4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 21 december 2022 omstreeks 12:20 uur als bestuurder reed in een BMW X5 met [kenteken] (hierna: de BMW) over de Ringbaan-Oost te Tilburg. Op de kruising van de Ringbaan-Oost met de Gelrebaan heeft een aanrijding plaatsgevonden. Daarbij waren verdachte en twee fietsers, mevrouw [slachtoffer 2] en de heer [slachtoffer 1] , betrokken.
Verdachte kwam uit de richting van de Ringbaan-Zuid en reed in de richting van de Ringbaan-Noord. [slachtoffer 2] stond op het kruispunt voor het verkeerslicht te wachten. Toen het voor haar geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde, begon zij het kruispunt over te steken en fietste zij in de richting van de Jacob van Oudenhovenstraat. Op het kruispunt werd [slachtoffer 2] aangereden door de BMW, waarin verdachte reed. [slachtoffer 2] is hierdoor zwaar gewond geraakt.
Na deze aanrijding is de BMW in een slipbeweging geraakt. Hierdoor is de BMW tegen een boom, een reclamezuil en de gevel van een woning gebotst, vervolgens geroteerd, nogmaals tegen de gevel van die woning gebotst en tot stilstand gekomen tegen een auto. Door de tweede botsing met de woning is [slachtoffer 1] , die daar over het fietspad van de Ringbaan-Oost fietste, bekneld komen te zitten tussen de BMW en de gevel van de woning. Hierdoor is [slachtoffer 1] vrijwel direct ter plaatse aan zijn verwondingen overleden.
Voorafgaand aan de aanrijding met [slachtoffer 2] is verdachte door rood licht gereden. Het voor hem geldende verkeerslicht stond toen 9,2 seconden op rood. Ook heeft verdachte gereden met een snelheid van minimaal 117 kilometer per uur en maximaal 145 kilometer per uur. De toegestane maximumsnelheid op de Ringbaan-Oost was 50 kilometer per uur. Verdachte was bovendien niet in het bezit van een rijbewijs en ook is gebleken dat verdachte, naar eigen zeggen, niet goed ziet op afstand en geen bril of lenzen droeg om zijn gezichtsvermogen te corrigeren. Daar komt bij dat verdachte 3,9 microgram THC in zijn bloed had. Dit is boven de grenswaarde.
De rechtbank heeft op de zitting de dashcam-beelden van het onopvallend dienstvoertuig dat achter verdachte reed, bekeken. Op deze beelden heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte rijdt op de Ringbaan-Oost en steeds verder verwijderd raakt van het dienstvoertuig, terwijl dit voertuig op enig moment met 97 kilometer per uur achter verdachte aan rijdt. Verdachte rijdt gedurende ten minste 25 seconden lang veel te hard. Ook is te zien dat er voor het kruispunt, op de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer, vier auto’s staan te wachten voor het verkeerslicht, dat op dat moment rood licht uitstraalt.
Doodslag en poging tot doodslag?
Voor een bewezenverklaring van doodslag en poging tot doodslag is vereist dat de dader opzet had op het intreden van de dood van het slachtoffer. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte ‘vol’ opzet had, anders gezegd: de intentie had, om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden. De rechtbank dient ook te beoordelen of verdachte daarop wel voorwaardelijk opzet heeft gehad.
Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn gedragingen. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is vereist dat de verdachte
wetenschapheeft of wetenschap moet worden verondersteld van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging
bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Aanmerkelijke kans en wetenschap daarvan
Verdachte is met een snelheid van minimaal 117 kilometer per uur en maximaal 145 kilometer per uur zonder te remmen door rood licht gereden. Dit verkeerslicht stond toen al 9,2 seconden op rood. De snelheid van verdachte is een veel te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse. De Ringbaan-Oost bevindt zich binnen de bebouwde kom en de maximumsnelheid ter plaatse is 50 kilometer per uur. Het is een drukke weg met veel kruispunten met veel verkeerslichten, waar veel verschillende verkeersdeelnemers oversteken. Dat was op het moment van de aanrijding, namelijk rond half één in de middag, ook zo. Het was erg druk met auto’s en fietsers. Net voordat verdachte met zijn veel te hoge snelheid over de linkerrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer door rood licht reed, is hij vier stilstaande auto’s die voor het rode verkeerslicht op de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer stonden, gepasseerd. Gelet op al deze omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat hier naar algemene ervaringsregels sprake was van een aanmerkelijke kans dat verdachte een aanrijding zou veroorzaken met een dodelijke afloop. Deze naar algemene ervaringsregel aanmerkelijke kans moet ook bij verdachte bekend worden verondersteld, te meer nu hij woont in een straat die binnen de ring, op 150 meter van de Ringbaan-Noord, op 300 meter van het begin de Ringbaan-Oost en op 1,2 km van de plaats van de aanrijding ligt. De verklaring van verdachte dat hij de Ringbaan niet kent en dacht dat hij zich buiten de bebouwde kom bevond, acht de rechtbank gelet op voorgaande ongeloofwaardig.
Bewuste aanvaarding
Verdachte is op de Ringbaan-Oost, zoals hiervoor overwogen op een hem bekende locatie, met veel te hoge snelheid een drukke kruising op gereden, daarbij is hij door rood licht gereden nadat hij vier andere auto’s die stonden te wachten voor rood licht, was gepasseerd. Uit deze gedragingen, in samenhang bezien, kan geen andere conclusie volgen dan dat hij zich niet heeft bekommerd om de mogelijke gevolgen daarvan voor andere verkeersdeelnemers, in het bijzonder kwetsbare weggebruikers, zoals fietsers. Daar komt bij dat verdachte geen rijbewijs had, op afstand niet goed kon zien en een hogere hoeveelheid THC in het bloed had dan toegestaan. Onder deze omstandigheden zijn de gedragingen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank naar hun uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht op het veroorzaken van een aanrijding met slachtoffers die ten gevolge daarvan overlijden, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
De verdediging heeft in haar verweer het ‘Porsche-arrest’ aangehaald en betoogt dat in deze zaak sprake is van eenzelfde situatie. Verdachte heeft een uitwijkpoging gedaan, wat een contra-indicatie is voor opzet, aldus de verdediging. De rechtbank merkt daarover het volgende op.
In het Porsche-arrest was sprake van een bestuurder die in die specifieke zaak door zijn handelwijze zelf aanmerkelijk levensgevaar liep, doordat hij bij zijn inhaalmanoeuvre frontaal op een tegemoetkomende auto is gebotst. De bestuurder heeft in die zaak meermalen reflectief gedrag getoond, door voorafgaand aan de botsing, tot drie keer toe een inhaalmanoeuvre af te breken om een ongeval met een tegemoetkomende auto te voorkomen. In die zaak werd geoordeeld dat het onder die specifieke omstandigheden niet waarschijnlijk was dat de bestuurder de aanmerkelijke kans op een frontale botsing met een tegemoetkomende auto met als gevolg dat hijzelf het leven zou verliezen, op de koop had toegenomen. In die omstandigheid werd een contra-indicatie gezien voor het aanvaarden van de aanmerkelijke kans op een aanrijding met dodelijke afloop.
In dit geval is van een dergelijke contra-indicatie echter geen sprake. Verdachte is met zijn BMW X5, een auto van ongeveer 2.000 kilogram, in aanrijding gekomen met achtereenvolgens twee fietsers. Bij deze aanrijding met zwakkere en veel lichtere verkeersdeelnemers kan niet gezegd worden dat verdachte zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft opgelopen. Van reflectief gedrag is in deze zaak evenmin gebleken. Immers, uit niets blijkt dat verdachte heeft geprobeerd om deze aanrijding te voorkomen. Het feit dat verdachte, naar eigen zeggen, op het laatste moment naar links zou hebben gestuurd om een aanrijding met de eerste fietser te voorkomen, kan in ieder geval niet als zodanig worden aangemerkt. De situatie die verdachte toen al had geschapen was door zijn manoeuvre niet meer te herstellen.
Van verdere contra-indicaties die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijke aanrijding niet bewust zou hebben aanvaard, is de rechtbank evenmin gebleken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank, evenals de officier van justitie, dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] . De rechtbank acht dan ook de onder 1 primair tenlastegelegde doodslag en de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.