ECLI:NL:RBZWB:2023:7956

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
02-004158-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grooming en bezit van kinderporno door verdachte met bijzondere voorwaarden voor strafoplegging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan grooming van twee minderjarige meisjes, die beide jonger waren dan zestien jaar. De verdachte heeft tijdens ontmoetingen met een van de slachtoffers, [slachtoffer 1], zich in haar bijzijn ontbloot en haar gevraagd om haar blote borsten te tonen. Daarnaast had de verdachte meerdere telefoons en tablets in zijn bezit waarop kinderporno werd aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische opname van twee jaar, reclasseringstoezicht, en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat de ernst van de feiten en het recidiverisico een forse straf rechtvaardigen. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft een schadevergoeding van € 7.354,58 gevorderd, waarvan de rechtbank € 4.354,58 toewijst. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-004158-23
vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Alphen aan den Rijn
raadsvrouw mr. S. van de Voorde, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met [slachtoffer 1] (hierna telkens: [slachtoffer 1] ), die op dat moment nog geen zestien was, ontmoetingen heeft gehad met de intentie om ontuchtige handelingen bij haar te plegen (feit 1: grooming), zich in haar bijzijn af te trekken (feit 2) en ook heeft hij haar aangerand door van haar te vragen haar blote borsten aan hem te laten zien (feit 6). Met dezelfde intentie had verdachte ook een ontmoeting afgesproken met [slachtoffer 2] (hierna telkens: [slachtoffer 2] ) die toen ook nog geen 16 jaar was (feit 4). Voorts had verdachte meerdere telefoons en tablets in zijn bezit waarop kinderporno werd aangetroffen (feit 3) en had hij een luchtdrukpistool in zijn auto liggen (feit 5).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat op basis van het dossier alle tenlastegelegde feiten, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Met betrekking tot feit 3 en daar waar het gaat om het maken van een gewoonte van het voorhanden hebben van kinderporno heeft de officier van justitie nog aangevoerd dat deze strafverzwarende omstandigheid ook mogelijk is bij kleine hoeveelheden kinderporno. Omdat er sprake was van het bezit van kinderporno bij verdachte vanaf 2017, er kinderporno werd aangetroffen op vijf verschillende apparaten van hem, hij lid was van de whatsapp-groep genaamd “ [whatsapp-groep] ” en door het onderzoeksteam is vastgesteld dat verdachte veelvuldig zoekvragen heeft verstuurd met betrekking tot kinderporno, is de officier van justitie van mening dat ook het gewoonte maken bewezen kan worden. Met betrekking tot het onder 6 tenlastegelegde gaat de officier van justitie uit van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, omdat hij van mening is dat er ook sprake is van aanranding als je iemand door bedreigingen dwingt om bij zichzelf ontuchtige handelingen te plegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat alle tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Daarbij zijn nog wel de volgende opmerkingen gemaakt.
Ten aanzien van feit 3 kan bewezen worden dat verdachte kinderporno in zijn bezit heeft gehad, maar kan niet worden bewezen dat verdachte er een gewoonte van heeft gemaakt omdat het maar gaat om zo’n tweehonderd afbeeldingen waaronder heel veel dubbeltellingen zitten. Daarnaast is de verdediging van mening dat verdachte, gelet op het beperkt aantal afbeeldingen, niet actief is geweest in de whatsapp-groep.
Ten aanzien van feit 5 heeft de verdediging nog aangevoerd dat uit de omstandigheden waaronder het vuurwapen werd aangetroffen, kan worden afgeleid dat het vuurwapen in de auto lag om het te vervoeren en dat verdachte was vergeten om het uit zijn auto te halen en het daar per ongeluk lag.
Met betrekking tot feit 6 primair heeft de verdediging nog aangevoerd dat de omstandigheden in de tenlastelegging achter de gedachtestreepjes zien op de berichten in het dossier en op de laatste ontmoeting. Aangezien die ontmoeting nooit plaats heeft gevonden moet verdachte van het onder 6 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde feiten onder 1 tot en met 6 subsidiair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, waarbij de rechtbank nog de navolgende kanttekeningen plaatst.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde komt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen tot het oordeel dat verdachte kinderporno in de vorm van foto’s en videobeelden voorhanden heeft gehad. Met de verdediging heeft de rechtbank geconstateerd dat het ook vaak om hetzelfde materiaal ging dat op verschillende gegevensdragers was opgeslagen. Omdat de rechtbank daarnaast van oordeel is dat de periode dat verdachte de kinderporno voorhanden heeft gehad vrij kort is geweest, komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid dat verdachte van het plegen van dat misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Voor wat betreft het onder 4 tenlastegelegde en meer in het bijzonder omtrent de verklaring van verdachte dat hij dacht dat [slachtoffer 2] 24 of 25 jaar zou zijn, wijst de rechtbank op de profielfoto van [slachtoffer 2] , zoals die in het bij dit vonnis gevoegde bewijsmiddel onder 11.14 is opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat uit deze profielfoto voor eenieder volstrekt duidelijk blijkt dat [slachtoffer 2] nog niet de leeftijd van 16 jaren had bereikt en dat dit dus ook voor verdachte duidelijk moet zijn geweest.
Ten aanzien van het aangetroffen luchtdrukpistool en de vraag of dit kan worden gezien als “dragen” in de zin van artikel 27 van de Wet Wapens en Munitie, stelt de rechtbank vast dat dit luchtdrukpistool in de auto van verdachte werd aangetroffen en dat verdachte dat wapen daarom tijdens het besturen van die auto voortdurend voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat dit kan worden gezien als “dragen” en dat het tenlastegelegde daarom wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de in het onder 6 primair tenlastegelegde, de telkens genoemde bedreigingen met geweld en feitelijkheden enkel zien op de laatste ontmoeting van verdachte met [slachtoffer 1] en dat die laatste ontmoeting uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat zij door de genoemde bedreigingen en feitelijkheden haar blote borsten aan verdachte heeft laten zien. De rechtbank komt op grond daarvan tot de conclusie dat verdachte van het onder 6 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 09 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom, met gebruikmaking van een communicatiedienst aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2008, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen, met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te plegen terwijl hij, verdachte, enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, door
- meerdere chatgesprekken te voeren met die [slachtoffer 1] waarin, hij, verdachte, met die [slachtoffer 1] een tijdstip en een locatie heeft afgesproken om elkaar te ontmoeten en
- op de afgesproken dagen en tijdstippen af te reizen naar de afgesproken locatie in [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom;
2
in de periode van 12 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2022 te [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom, een persoon van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen immers heeft verdachte met dat oogmerk, meermalen in het zicht en ten overstaan van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2008, zijn ontblote geslachtsdeel getoond en zijn geslachtsdeel in zijn hand genomen en zichzelf afgetrokken en daarbij die [slachtoffer 1] aangekeken en daarbij naar de ontblote buik, van die [slachtoffer 1] gekeken;
3
in de periode van 09 oktober 2022 tot en met 04 januari 2023 te [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom, meermalen, telkens een groot aantal afbeeldingen, te weten foto’s en video’s/films en meerdere gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten meerdere mobiele telefoons en meerdere tablets
- van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren door zichzelf en/of door een meerderjarige
man/persoon en/of door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet heeft bereikt en
- het (laten) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een
persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
- het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een stijve penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij de afbeelding telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling;
4
in de periode van 31 december 2022 tot en met 17 april 2023 te [plaats 2] en [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom,
met gebruikmaking van een communicatiedienst aan een persoon, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2010, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen, met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te plegen
terwijl hij, verdachte, enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, door
- meerdere chatgesprekken te voeren met die [slachtoffer 2] waarin, hij, verdachte, met die [slachtoffer 2] een tijdstip en een locatie heeft afgesproken om elkaar te ontmoeten en
- op de afgesproken dag en tijdstip af te reizen naar de afgesproken locatie in [plaats 2] ;
5
op 3 mei 2023 te [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een luchtdrukpistool (merk Gamo, type P900, kaliber 4,5 mm) heeft gedragen;
6 subsidiair:
in de periode van 9 oktober 2022 tot en met 21 oktober 2022 te [plaats 1] , gemeente Bergen op Zoom, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het door die [slachtoffer 1] laten zien van de ontblote borsten, althans het ontblote lichaam, van die [slachtoffer 1] tijdens videobellen,
- het door die [slachtoffer 1] laten maken van een foto waarop de ontblote borsten, althans het ontblote lichaam, van [slachtoffer 1] te zien is.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn voorgesteld. Daarnaast vordert de officier van justitie om ook als voorwaarde het locatieverbod op te leggen, zoals dat door de benadeelde partij is gevraagd en de dadelijke uitvoerbaarheid te bepalen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte enorm gemotiveerd is om met de behandeling te starten en dat hij zich ook kan vinden in het behandelplan en de klinische behandeling. De kans dat hij zich aan die behandeling zal onttrekken is dan ook heel klein. De voorkeur van de verdediging gaat uit naar een overplaatsing van verdachte naar de klinische setting direct vanuit zijn detentie en dat het onvoorwaardelijke deel van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf daarom niet langer hoeft te zijn dan de tijd die hij tot aan de uitspraak in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast vindt ook de verdediging dat een flinke stok achter de deur van belang is in de vorm van een voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 4 januari 2023 werd verdachte in verzekering gesteld omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan grooming van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft daarbij aangestuurd op meerdere ontmoetingen met [slachtoffer 1] , bij welke ontmoetingen verdachte zich ten overstaan van [slachtoffer 1] meerdere keren heeft afgetrokken. Ook heeft hij [slachtoffer 1] zover gekregen dat ze daarbij haar blote buik liet zien en dat ze foto’s van haar blote borsten en lichaam naar hem stuurde. Het moge duidelijk zijn dat deze feiten bij [slachtoffer 1] heel veel te weeg hebben gebracht en zij heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting in haar schriftelijke slachtofferverklaring heel duidelijk en treffend verwoord wat het handelen van verdachte met haar heeft gedaan. Nachten wakker liggen, leven met de angst dat verdachte iets met die foto’s zou gaan doen, problemen op school en met vrienden, moeite met de dag die moet beginnen. Allemaal gevolgen waar een meisje van 14 jaar geen last van zou mogen hebben. Door deze feiten is [slachtoffer 1] ook gediagnostiseerd met een posttraumatische stressstoornis en is daarvoor in behandeling gegaan bij de GGZ.
En wat deed verdachte nadat zijn inbewaringstelling voor dit feit onder voorwaarden was geschorst, waaronder de voorwaarde dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen en hij deze contacten zoveel mogelijk vermijdt. Verdachte heeft direct opnieuw contact gezocht met een meisje genaamd [slachtoffer 2] . Ook zij was nog geen 16 jaren en ook bij haar heeft hij geprobeerd een ontmoeting te organiseren met het doel om ontuchtige handelingen te plegen. Verdachte ging gewoon door, ondanks de uitgesproken schorsing en ondanks het feit dat hij zich diende te houden aan allerlei voorwaarden. Opnieuw heeft verdachte een slachtoffer gemaakt die daar mogelijk ook nu nog steeds de negatieve gevolgen van zal ondervinden. Bij dit alles komt ook nog dat bij verdachte een aanzienlijke hoeveelheid kinderporno werd aangetroffen. Het moge duidelijk zijn dat de rechtbank ook aan het voorhanden hebben van kinderporno zwaar tilt. Kinderporno is bijzonder ongewenst omdat daarachter een wereld schuil gaat van ernstig seksueel misbruik van soms hele jonge kinderen. Het (psychische)leed wat daarbij aan die kinderen wordt aangedaan is vaak niet te overzien en laat voor de rest van hun leven diepe sporen na. Om dit alles heeft verdachte zich kennelijk op geen enkel moment bekommerd en hij heeft in ieder geval niet ingezien dat door het bezit van kinderporno de productie daarvan wordt gestimuleerd en in stand gehouden. Verdachte heeft zich bij deze feiten alleen laten leiden door zijn eigen behoeften.
Op grond van de aard van de feiten is over de persoon van verdachte gerapporteerd door de klinisch psycholoog drs. [psycholoog] . Uit zijn rapport van 15 april 2023 volgt dat bij verdachte sprake is van (lichte) persoonlijkheidspathologie met onrijpheid en puberaal getint zoeken naar de eigen (dus ook seksuele) identiteit. Er zijn verder aanwijzingen voor narcistische-, histrionische- en paranoïde- persoonlijkheidstrekken, en dit leidt in dat geval tot het advies van de deskundige om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie van de psycholoog over.
Uit het aanvullend psychologisch onderzoek van 28 juli 2023, uitgebracht nadat verdachte tijdens de schorsing opnieuw een soortgelijk feit had gepleegd, volgt dat het recidiverisico hoog is en er bij verdachte tevens sprake is van een pedofiele stoornis.
Om het recidivegevaar te beperken is volgens de deskundige een klinische intramurale behandeling in een gesloten instelling noodzakelijk.
Naar aanleiding van het aanvullende rapport van drs. [psycholoog] is door de reclassering op 30 oktober 2023 nog nader gerapporteerd en zij komen tot de conclusie dat het gedrag van verdachte structurelere vormen lijkt te hebben dan eerder werd aangenomen, en dat justitiële maatregelen geen belemmering blijken te zijn geweest voor nieuw grensoverschrijdend gedrag. Uit het psychologisch onderzoek blijkt de noodzaak van een klinische behandeling en zowel verdachte zelf als de reclassering kunnen zich daarin vinden.
De reclassering komt op grond van dit alles dan ook tot de conclusie dat het recidiverisico hoog is en adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een aantal bijzondere voorwaarden, te weten meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, vermijden contact met minderjarigen en vermijden kinderporno.
De rechtbank kan zich vinden in de geadviseerde bijzondere voorwaarden en zal daarmee ook rekening houden bij de op te leggen straf.
Alles overwegende, waarbij de rechtbank rekening houdt met de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een forse gevangenisstraf moet worden opgelegd. Gelet op het feit dat de rechtbank tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en zij verdachte voor de feiten verminderd toerekeningsvatbaar acht, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest. Van die straf zal zij een deel van 10 maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 3 jaren, waarbij de rechtbank, gelet op de uitgebrachte rapporten, aanleiding ziet om aan deze voorwaardelijke straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht te koppelen.
Daarnaast zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf ook nog als bijzondere voorwaarde het locatieverbod verbinden, gelet op het daartoe gedane verzoek van de benadeelde partij. De rechtbank beslist dat het locatieverbod – anders dan het verzoek van de benadeelde partij – beperkt wordt tot de straat waar [slachtoffer 1] woonachtig is. Een uitgebreider locatieverbod acht de rechtbank niet noodzakelijk, mede gelet op de duur van de opgelegde straf en de duur van de proeftijd en de daaraan verbonden (behandelings)voorwaarden.
De rechtbank acht een proeftijd van 3 jaren nodig aangezien te verwachten is dat de totale behandeling van verdachte vermoedelijk een aantal jaren zal duren.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank tot slot van oordeel dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Met betrekking tot de onder 5 bewezenverklaarde overtreding is de rechtbank van oordeel dat een oplegging van een straf of maatregel voor dat feit niet opportuun wordt geacht en de rechtbank zal daarom voor dat feit geen straf of maatregel opleggen,
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 7.354,58 voor de feiten 1, 2 en 6 subsidiair.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 2.354,58 heeft de verdediging geen verweer gevoerd. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding van de materiële schade acht de rechtbank, nu deze niet wordt weersproken, toewijsbaar tot dat bedrag.
Met betrekking tot de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat op grond van de overgelegde stukken vastgesteld kan worden dat bij de benadeelde naar objectieve maatstaven sprake is van geestelijk letsel als gevolg van het bewezenverklaarde handelen door verdachte. De verdediging heeft aangevoerd dat al voordat de tenlastegelegde feiten hadden plaatsgevonden bij de benadeelde partij sprake was van bestaande klachten waarvoor zij ook in behandeling was. De rechtbank stelt vast dat dit inderdaad het geval was en dat dit maakt dat de door verdachte gepleegde misdrijven niet de enige oorzaak zijn van de gevorderde immateriële schade en dat daarom niet zonder meer vaststaat dat de gehele schade in rechtstreeks verband staat tot de feiten.
Gelet op alle omstandigheden en ook rekening houdend met de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van € 2.000,- billijk. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De behandeling van het overige gedeelte van de vordering, meer in het bijzonder het onderzoek naar het causaal verband tussen de bewezenverklaarde feiten en de gestelde schade boven het bedrag van € 2000,-, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op en de benadeelde partij zal daarom in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit gedeelte van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 62, 240b, 247, 248b, 248d en 248e van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 6 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en 4, telkens:Met gebruikmaking van een communicatiedienst een ontmoeting voorstellen aan iemand die zich, al dan niet met een technisch hulpmiddel, waaronder een virtuele creatie van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, voordoet als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen met die persoon, welk voorstel tot ontmoeting is gevolgd door enige handeling en gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting
feit 2:Met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.
feit 3:Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
feit 5:Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 6 subsidiair:Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
terwijl bij de feiten 1, 2 en 6 subsidiair sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het wetboek van strafrecht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 6 subsidiair:
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
 Vaststellen identiteit
Verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
 Medewerking reclasseringstoezicht
Verdachte verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland te Breda. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
 Opname in een zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek/afdeling of een soortgelijke zorginstelling met vergelijkbaar zorgaanbod, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt twee jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
 Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Verdachte laat zich behandelen door forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De ambulante behandeling start na, en aansluitend aan, de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Verdachte laat zich bij verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld tijdens het behandeltraject,
nadat dit door de rechter is bevolen, opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
 Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Indien geïndiceerd na de klinische opname verblijft verdachte in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, nader te bepalen door de behandelaar van de kliniek en de reclassering. Het verblijf start na de klinische behandeling en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
 Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
 Vermijden contact met minderjarigen
Verdachte zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat hierbij een andere volwassene aanwezig is.
 Vermijden kinderporno
Verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
 Locatieverbod
Verdachte zal zich gedurende de proeftijd niet bevinden in de [adres] in [plaats 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
De politie ziet toe op handhaving van dit locatieverbod;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn;
Ten aanzien van feit 5:
- bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 4.354,58, waarvan € 2.354,58 aan materiële schade en € 2.000,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] (feiten 1, 2 en 6 subsidiair), € 4.354,58 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 9 oktober 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 55 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. J.S. Dobosz, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 november 2023.
Mr. J.S. Dobosz is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.