ECLI:NL:RBZWB:2023:794

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
02-276335-22, 08-292691-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens, munitie en hasjiesj

Op 10 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens, munitie en hasjiesj. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, werd op 26 oktober 2022 in zijn woning in Roosendaal aangehouden. Tijdens een doorzoeking werden vier vuurwapens, verschillende soorten munitie en 96,6 gram hasjiesj aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze voorwerpen, aangezien hij de sleutel van de woning had en daar verbleef. De verdediging voerde aan dat het binnentreden in de woning onrechtmatig was, maar de rechtbank verwierp dit argument en oordeelde dat er geen sprake was van een vormverzuim. De rechtbank achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van achttien maanden op. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte eerder voor wapenbezit was veroordeeld en dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De inbeslaggenomen voorwerpen werden onttrokken aan het verkeer, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-276335-22, 08-292691-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 10 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 januari 2023, waarbij de officier van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ook is de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feiten 1 en 2: vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad;
feit 3: 96,6 gram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de onjuist genoteerde woonplaats op de machtiging tot binnentreden in de woning van verdachte als een kennelijke verschrijving dient te worden aangemerkt. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de drie tenlastegelegde feiten heeft begaan. Verdachte moet - gelet op het feit dat hij toegang had tot de woning - wetenschap van en beschikkingsmacht over de vuurwapens, munitie en hasjiesj hebben gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het binnentreden in de woning van verdachte onrechtmatig heeft plaatsgevonden, omdat op de machtiging tot binnentreden niet de woonplaats van verdachte staat vermeld. Dit levert een vormverzuim op zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen vuurwapens, munitie en hasjiesj. Hierdoor is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen en dient verdachte te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Ook wanneer de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting overgaat, bepleit de verdediging vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de vuurwapens, munitie en hasjiesj had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 26 oktober 2022 zijn bij de doorzoeking van de woning van verdachte na het openen van een plafondluik in het toilet vier vuurwapens en verschillende munitie aangetroffen en in een doos in de schuur 96,6 gram hasjiesj. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de vuurwapens, munitie en hasjiesj en daarover kon beschikken.
Rechtmatigheid binnentreden in de woning van verdachte
Bij het Team Criminele Inlichtingen is in oktober 2022 de melding binnengekomen dat de bewoners van de [adres 1] in Roosendaal in het bezit zijn van drugs en meerdere vuurwapens. Op basis van deze informatie is de machtiging tot binnentreden afgegeven. De rechtbank constateert dat op de machtiging inderdaad ‘ [adres 2] Bergen op Zoom’ is vermeld in plaats van ‘ [adres 1] Roosendaal’. De rechtbank merkt dit aan als een kennelijke verschrijving. Uit het dossier blijkt dat de woning van verdachte in Roosendaal is bedoeld. De inhoud van het dossier laat daar geen onduidelijkheid over bestaan. Bovendien is de [adres 2] in Bergen op Zoom geen bestaand adres. Het binnentreden in de woning van verdachte is dan ook rechtmatig geweest. Er is geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Voorhanden hebben van vuurwapens en munitie
In beginsel mag je er van uitgaan dat een bewoner weet wat er in zijn woning aanwezig is. Dit is alleen anders indien de bewoner een aannemelijke verklaring kan geven voor het aantreffen van de goederen.
Pas op zitting heeft verdachte verklaard dat er meerdere mensen in de woning van hem en zijn vriendin verbleven die ook een sleutel van de woning hadden. Zij kunnen volgens hem de wapens en munitie daar gelegd hebben. Die verklaring schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Allereerst begrijpt de rechtbank niet waarom verdachte pas op zitting met deze voor hem ontlastende verklaring komt. Daarnaast blijkt hiervan niet uit de verklaring van zijn vriendin die ook door de politie is gehoord. De verdediging heeft daarover opgemerkt dat de vriendin er niet naar gevraagd is en dat zij verdachte was, maar de rechtbank ziet in haar verklaring geen aanleiding om te concluderen dat zij zo’n belangrijk - voor haar en haar vriend – ontlastend aspect bewust heeft verzwegen. De verdediging heeft ook niet verzocht om haar te horen als getuige op zitting of bij de rechter-commissaris om alsnog die vraag aan haar te kunnen stellen. De rechtbank ziet daartoe ambtshalve ook geen aanleiding. Zij houdt verdachte namelijk aan zijn verklaring bij de politie.
Daar heeft hij verklaard dat hij van plan was helemaal niks met de wapens en munitie te doen. Op de vraag hoe hij aan de vuurwapens en munitie kwam heeft verdachte vervolgens verklaard: ‘Voor de informant jongen. Alles is voor hem. Daar gaat het om’. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat de politie deze verklaring verkeerd heeft opgeschreven. Zijn verklaring is echter aan hem voorgelezen door de politie en ook hier is het onbegrijpelijk dat verdachte pas op zitting met deze verklaring komt. Na het betreffende verhoor is hij voorgeleid bij de rechter-commissaris, de raadkamer van de rechtbank en het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Al die keren heeft verdachte niets gezegd over deze (enige) cruciale passage in zijn verklaring bij de politie.
De rechtbank volgt daarom de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring dat hij er zelf niks mee van plan was en dat de vuurwapens en munitie voor de informant waren. Dat betekent dat verdachte wetenschap heeft gehad van de vuurwapens en munitie in zijn woning. Verdachte had de sleutel van de woning en verbleef daar. Daarmee heeft hij ook de feitelijke beschikkingsmacht gehad over de vuurwapens en munitie. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vier vuurwapens en verschillende soorten munitie voorhanden heeft gehad.
Opzettelijk aanwezig hebben van 96,6 gram hasjiesj
De hasjiesj is aangetroffen in de schuur die hoort bij de woning van verdachte. Net zoals bij het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie mag er in beginsel van worden uitgaan dat een bewoner weet wat er in zijn woning en bijgebouwen op het perceel aanwezig is. Dit wordt pas anders als de bewoner een aannemelijke verklaring heeft dat hij dit niet kon weten. Verdachte heeft over het aanwezig hebben van de hasjiesj geen verklaring afgelegd. Hij had de sleutel van de woning en verbleef daar, dus had verdachte de wetenschap van en de beschikkingsmacht over de hasjiesj. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 96,6 gram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 26 oktober 2022 te Roosendaal wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een enkelloops semi automatisch kogelgeweer, van het merk Browning, type Bar, kaliber .270
- een gladloops, basculerend, dubbelloops hagelgeweer, van het merk Laurona, type onbekend, kaliber 12
- een enkelschots pumpaction kogelgeweer, van het merk FN, type Trombone, kaliber .22LR
- een semi-automatisch pistool, van het merk FN, type 1922, kaliber 7,65 mm zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2
op 26 oktober 2022 te Roosendaal munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten in totaal 179 kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm, .22, .270, .280 en 3 hagelpatronen van het kaliber 12 voorhanden heeft gehad;
3
op 26 oktober 2022 te Roosendaal opzettelijk aanwezig heeft gehad 96,6 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte zijn werk wil oppakken en dat vanwege zijn medische achtergrond de tijd in voorlopige hechtenis voor hem extra zwaar is. Het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens dient bovendien niet te leiden tot het verdubbelen van de oriëntatiepunten die gelden voor één vuurwapen. Gelet hierop verzoekt de verdediging te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Daarnaast kan aan verdachte een voorwaardelijke straf en/of een taakstraf worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 26 oktober 2022 in zijn woning vier vuurwapens en verschillende soorten munitie voorhanden gehad. De vuurwapens en munitie waren verborgen in een bergruimte in het plafond van het toilet. De wijze waarop de vuurwapens en munitie door verdachte zijn verborgen in combinatie met de aangetroffen hoeveelheid ziet de rechtbank als een indicatie voor betrokkenheid van verdachte bij georganiseerde criminaliteit. Bovendien is de aangetroffen munitie geschikt om met de vuurwapens te worden afgeschoten. De vuurwapens konden dus daadwerkelijk gebruikt worden. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie in zijn woning. Hij blijft tegen beter weten in verklaren dat hij van niets weet. Het feit dat verdachte geen inzicht heeft willen geven in zijn handelen baart zorgen voor de toekomst en weegt de rechtbank mee in het nadeel van verdachte. Hij is bovendien al een keer eerder voor wapenbezit tot een gevangenisstraf veroordeeld, maar heeft daar blijkbaar niet van geleerd.
Tot slot heeft verdachte ook geen verantwoordelijkheid genomen voor de kleine handelshoeveelheid hasjiesj die in zijn schuur is aangetroffen.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur een passende strafrechtelijke reactie is. Volgens de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak is het uitgangspunt bij het voorhanden hebben van één vuurwapen in een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Verdachte had vier vuurwapens met bijpassende munitie. Alleen daarvoor al is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van achttien maanden passend en geboden is. Zij ziet gelet op de ernst van de feiten en de houding van verdachte geen ruimte om een lagere gevangenisstraf op te leggen, zoals door de raadsman is verzocht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen vuurwapens, de munitie en de hasjiesj vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft bij vordering van 23 december 2022 gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf van 20 uur, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 mei 2021, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten. Zij acht de tenuitvoerlegging van deze taakstraf niet opportuun, omdat in de hoofdzaak aan verdachte een gevangenisstraf van lange duur wordt opgelegd. De rechtbank wijst de vordering af.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikel 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 3, 11 en 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
meermalen gepleegd;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van achttien maanden;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Pistool (omschrijving: G2518949, Zwart);
* 26 STK Munitie (omschrijving: G2518956 kogelpatroon, Koperkleurig);
* 1 STK Geweer (omschrijving: G2518966, Zwart, merk: Flobert);
* 98 STK Munitie (omschrijving: G2518967 kogelpatroon, Koperkleurig);
* 1 STK Geweer (omschrijving: G2518972, Bruin);
* 55 STK Munitie (omschrijving: G2518980 kogelpatroon, Geel);
* 1 STK Geweer (omschrijving: G2518999, Zwart, merk: Laurona);
* 3 STK Munitie (omschrijving: G2519002 Hagelpatroon, Zwart);
* 96 GR Hashish (omschrijving: G2519080, Bruin);
Vordering tenuitvoerlegging, parketnummer 08-292691-20
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de rechtbank Overijssel op 3 mei 2021 opgelegde voorwaardelijke straf af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 februari 2023.
Mr. Verschueren is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.