van een personenauto, terwijl hij onder invloed van drugs (te weten 3,9 microgram THC) verkeerde en terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs (categorie B), als bedoeld in artikel 107 van de WVW 1994, om een personenauto te mogen besturen en terwijl hij geen bril op had of lenzen in had, terwijl hij wist dat hij (sterk) verminderd zicht heeft met een veel hogere snelheid dan de aldaar toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur (te weten minimaal 117 km per uur en maximaal 145 km per uur), in elk geval met een veel hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en door een voor hem geldend rood verkeerslicht is gereden, terwijl dat voor hem al 9,2 seconden rood licht uitstraalde en waarbij hij niet, althans onvoldoende heeft gekeken of het kruisingsvlak voor hem, verdachte, vrij was van enig kruisend verkeer waardoor hij in botsing is gekomen met voornoemde [slachtoffer 2] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek van het voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor een periode van tien jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een deels voorwaardelijke straf, waarbij het onvoorwaardelijke deel het voorarrest slechts met een paar maanden overstijgt. Er dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft psychische problemen opgelopen door het incident. Het is in het belang van verdachte en de maatschappij dat deze problematiek middels bijzondere voorwaarden wordt aangepakt. Het bestraffende karakter van vrijheidsbeneming kan worden voortgezet in de vorm van elektronische thuisdetentie. Zo krijgt verdachte de mogelijkheid om in een vertrouwde omgeving aan zijn verwerkingsproces te beginnen. Met een voorwaardelijk kader is een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel overbodig.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag en poging tot doodslag in het verkeer. Hij heeft op 21 december 2022 zeer gevaarlijk gereden binnen de bebouwde kom van Tilburg. In totaal heeft verdachte vijf ernstige verkeersovertredingen begaan. Door dit volstrekt onbegrijpelijke en onverantwoorde verkeersgedrag is de heer [slachtoffer 1] komen te overlijden en is mevrouw [slachtoffer 2] zwaar gewond geraakt. Het leed dat verdachte met zijn rijgedrag heeft veroorzaakt, is groot, ingrijpend en onherstelbaar. [slachtoffer 1] is door toedoen van verdachte plotseling uit het leven weggerukt. [slachtoffer 2] heeft haar rechterbeen moeten laten amputeren en zal de rest van haar leven worden geconfronteerd met de gevolgen van het rijgedrag van verdachte. Dat de aanrijding de levens van [slachtoffer 2] en haar familie op de kop heeft gezet, blijkt ook uit de verklaring die door de dochter van [slachtoffer 2] ter zitting is voorgelezen. Er werd gevreesd voor het leven van haar moeder die een lange en intensieve revalidatieperiode achter de rug heeft. Zij heeft hard moeten vechten tijdens haar revalidatie en heeft nog een zwaar en moeilijk traject te gaan, zo blijkt uit de slachtofferverklaring. Dat [slachtoffer 2] de aanrijding heeft overleefd, is niet aan verdachte te danken geweest.
De aanrijding heeft ook op veel anderen een diepe indruk gemaakt. Zo zijn meerdere weggebruikers en omstanders daarvan getuige geweest. Enkelen van hen waren als eersten bij de slachtoffers aanwezig en zijn dus geconfronteerd met de ernstige verwondingen van [slachtoffer 2] en het overlijden van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft daarnaast flinke schade toegebracht aan de voorgevel van een woning, de auto waar hij uiteindelijk tegenaan is gebotst en aan de boom die hij heeft geraakt. De reclamezuil heeft hij volledig weggevaagd. Het behoeft geen uitleg dat de slachtoffers hiervan niet alleen materiele schade hebben geleden, maar ook enorm zijn geschrokken. Zeker voor de bewoners van het fors beschadigde pand moet de aanrijding erg ingrijpend zijn geweest.
Het is niet de eerste keer dat verdachte dermate ernstige strafbare feiten met zijn auto heeft gepleegd dat hij zijn auto in feite als een wapen heeft gebruikt. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij enkele maanden voor dit incident is veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling en een vernieling door met een auto op een politieagent in te rijden en over diens fiets heen te rijden. Ook heeft verdachte eerder een boete gehad voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft dan ook de indruk dat verdachte lak heeft aan de verkeersregels en de verkeersveiligheid. Dit zal zij in het nadeel van verdachte meewegen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 10 oktober 2023. Volgens de reclassering is sprake van financiële problematiek. Ook zijn er vermoedens van middelengebruik en psychiatrische problematiek. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat. De reclassering geeft aan de rechtbank ter overweging om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (als bedoeld in artikel 38z van het wetboek van strafrecht) op te leggen.
Tot slot houdt de rechtbank er rekening mee dat met betrekking tot de twee feiten sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het wetboek van strafrecht.
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de straffen die hiervoor in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een forse gevangenisstraf kan worden volstaan.
Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf passend en geboden. Zij zal daarom conform deze eis aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast is ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen geboden om enerzijds recht te doen aan de ernst van de feiten en anderzijds de veiligheid van overige verkeersdeelnemers voor een lange periode te beschermen tegen verdachte. De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de maximale duur van tien jaar.
De rechtbank ziet geen reden tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Tijdens de detentie zijn er reeds verschillende mogelijkheden om interventies uit te voeren, zoals de CoVa-training en het afnemen van diagnostiek en behandeling. Bovendien komt verdachte mogelijk op enig moment in aanmerking voor een voorwaardelijke invrijheidstelling. Tijdens deze voorwaardelijke invrijheidstelling kan desgewenst invulling worden gegeven aan de behandeling die verdachte op dat moment nodig heeft. Door de reclassering noch de officier van justitie zijn argumenten aangedragen op grond waarvan te verwachten valt dat voortzetting van het reclasseringstoezicht ook na afloop van een voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte noodzakelijk zal zijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gesteld en vordert een schadevergoeding van € 23.500,47, bestaande uit € 3500,47 aan materiële schade en € 20.000,00 aan affectieschade voor feit 1.
De rechtbank maakt uit het verzoek tot schadevergoeding op dat [benadeelde] de vordering heeft ingediend namens [naam] . In de stukken bevindt zich echter geen machtiging waaruit blijkt dat [benadeelde] gemachtigd is om namens [naam] een vordering in te dienen. Voordat een benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens het ontbreken van een machtiging, moet zij de gelegenheid hebben gekregen om dit verzuim te herstellen.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat het Openbaar Ministerie in januari 2023 heeft geprobeerd contact te krijgen met [benadeelde] en haar heeft verzocht om een machtiging en extra informatie toe te sturen. Van [benadeelde] is geen reactie ontvangen.
Aangezien [benadeelde] hiermee de gelegenheid tot herstel van het verzuim is gegeven en zij deze mogelijkheid niet heeft benut, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van drie maanden gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor
de duur van zes maanden, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 augustus 2022, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 56, 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:doodslag
feit 2, primair:poging tot doodslag (in voortgezette handeling gepleegd met feit 1, primair);
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 10 jaar;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 4 augustus 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-185343-22
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 3 maandenen
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 6 maanden;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. D.S.G. Froger en mr. W.A.L. Pustjens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 november 2023.
Mr. D.S.G. Froger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.