ECLI:NL:RBZWB:2023:7973

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
02/012383-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van kleindochter en bezit van kinderporno met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn kleindochter en het in bezit hebben van kinderporno. De verdachte, geboren in 1958, heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen met zijn kleindochter, die op het moment van de feiten 6 en 7 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte van 1 december 2021 tot en met 8 januari 2023 meerdere keren seksueel is binnengedrongen bij zijn kleindochter en ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Daarnaast had hij kinderporno in zijn bezit van 1 januari 2020 tot en met 16 januari 2023. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer, die kort na de feiten zijn afgelegd, geloofwaardig en steunde deze met DNA-bewijs. De verdachte ontkende enkele handelingen, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en reclasseringstoezicht. Tevens werd een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, evenals vergoedingen voor de ouders van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernstige impact van het misbruik op het slachtoffer en haar gezin, en de noodzaak om de geestelijke en lichamelijke integriteit van minderjarigen te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/012383-23
vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1958 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Grave
raadsvrouw mr. A.M. van Wingerden, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2023, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. van 1 december 2021 tot en met 8 januari 2023 meerdere malen seksueel is binnengedrongen bij zijn aan zijn zorg toevertrouwde kleindochter die toen 6 - en later 7 - jaar oud was;
2. van 1 december 2021 tot en met 8 januari 2023 meerdere malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn aan zijn zorg toevertrouwde kleindochter die toen 6 - en later 7 - jaar oud was;
3. van 1 januari 2020 tot en met 16 januari 2023 kinderporno in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen met zijn kleindochter [slachtoffer] heeft gepleegd (feit 2) die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam (feit 1). Daarnaast acht hij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderporno in zijn bezit heeft gehad (feit 3). Hij baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer] tijdens het studioverhoor en de grotendeels bekennende verklaring van verdachte. Weliswaar ontkent verdachte dat hij zijn penis in de vagina van [slachtoffer] of tussen haar schaamlippen heeft gebracht, maar naast de consistente, aannemelijke en betrouwbare verklaring van [slachtoffer] daarover geldt als steunbewijs het aantreffen van dna-sporen (sperma) aan de binnenkant van de onderzochte onderbroekjes van [slachtoffer] . De ontkennende verklaring van verdachte over het binnendringen acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd over de feiten 2 en 3. Zij heeft wel de partiële vrijspraak bepleit van feit 1, namelijk waar het seksueel binnendringen zou hebben bestaan uit het brengen van
de penisvan verdachte in de vagina of tussen de schaamlippen, van [slachtoffer] . Verdachte ontkent dit te hebben gedaan. [slachtoffer] heeft dit op zondag 8 januari 2023 - na de logeerpartij bij haar opa, verdachte - ook niet aan haar moeder verteld, terwijl zij toen wel heeft verteld over andere seksuele handelingen die verdachte met haar had gepleegd. Pas tijdens haar studioverhoor op 10 januari 2023 heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte zijn piemel heeft geprobeerd in haar vagina en het gaatje van haar billen te doen en er toen een beetje in ging. [slachtoffer] is mogelijk in de tussentijd onbewust beïnvloed door haar ouders en heeft dat daarom tijdens het studioverhoor verklaard. De raadsvrouw is dan ook van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor dit deel van het ten laste gelegde onder feit 1. Voor de overige onder dit feit beschreven handelingen, heeft zij geen bewijsverweer gevoerd.
Wel is zij van mening dat bij de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de feiten 2 en 3 volledig en feit 1 grotendeels bekent, met uitzondering van het brengen van zijn penis in de vagina van [slachtoffer] .
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit acht de rechtbank niet alleen de feiten 2 en 3, maar ook feit 1 integraal wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van de uitgebreide, gedetailleerde en verder ook consistente verklaring van [slachtoffer] waar het gaat over het brengen van de penis van verdachte in haar vagina. Die verklaring heeft zij zeer kort na 8 januari 2023, namelijk op 10 januari 2023, tijdens het studioverhoor afgelegd. Zij verklaarde daarover dat zij voelde dat opa zijn piemel in haar vagina en haar poepgaatje probeerde te doen, maar dat dat niet lukte omdat zijn piemel best dik was. Hij ging er volgens haar een beetje in, maar eigenlijk bijna niet. Dat gebeurde elke keer als ze (ook) het andere deden. Deze verklaring komt op de rechtbank authentiek over en de rechtbank acht niet aannemelijk dat [slachtoffer] daarover onjuist zou verklaren. Zij heeft ook niet overdreven door te verklaren dat de piemel van verdachte er “een beetje” inging en “bijna niet”, wat bijdraagt aan de geloofwaardigheid van haar verklaring.
Dat er mogelijk sprake was van beïnvloeding van [slachtoffer] in de periode tussen 8 en 10 januari 2023, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op tijdstippen in de periode van 1 december 2021 tot en met 8 januari 2023 te [plaats] , gemeente Steenbergen, met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en zijn, verdachtes, tong en vinger en penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
2
- als opa - op tijdstippen in de periode van 1 december 2021 tot en met 8 januari 2023 te [plaats] , gemeente Steenbergen, telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2015,
hebbende verdachte de vagina en de billen van die [slachtoffer] gelikt en de billen en de buik van die [slachtoffer] gekust en de vagina en billen van die [slachtoffer] betast en die [slachtoffer] zijn, verdachtes, penis laten likken en betasten;
3
op tijdstippen in de periode van 27 december 2020 tot en met 16 januari 2023 te [plaats] , gemeente Steenbergen, telkens afbeeldingen, te weten foto’s en een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een harde schijf, van seksuele gedragingen waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, verwijzend naar veroordelingen in soortgelijke zaken, gepleit voor een drastisch lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Zij heeft verzocht een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, op te leggen, waarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zouden moeten worden opgenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft gedurende twee weekenden in de kerstvakanties in december 2021 en januari 2023 meerdere malen seksuele handelingen bij zijn toen zes- en later zevenjarige kleindochter [slachtoffer] verricht die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Deze handelingen vonden plaats in de woning van verdachte waar [slachtoffer] toen logeerde. Zij was door haar ouders aan verdachte meegegeven om deze weekenden met hem door te brengen in het vertrouwen dat hij goed voor [slachtoffer] zou zorgen. Juist bij haar opa had [slachtoffer] zich veilig moeten voelen. Hij heeft echter het vertrouwen dat de ouders van [slachtoffer] in hem hadden op een niet mis te verstane wijze beschaamd. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Zij was gedurende deze weekenden aan hem overgeleverd en kon zich niet onttrekken aan het misbruik. Zij was een jong kind in een dorp waar zij niemand kende, anderhalf uur verwijderd van haar ouderlijk huis. Bovendien was zij op een leeftijd aanbeland waarop zij dit misbruik bewust meemaakte. Ook al heeft zij zich meerdere malen proberen te verzetten tegen verdachte, hij luisterde niet naar haar en ging door met de seks die hij voor ogen had. Hij stelde zich [slachtoffer] voor als een volwassene en behandelde haar ook zo. Hij deed lief tegen haar, deed alsof het allemaal heel gewoon was en wilde haar daarmee tot verdere seksuele handelingen brengen, zoals het brengen van zijn penis in haar mond en het binnendringen met zijn penis, tong en vinger in haar vagina. Ook zei hij tegen haar dat zij hun “geheimpje” niet mocht doorvertellen.
Het wrange is dat verdachte zich er al na de eerste keer van bewust was dat het fout was wat hij met [slachtoffer] deed, maar daar desondanks in het tweede weekend in januari 2023 wel mee is doorgegaan. Zij was dat tweede weekend nog maar nauwelijks bij hem thuis aangekomen of hij stelde alweer aan [slachtoffer] voor om seks met hem te hebben zoals de vorige keer. Ook al wilde [slachtoffer] dat niet, hij heeft met haar dat tweede weekend toch weer gedaan wat hij wilde. Duidelijk is dat verdachtes enige doel was om seks met [slachtoffer] te hebben en daarbij aan haar gevoelens voorbij is gegaan. Negen maanden na zijn aanhouding verklaarde verdachte nog steeds dat hij niet begrijpt hoe het zover heeft kunnen komen. Daarmee legt hij min of meer de schuld buiten zichzelf en aanvaardt hij de verantwoordelijkheid niet die hij als volwassene en vooral als opa had om [slachtoffer] te beschermen in plaats van te misbruiken. Zijn beweegredenen zijn niet echt duidelijk geworden, anders dan dat hij er seksueel opgewonden van werd. Hij heeft zich niet verplaatst in de gevolgen die het misbruik voor [slachtoffer] zou kunnen hebben noch zich gerealiseerd wat voor impact dit alles zou hebben op zijn dochter en haar man, de ouders van [slachtoffer] . Het misbruik is gestopt doordat [slachtoffer] zo dapper was om haar moeder te vertellen wat opa bij haar had gedaan, waarna de politie werd ingeschakeld.
Het is algemeen bekend dat kinderen als gevolg van seksueel misbruik ernstige geestelijke schade kunnen ondervinden. Deze geestelijke schade kan van lange duur zijn omdat seksueel misbruik een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Dat heeft verdachte er echter niet van weerhouden ten behoeve van zijn eigen seksuele verlangens zijn kleindochter op grove wijze te misbruiken en daardoor mogelijk ernstig te beschadigen. Het is niet voor niks dat door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan zestien jaar uitdrukkelijk wordt beschermd.
Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen van de moeder en vader van [slachtoffer] is duidelijk geworden welke enorme impact dit misbruik op het gezin van [slachtoffer] heeft gehad. Zij hebben verteld dat hun wereld door het misbruik is ingestort en dat zij sindsdien leven in een aanhoudende nachtmerrie. De ouders maken zich grote zorgen om [slachtoffer] ’s toekomst. Daarbij komt nog dat de dochter van verdachte, de moeder van [slachtoffer] , een rouwproces doormaakt aangaande haar vader, wat zij aangrijpend verwoordde toen zij zei: “De verkrachter van mijn dochter heeft mijn vader vermoord”. De ouders zijn sinds het bekend worden van het misbruik arbeidsongeschikt. [slachtoffer] is in behandeling bij een orthopedagoog en de ouders zijn in behandeling bij een psycholoog. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet (voldoende) stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
De omstandigheid dat [slachtoffer] aan de zorg van haar opa was toevertrouwd neemt de rechtbank op grond van artikel 248, tweede lid, Sr jo. artikel 244 Sr als strafverzwarende omstandigheid mee.
De rechtbank verwerpt voorts het verweer van de raadsvrouw dat bij de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop. Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr is sprake indien de bewezen verklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde handelingen bij de feiten 1 en 2 verschillende verwijten opleveren en dat de strekking van de desbetreffende strafbepalingen (244 Sr en 249 Sr) meer dan enigszins uiteenloopt. Juridisch bezien wordt namelijk het wilsbesluit om een slachtoffer onzedelijk te betasten als een wezenlijk ander (minder vergaand) wilsbesluit gezien dan het wilsbesluit om bij een slachtoffer met de tong, vinger, penis of een voorwerp seksueel binnen te dringen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno. Hij had in totaal 124 kinderpornografische afbeeldingen op zijn computer staan. Hij zocht met name veelvuldig naar websites die te maken hadden met seks met tieners.
Om kinderporno te maken worden kinderen seksueel misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologische rapport van drs. [psycholoog] van 18 mei 2023 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis. Geadviseerd wordt om de drie ten laste gelegde feiten geheel aan verdachte toe te rekenen.
De kans op herhaling wordt ingeschat als laag en er is geen behandeling geïndiceerd. De psycholoog merkt hierbij op dat uit onderzoek is gebleken dat een behandeling in een gedwongen kader bij een laag tot matig recidiverisico juist risicoverhogend kan werken: omdat in de behandeling sterk wordt gefocust op het bespreken van seksuele gevoelens voor kinderen, kunnen deze gevoelens bij cliënten met een laag recidiverisico immers geprikkeld worden. De psycholoog adviseert dan ook geen behandeling in een strafrechtelijk kader. Verdachte heeft gezegd zich na detentie vrijwillig te willen aanmelden voor een ambulante behandeling.
Ten slotte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 28 september 2023 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat verdachte zich na zijn aanhouding heeft aangemeld bij de forensische polikliniek [naam kliniek] , maar dat een behandeling daar vanwege zijn voorarrest niet is gestart. De reclassering ziet aanknopingspunten voor het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht bij de reclassering, zowel om het risico op recidive te beperken als om verdachte te ondersteunen in zijn re-integratie. Daarnaast wordt geadviseerd om verdachte als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer, haar ouders en haar broer op te leggen. Ook wordt geadviseerd om een verbod op contact met minderjarigen en voorwaarden tot het vermijden van kinderporno op te leggen.
De rechtbank overweegt op grond van de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de straffen die in soortgelijke zedenzaken worden opgelegd, dat alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 42 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Aan de voorwaardelijke straf zullen de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met [slachtoffer] , haar broer [broer slachtoffer] en haar ouders, het vermijden van kinderporno en het vermijden van contact met minderjarigen. Een locatieverbod rondom de woning van het gezin van [slachtoffer] acht de rechtbank nu niet aan de orde, gelet op het contactverbod en het ontbreken van risicosignalen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

In het onderhavige strafproces hebben zich de volgende personen als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Namens [slachtoffer] is een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,=.
Door [moeder slachtoffer] (moeder van [slachtoffer] ) is een vordering ingediend, bestaande uit:
- verplaatste schade (6:107 lid 1 onder a BW) tot een bedrag van € 1.299,24
;
- rechtstreekse materiële schade tot een bedrag van € 16,97 (medicijnen voor moeder: temazepam);
- affectieschade tot een bedrag van € 1.500,= (6:107 lid 1 onder b BW);
- rechtstreekse immateriële schade moeder € 2.500,=
(6:106 sub b BW).
Door [vader slachtoffer] (vader van [slachtoffer] ) is een vordering ingediend, bestaande uit:
- rechtstreekse materiële schade € 26,86 (medicatie voor vader, temazepam)
- affectieschade€ 1.500
,=(6:107 lid 1 onder b BW);
- rechtstreekse immateriële schade vader € 2.500
,=(6:106 sub b BW).
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen voldoende onderbouwd en verzoekt de rechtbank deze integraal toe te wijzen, met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte heeft gezegd de schadevergoedingen te willen betalen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich voor het materiële gedeelte van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op het feit dat verdachte bereid is de schade te vergoeden.
Het oordeel van de rechtbank
-
De ontvankelijkheid van de vorderingen
Artikel 51f lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich voor zijn vordering tot schadevergoeding kan voegen in het strafproces. Van rechtstreekse schade is sprake als iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd.
De artikelen 244 en 249 Sr beschermen de lichamelijke en geestelijke integriteit van het kind jonger dan 16 jaar en niet van de ouders. De rechtbank zal dan ook dat deel van de vordering dat ziet op door de ouders van [slachtoffer] geleden rechtstreekse schade niet-ontvankelijk verklaren. De ouders hebben wel recht op vergoeding van zogeheten verplaatste schade. Dat is schade die bestaat uit kosten die zij hebben gemaakt voor [slachtoffer] en die [slachtoffer] zelf had kunnen vorderen als zij deze kosten had gemaakt. Daar komt de rechtbank bij de inhoudelijke beoordeling van de resterende vordering op terug. Anders dan door de raadsman van de benadeelde partijen is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat er in deze zaak voor de ouders geen andere mogelijkheid tot het verhalen van eigen schade in het strafproces is. Dit geldt ook voor de gevorderde affectieschade die hieronder wordt besproken.
- De vordering van [slachtoffer]
Immateriële schade komt op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor vergoeding in aanmerking indien - onder andere - sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met het (onder feit 1 en 2) bewezen verklaarde handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . De aard en de ernst van de normschending en de relevante nadelige gevolgen voor [slachtoffer] liggen naar het oordeel van de rechtbank zo voor de hand dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals hiervoor genoemd, kan worden aangenomen. Het gaat om het seksueel misbruik gedurende een langere periode van een jong meisje door haar opa bij wie zij logeerde. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk misbruik nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer] de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Zij zal het gevorderde bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
- De vordering van [moeder slachtoffer] (moeder van [slachtoffer] )
Hierboven is al door de rechtbank geoordeeld dat de ouders van [slachtoffer] niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen voor vermeende rechtstreekse schade. De juridische grondslag voor toewijzing van dit deel van de vordering ontbreekt immers.
Met betrekking tot de gevorderde affectieschade overweegt de rechtbank dat deze schade kan worden gevorderd door naasten van slachtoffers en vergoeding van deze schade is mogelijk indien sprake is van overlijden of ernstig en blijvend letsel van het slachtoffer. De rechtbank kan op basis van de stukken op dit moment niet vaststellen dat sprake is van ernstig en blijvend letsel bij [slachtoffer] . Een gedegen onderbouwing voor het bestaan van dergelijk letsel ontbreekt en het bieden van gelegenheid tot het alsnog aanleveren van een nadere onderbouwing zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Dit deel van de vordering zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard en kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De verplaatste schade komt op grond van artikel 6:107, eerste lid, onder a, BW wel voor vergoeding in aanmerking. De gestelde schade ter hoogte van € 1.299,24 is niet betwist. De rechtbank zal de vordering dan ook tot het gevorderde bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag.
- De vordering van [vader slachtoffer] (de vader van [slachtoffer] )
Deze vordering bestaat uit rechtstreekse schade en affectieschade.
De rechtbank verwijst hiervoor naar de overwegingen die bij bespreking van de vorderingen van mevrouw [moeder slachtoffer] aan de orde zijn gekomen en zal [vader slachtoffer] met dezelfde motivering niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b, 244, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan
uit het seksueel binnendringen van het lichaam, begaan tegen een aan zijn zorg en
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 2:Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 3:Een afbeelding - en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding - van een
seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog
niet heeft bereikt, is betrokken, verwerven en in bezit hebben, meermalen
gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk drie dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 te Breda (of per telefoon met het nummer 088-8041505) en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag 2] 2015), [broer slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag 3] 2018), [moeder slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag 4] 1982) of met de partner van [moeder slachtoffer] genaamd [vader slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag 5] 1981), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen en dat hij deze contacten zoveel mogelijk vermijdt; als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat hierbij personen aanwezig zijn die op de hoogte zijn van zijn delictgedrag;
* dat verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt.
* dat verdachte zich op welke wijze dan ook onthoudt van:
• het seksueel getint communiceren met minderjarigen
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan
worden verkregen
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met
minderjarigen wordt gecommuniceerd
en dat verdachte tijdens de gesprekken met de reclassering bespreekt hoe hij
denkt dit gedrag te voorkomen;
* dat verdachte meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek
en toegang verschaft tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale
gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet
kan worden benaderd; hij verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle.
De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats en is
gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle
strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van betrokkene. De
reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een
opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik
worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch
materiaal aanwezig is;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [slachtoffer]van € 10.000,=, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [moeder slachtoffer](moeder van [slachtoffer] ) van € 1.299,34, bestaande uit verplaatste materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij [moeder slachtoffer] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verklaart de
benadeelde partij [vader slachtoffer](vader van [slachtoffer] ) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [vader slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen [slachtoffer] en [moeder slachtoffer] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het
[slachtoffer](feiten 1 en 2), € 10.000,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
8 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 85 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het
slachtoffer
[moeder slachtoffer](feiten 1 en 2), € 1.299,24 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 22 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 november 2023.
Mr. Beudeker en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.