ECLI:NL:RBZWB:2023:7949

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
02-315983-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging doodslag met bijzondere voorwaarden en deels voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 december 2022 in Vlissingen een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes in de hals gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Tijdens de zitting op 2 november 2023 heeft de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust heeft aanvaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf zijn verbonden, omvatten onder andere een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het gebruikte mes uitgesproken.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals blijkt uit verschillende rapportages van psychiaters en psychologen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in een klinische setting moet worden behandeld om herhaling van geweld te voorkomen. De bijzondere voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het verhoogde risico op recidive. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om een zorgmachtiging afgewezen, omdat dit niet voldoende zou zijn om de recidive te verminderen. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde feit en de noodzaak van adequate behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-315983-22
vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught,
raadsman mr. N.A. Koole , advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 4 december 2022 [slachtoffer] met een mes in de nek of hals heeft gestoken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangifte, het letsel, de getuigenverklaring van [getuige] en de verklaring van verdachte, waaruit blijkt dat hij het mes heeft vastgehad. Door met het mes in de hals van aangever [slachtoffer] te steken heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust aanvaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte aangever heeft verwond door hem van achter met een mes in zijn hals te steken. Dat dit met kracht is gebeurd volgt uit de aangifte, waarin aangever verklaart dat hij een harde klap voelde. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar algemene ervaringsregels tot de dood van aangever had kunnen leiden. Naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien, waren de gedragingen van verdachte geschikt en gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, zodat het ook niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het overlijden van aangever en dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend is bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 4 december 2022 te Vlissingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, in de nek/hals heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 10 jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd (met uitzondering van het contactverbod met aangever) en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Hij vordert daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht. Voor zowel de dadelijke uitvoerbaarheid als voor de gevorderde duur van de proeftijd wordt aan de wettelijke criteria voldaan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging brengt naar voren dat naast het opleggen van een gevangenisstraf ambtshalve een zorgmachtiging moet worden verleend, zodat verdachte de hulp krijgt die hij nodig heeft, nu ziektebesef bij hem ontbreekt. Een zorgmachtiging is een geschikt alternatief om verdachte te behandelen en om het recidivegevaar te beperken. Indien de opname en behandeling plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel bestaat het risico dat verdachte zich onttrekt aan het naleven van de voorwaarden. Dan zal het voorwaardelijke strafdeel ten uitvoer worden gebracht en zal verdachte geen adequate behandeling meer krijgen, die hij juist nodig heeft. Een proeftijd voor lange duur werkt contraproductief. Aan de wettelijke criteria voor een zorgmachtiging wordt voldaan. Indien de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht acht om een zorgmachtiging te verlenen, wordt subsidiair verzocht om de zaak aan te houden en aan het openbaar ministerie opdracht te geven om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een zorgmachtiging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft de begeleider van de woongroep waar hij verbleef met een mes in zijn hals gestoken. Verdachte heeft hiermee geen enkel respect gehad voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat het letsel van aangever relatief beperkt is gebleven, is niet aan het handelen van verdachte te danken. De rechtbank vindt dit een zeer ernstig feit, te meer omdat het geweld is gepleegd tegen een medewerker van een woongroep die op dat moment slechts zijn werk deed. Het feit moet voor aangever beangstigend zijn geweest. Het is daarnaast algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke geweldsfeiten nog een lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het Pro Justitia-rapport van 1 november 2023 van psychiaters [psychiater 1] en [psychiater 2] en van 31 oktober 2023 van [psycholoog] . Zij concluderen allen dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol, neurocognitieve stoornissen en auditieve hallucinaties. Ook is er bij verdachte schade aan het brein ontstaan door zijn alcoholgebruik. Ten tijde van het plegen van het feit waren deze stoornissen aanwezig. Zij adviseren dan ook om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op een nieuw geweldsdelict is aanwezig op het moment dat verdachte weer alcohol zal nuttigen en buiten zorg is.
De psychiaters concluderen dat het van belang is dat verdachte in een setting verblijft waardoor het gebruik van alcohol onmogelijk is. Door zijn neuro-psychiatrische stoornis zal hij niet zelfstandig in staat zijn om zijn alcoholgebruik blijvend te staken. Ook verdient het aanbeveling om verdachte zo goed mogelijk te leren omgaan met de neurocognitieve beperkingen die hij heeft opgelopen door een klinisch behandelprogramma. De psychiaters adviseren dit vorm te geven via het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk straf dan wel door het afgeven van een zorgmachtiging.
De psycholoog brengt naar voren dat verdachte in een omgeving waar hij geen alcohol kan nuttigen stabieler lijkt te functioneren, hij medicatietrouw is en op dat moment minder last van stemmen ervaart. Daarom moet gedacht worden aan onder meer een opname binnen een (forensisch) klinische setting. De psycholoog adviseert om interventies te laten plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf met een zo lang mogelijke proeftijd. De psycholoog acht behandeling binnen de reguliere GGZ minder geschikt vanwege het recidiverisico en omdat verdachte zich meerdere malen in zijn leven agressief heeft getoond onder invloed van alcohol.
Uit het reclasseringsrapport van 30 oktober 2023 komt naar voren dat de reclassering het risico op recidive inschat als gemiddeld. Om het risico op recidive te verminderen, is verdachte in ieder geval gebaat bij duidelijkheid, structuur, continuering van de medicatie, terugvalpreventie en abstinentie van alcohol, in een gespecialiseerde zorginstelling met expertise op het gebied van neurocognitieve stoornissen. De reclassering adviseert enkel over strafrechtelijke afdoeningen, maar merkt op dat binnen een forensisch behandel- en begeleidingstraject de nadruk ligt op recidivevermindering, in tegenstelling tot bij een zorgmachtiging. Verdachte heeft toegezegd mee te willen werken aan voorwaarden, maar het is de vraag hoe goed hij dat heeft begrepen en of hij in staat is om zich aan die voorwaarden te houden. De reclassering adviseert om bij een (deels) voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
- een meldplicht bij de reclassering;
- opname in een zorginstelling;
- ambulante behandeling;
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- een contactverbod met het slachtoffer;
- het houden aan de richtlijnen van de reclassering met betrekking tot het alcoholgebruik.
De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank overweegt als volgt. De op te leggen straf dient, naast vergelding vanwege het plegen van een ernstig strafbaar feit, ook ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten door verdachte. Bij een poging tot doodslag is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank is op grond van de rapportages van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en zal hiermee dan ook rekening houden bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf.
De rechtbank is ook van oordeel dat een klinische opname met daarop aansluitend ambulante behandeling van verdachte voor langere duur noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld in welk kader zij dit moet vormgeven. Ten aanzien van de zorgmachtiging overweegt de rechtbank dat deze is gericht op stabilisatie van de psychische situatie van verdachte, maar niet op het verminderen van recidive. Gebleken is dat verdachte bereid is om aan de opname en behandeling mee te werken en dat hij al gedurende een langere periode medicatietrouw is. Onder die omstandigheden kan niet uitgesloten worden dat een zorgmachtiging – mocht die gezien het ontbreken van een weigering van medewerking al worden toegewezen – op korte termijn niet verlengd zal worden. Er is bij verdachte sprake van problematiek op meerdere leefgebieden en verdachte is gebaat bij duidelijke kaders en zal langdurig afhankelijk zijn van zorg. De rechtbank acht een zorgmachtiging op grond hiervan een te beperkt kader om de diversiteit aan recidive-verhogende factoren te adresseren en wijst het verzoek tot het ambtshalve verlenen van een zorgmachtiging af. Het verzoek van de verdediging om aanhouding van de zaak wordt in het verlengde daarvan eveneens afgewezen. De rechtbank is dan ook, mede gelet op het verhoogde risico op recidive, van oordeel dat de opname en de behandeling plaats moeten vinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, zijn er, anders dan de raadsman stelt, ook andere mogelijkheden dan enkel het ten uitvoer leggen van het voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is en zal dit ook aan verdachte opleggen. De rechtbank legt dit voorwaardelijk strafdeel op om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met aangever. Daarvoor ziet de rechtbank geen aanleiding. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, een proeftijd van drie jaar verbinden. Dit doet de rechtbank enerzijds om de ernst van het feit te benadrukken, nu voor dergelijke feiten doorgaans langere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Anderzijds is een proeftijd van drie jaar wenselijk gelet op de problematiek van verdachte en de te verwachten duur van de hulpverlening. De rechtbank ziet geen aanleiding om een langere proeftijd op te leggen.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Uit de rapportages blijkt dat de kans op recidive hoger is wanneer verdachte buiten zorg is. Gelet op zijn problematiek en het daarmee samenhangende recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerp (te weten het mes) zal verbeurd worden verklaard. Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van dit voorwerp.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

poging tot doodslag

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 22 (tweeëntwintig) maanden, waarvan 9 (negen) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de verslavingsreclassering in de regio van de klinische opname, en zich daarna zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich laat opnemen in een forensisch klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan de detentie en duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een (forensisch) ambulant zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte zich wat betreft alcoholgebruik houdt aan de richtlijnen van de reclassering, waarbij de insteek volledige abstinentie is. Verdachte werkt mee aan controles op alcoholgebruik om zo het gebruik in kaart te brengen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mes (G2533228);
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 november 2023.
.