Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
Voor voortduren van gezamenlijk gezag na echtscheiding tegen de wil van (een van) de ouders is vereist dat zij in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders ( zie onder meer HR 19 april 2002, nr. R01/079, NJ 2002, 458). Heeft de rechter beslist dat het gezag over het kind aan een van zijn ouders alleen toekomt - een beslissing die slechts dan gerechtvaardigd is indien de rechter na onderzoek tot het oordeel komt dat deze in het belang van het kind is - dan kan een verzoek om die beslissing te wijzigen aldus dat het gezag wordt opgedragen aan de andere ouder of aan beide ouders gezamenlijk slechts worden toegewezen indien voldaan is aan (een van) de vereisten van art. 1:253o, eerste zin.’