ECLI:NL:RBZWB:2023:8011

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
02/313632-22 en 02/321322-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens gewapende overvallen, poging doodslag en verboden wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie gewapende overvallen, een poging doodslag, verboden wapenbezit en vernieling. De verdachte, geboren in 2004 en gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting Den Hey-Acker te Breda, heeft met een vuurwapen drie overvallen gepleegd waarbij hij ook heeft geschoten. Tijdens de eerste overval heeft hij de eigenaresse van een tabakshop, [slachtoffer 2], met geweld gedwongen om geld te geven. Bij zijn vlucht heeft hij gericht geschoten op een voorbijganger, [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn daden niet alleen de slachtoffers ernstig heeft getraumatiseerd, maar ook levensgevaar heeft veroorzaakt voor omstanders.

De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 2 jaar, met aftrek van voorarrest, en de PIJ-maatregel opgelegd. De rechtbank overweegt dat de verdachte ten tijde van de feiten 18 jaar oud was, maar dat er sterke contra-indicaties zijn voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de justitiële voorgeschiedenis van de verdachte en de adviezen van deskundigen die wijzen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] B.V., voor de geleden schade als gevolg van de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/313632-22 en 02/321322-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 17 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting Den Hey-Acker te Breda
raadsman: mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/321322-21 behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte drie gewapende overvallen heeft gepleegd (feit 1, 2 en 3), heeft geprobeerd iemand te doden of heeft bedreigd (feit 4), een wapen voorhanden heeft gehad (feit 5) en dat hij een vernieling heeft gepleegd (feit 6).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2, 3, 5 en 6 bewezen op basis van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte. Zij heeft vrijspraak gevraagd van het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde medeplegen wegens gebrek aan bewijs.
De officier van justitie acht tevens de onder feit 4 primair ten laste gelegde poging doodslag bewezen. Verdachte heeft met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer 1] geschoten waardoor de aanmerkelijk kans bestond dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden, welke kans verdachte bewust heeft aanvaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewijsvraag van de feiten 1, 2, 3, 5 en 6, met dien verstande dat verdachte vrijgesproken moet worden van het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde medeplegen.
De verdediging meent dat bij feit 4 de poging doodslag niet kan worden bewezen. Op basis van het dossier kan de schietlijn niet worden vastgesteld. Volgens de verdediging is sprake van schieten in de lucht, hetgeen de subsidiair ten laste gelegde bedreiging oplevert.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1, 2, 3, 5 en 6
Aangezien verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5 en 6 een bekennende verklaring heeft afgelegd en van deze feiten geen vrijspraak is bepleit, zal in bijlage II worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen. Voor een bewezenverklaring van een poging doodslag moet sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet op het veroorzaken van de dood. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte met een vuurwapen gericht op [slachtoffer 1] heeft geschoten. Verdachte is een ongeoefend schutter en beide personen stonden tegenover elkaar in een smalle steeg, waardoor ook het gevaar bestond dat de kogel zou ricocheren, waarbij [slachtoffer 1] bovendien weinig tot geen uitwijkmogelijkheden had. Naar het oordeel van de rechtbank was onder deze feiten en omstandigheden de kans aanmerkelijk dat [slachtoffer 1] geraakt zou worden en dat hij als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Verdachte heeft deze kans blijkens zijn handelen ook bewust aanvaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 16 november 2022 te Roosendaal geld dat aan [winkel] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- voorzien van een over zijn hoofd getrokken bivakmuts zich in voornoemde tabakshop te begeven,
- die [slachtoffer 2] (verder) de winkel in te duwen waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen en die [slachtoffer 2] over de grond aan de arm mee te sleuren,
- een doorgeladen vuurwapen aan die [slachtoffer 2] te tonen,
- daarbij tegen die [slachtoffer 2] de woorden "Geld, geld" te roepen,
- die [slachtoffer 2] vervolgens te dwingen op te staan en die [slachtoffer 2] te dwingen de kassa open te maken en vervolgens geld uit de kassalade te pakken,
- in de tabaksshop heeft geschoten,
- na het verlaten van de tabaksshop in een brandgang gelegen aan de [straat] met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van [slachtoffer 1] ;
feit 2
op 21 november 2022 te Roosendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, geld en sigaretten, dat/die aan [tankstation 1] (gelegen aan [adres 1] ), toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- voorzien van een over zijn hoofd getrokken bivakmuts zich in voornoemd tankstation te begeven,
- met een doorgeladen vuurwapen op een glazen koelkast te schieten,
- een doorgeladen vuurwapen aan die [slachtoffer 3] te tonen en op die [slachtoffer 3] te richten,
- vervolgens naar de kassabalie en die [slachtoffer 3] te lopen,
- daarbij tegen die [slachtoffer 3] meermaals de woorden "Ik wil geld, maak die kassa open" te roepen,
- over de kassabalie te leunen en vervolgens geld uit de kassalade te pakken en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 3] de woorden "Geef tasje" en "Geef sigaretten, alleen grote pakjes" te roepen;
feit 3
op 26 november 2022 te Roosendaal geld dat aan [tankstation 2] (gelegen aan [adres 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- voorzien van een over zijn hoofd getrokken bivakmuts zich in voornoemd tankstation te begeven,
- vervolgens naar de kassabalie en die [slachtoffer 4] te lopen,
- meermaals over de toonbank te springen,
- een doorgeladen vuurwapen aan die [slachtoffer 4] te tonen,
- met doorgeladen vuurwapen op een tabakskast te schieten,
- tegen die [slachtoffer 4] de woorden "Maak die kassa open, maak die kassa open" te roepen,
- vervolgens aan die kassalade te trekken,
- vervolgens geld uit de kassalade te pakken,
- die [slachtoffer 4] te dwingen mee te lopen en daarbij haar vast te pakken bij haar arm, en daarbij de woorden "Meekomen, meekomen" te roepen en
- een vuurwapen heeft gericht op [slachtoffer 5] ;
feit 4 primair
op 16 november 2022 te Roosendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, met een doorgeladen vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 5
op tijdstippen in de periode van 16 november 2022 tot en met 26 november 2022 te Roosendaal een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch werkend pistool, van het merk Fabrique Nationale (FN), type Browning, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
feit 6
op 6 december 2022 te Breda, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en tafelblad en muren en stoelen en tapijttegels en deurklinken en deuren en noodknoppen, die aan [slachtoffer 6] B.V, toebehoorden heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt..
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie meent dat het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast.
Zij vordert aan verdachte op te leggen 2 jaar jeugddetentie in combinatie met oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast.
Zij kan zich vinden in de eis van de officier van justitie, met dien verstande dat de jeugddetentie moet worden beperkt tot 1,5 jaar omdat de poging doodslag volgens de verdediging niet kan worden bewezen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in november 2022 schuldig gemaakt aan
drie diefstallen met gewelddoor het plegen van drie gewapende overvallen. Hierbij maakte hij gebruik van een geladen vuurwapen waarmee hij ook iedere keer heeft geschoten.
De eerste overval was op een tabakshop waarbij verdachte grof geweld tegen eigenaresse [slachtoffer 2] heeft gebruikt. Niet alleen heeft hij geschoten in de shop, maar ook heeft hij
[slachtoffer 2] aan haar arm over de grond gesleurd. Het spreekt voor zich dat dit een traumatische ervaring voor haar is geweest. [slachtoffer 2] heeft pijn gehad en durfde maanden lang niet alleen in haar eigen zaak te staan. Ook heeft ze last gehad van herbelevingen en paniekaanvallen en zij heeft nog altijd nachtmerries over de overval.
Bij het wegrennen van de tabakshop is verdachte kort achterna gezeten door [slachtoffer 1] die juist op dat moment boodschappen wilde gaan doen. In zijn vlucht heeft verdachte zich omgedraaid en gericht geschoten op [slachtoffer 1] , waarmee verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een
poging doodslag.
De tweede overval vond plaats op een tankstation waar medewerker [slachtoffer 3] aan het werk was. [slachtoffer 3] is bang, verdrietig en continu alert door wat hem is overkomen en zijn vertrouwen in anderen is danig afgenomen.
De derde overval was op een tankstation waar medewerker [slachtoffer 4] aan het werk was. Ook zij kampt met psychische gevolgen door de overval. Haar veiligheidsgevoel is in algemene zin aangetast. Zij is continu op haar hoede en heeft last van slaapproblemen en herbelevingen. Sinds de overval heeft [slachtoffer 4] ook last van lichamelijk letsel in de vorm van tinnitus (oorsuizen), dat vrijwel zeker is veroorzaakt door het harde schot tijdens de overval.
Ook bij deze overval heeft verdachte in zijn vlucht zijn geladen vuurwapen op een voorbijganger gericht, te weten op [slachtoffer 5] .
Door het voorhanden hebben van het vuurwapen heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan
verboden wapenbezit. Verder heeft verdachte ook nog een aanzienlijke
vernielinggepleegd in de rechtbank in december 2022.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Gezien de veelheid aan strafbare feiten en de ernst ervan, ziet de rechtbank in beginsel geen redenen om daarvan af te wijken.
Als strafverzwarende omstandigheid wordt meegewogen dat verdachte vrij recent, te weten in oktober 2022, al een keer is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten, waaronder een woninginbraak. Verdachte is toen veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf onder oplegging van een aantal voorwaarden. Kort na het ingaan van de proeftijd heeft verdachte de onderhavige feiten gepleegd. Verdachte heeft de eerder aan hem geboden kans niet aangegrepen en heeft opnieuw het criminele pad gekozen. Ook dit wordt in zijn nadeel meegewogen door de rechtbank.
Volwassenen- of adolescentenstrafrecht
Hoewel verdachte ten tijde van het plegen van de feiten 18 jaar was, ziet de rechtbank aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank is met het openbaar ministerie van oordeel dat er sterke contra-indicaties zijn voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Allereerst zijn de bewezen verklaarde feiten buitengewoon ernstig van aard. Verder komt uit het politiedossier het beeld naar voren dat verdachte geraffineerd heeft gehandeld bij het plegen van deze feiten én ook nadien bij het afleggen van zijn verklaringen. Hierbij wordt in het bijzonder gewezen op de tapgesprekken tussen verdachte en [naam 1] (‘ [bijnaam] ’), op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat verdachte liegt en bedriegt. Ook lijkt verdachte niet volledig open te verklaren over zijn motief en de eventuele betrokkenheid van anderen bij de gepleegde overvallen. Ten slotte is sprake van een justitiële voorgeschiedenis die een opbouw laat zien in de ernst van de feiten, ondanks ingezette behandel- en begeleidingstrajecten in het verleden, waarbij verdachte weinig tot geen bereidheid heeft laten zien om te veranderen.
Aan de andere kant heeft de rechtbank rekening te houden met de rapportages die over verdachte zijn opgemaakt, waarin wordt geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen gelet op de persoonlijkheid van verdachte.
[psychiater] en [psycholoog] concluderen in hun deskundigenrapportages van 14 juni 2023 dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis, een licht verstandelijke beperking (LVB) en een stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en de kans op recidive wordt als hoog ingeschat als behandeling van verdachte uitblijft. De NIFP-deskundigen adviseren om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en om aan hem de PIJ-maatregel op te leggen. Binnen deze maatregel kan verdachte in een gedwongen kader langdurig worden behandeld en kan worden geprobeerd om zijn persoonlijkheids- en gewetensontwikkeling positief te beïnvloeden.
Op de zitting van 3 november 2023 hebben de NIFP-deskundigen hun rapportages toegelicht. Zij menen dat verdachte leerbaar is, met name vanwege zijn ontwikkelingsachterstand ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten, en dat hij gebaat is bij een groepsgericht klimaat. De NIFP-deskundigen zien voldoende ontwikkelings- en behandelmogelijkheden en geven de voorkeur aan een pedagogische aanpak.
De reclassering sluit zich aan bij de adviezen van de NIFP-deskundigen; ook zij acht het recidiverisico hoog en adviseert oplegging van de PIJ-maatregel. Op zitting heeft reclasseringswerker [naam 2] hieraan toegevoegd dat de reclassering een eigen wegingskader hanteert en dat ook op basis daarvan toepassing van het minderjarigenstrafrecht wordt geadviseerd.
Oplegging van de PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat zowel op een diefstal met geweld als een poging doodslag naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van de hierboven besproken rapportages concludeert de rechtbank dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen de oplegging van de PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte en daarmee ook in het belang van het voorkomen van recidive.
De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verlenging van de PIJ-maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Jeugddetentie
Verdachte heeft gebruik gemaakt van extreem geweld en heeft levensgevaar veroorzaakt voor iedereen die bij hem in de buurt was. Daarom acht de rechtbank – naast oplegging van de PIJ-maatregel – een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 2 jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

7.De benadeelde partij

Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert voor feit 1 een schadevergoeding van
€ 2.779,31, waarvan € 279,31 voor materiële schade en € 2.500,00 voor immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten vanaf 16 november 2022.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert voor feit 2 een schadevergoeding van
€ 3.000,00 voor immateriële schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten vanaf 21 november 2022.
Benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert voor feit 3 een schadevergoeding van
€ 6.500,00 voor immateriële schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten vanaf 26 november 2022.
Benadeelde partij [slachtoffer 6] B.V. (feit 6)
De benadeelde partij [slachtoffer 6] B.V. vordert voor feit 6 een schadevergoeding van € 6.386,93 voor materiële schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten vanaf 6 december 2022.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie en de raadsman zijn van mening dat de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/321322-21 moet worden afgewezen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en dat hij daarmee de algemene voorwaarde meerdere keren heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank acht toewijzing van deze vordering echter niet opportuun, gelet op de straf en maatregel die aan verdachte worden opgelegd in de hoofdzaak. De vordering tot tenuitvoerlegging wordt daarom afgewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 77c, 77i, 77s, 287, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2:Diefstal, vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:Diefstal, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 4 primair:Poging doodslag;
feit 5:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 6:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen of onbruikbaar maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Maatregel
- beveelt de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor jeugdigen;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02/321322-21;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 2.779,31, waarvan € 279,31 voor materiële schade en € 2.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 16 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] (feit 1), te betalen een bedrag van € 2.779,31, waarvan € 279,31 voor materiële schade en € 2.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 16 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
- bepaalt dat bij niet betaling 37 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van
€ 3.000,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 21 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] (feit 2), te betalen een bedrag van € 3.000,00 voor immateriële schade,
te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 21 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 40 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van
€ 6.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 26 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 4]
(feit 3), te betalen een bedrag van € 6.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 26 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 67 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 6] B.V.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] B.V. van € 6.386,93 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 6 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] B.V. (feit 6), te betalen een bedrag van € 6.386,93 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 6 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 66 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Veldhuizen, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler en mr. W.A.L. Pustjens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 november 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.