ECLI:NL:RBZWB:2023:7927

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5645
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2023, betreft het een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser had zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 20 november 2017 en opnieuw per 17 maart 2021 ingediend, maar het UWV had deze aanvragen afgewezen op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van respectievelijk 0% en 0,87%. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het UWV de medische situatie van eiser voldoende heeft onderkend en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid op overtuigende wijze heeft gemotiveerd. Eiser was van mening dat de Functionele Mogelijkhedenlijsten (FML-en) onvoldoende rekening hielden met zijn beperkingen, maar de rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere beoordelingen van het UWV zou ondermijnen. De rechtbank volgt de redenering van het UWV dat eiser in staat is om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND–WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5645

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 20 november 2017 afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 0%. Ook heeft het UWV de aanvraag van eiser voor een WIA-uitkering per 17 maart 2021 afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 0,87%.
In bezwaar is het UWV bij deze besluiten gebleven. Daarbij heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage voor zowel 20 november 2017 als 17 maart 2021 vastgesteld op 0%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 25 oktober 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als warehouse operator voor 28,75 uur per week. Op 18 februari 2015 heeft hij zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Na een wachttijd van 104 weken bleek eiser per 15 februari 2017 minder dan 35% arbeidsongeschikt. Per 6 november 2017 heeft eiser zich ziekgemeld terwijl hij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet. Per 2 maart 2018 werd eiser arbeidsgeschikt geacht voor zijn eigen werk.
2. Op 17 maart 2021 heeft eiser een melding gemaakt van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 20 november 2017. Subsidiair heeft eiser een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid aangevraagd vanaf de datum van de melding van de toegenomen arbeidsongeschiktheid.
3. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiser op 20 november 2017 en 17 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 30 september 2022 en 22 oktober 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijsten (FML-en) van 30 september 2022.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een arbeidsdeskundige B&B van 17 oktober 2022 (het rapport met bezwaarnummer [nummer 1] en het rapport met bezwaarnummer [nummer 2])
.

Wat vindt eiser

7. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat de FML-en onvoldoende rekening houden met zijn beperkingen. Eiser meent dat op grond van zijn medische beperkingen een urenbeperking aangenomen had moeten worden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een brief van een anesthesioloog-pijnspecialist ingediend.
8. Eiser is van mening dat de functies die zijn geduid voor de weigering van de WIA-uitkering per 20 november 2017 niet geschikt zijn. Hij vindt het arbeidsdeskundige rapport gebrekkig, niet zorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd.
9. Eiser verzoekt om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.

Wat vindt de rechtbank

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 20 november 2017 en 17 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgt.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 20 november 2017 en 17 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Medische grondslag van het bestreden besluit

12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 20 november 2017 en 17 maart 2021 in de medische rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. Eiser is van mening dat de FML-en in onvoldoende mate rekening houden met zijn beperkingen. Op grond van de medische beperkingen had een urenbeperking moeten worden aangenomen volgens eiser.
14. De verzekeringsarts B&B stelt in het rapport van 30 september 2022 dat er in 2017 een neurostimulator is geïmplanteerd. Het dragen van een neurostimulator brengt volgens de verzekeringsarts B&B bepaalde beperkingen met zich mee waardoor eiser beperkt is voor zwaar tillen, reiken met de armen boven het hoofd (bovenarmen moeten niet boven schouderhoogte komen), bukken met een kromme rug, reiken waarbij gerekt moet worden, klimmen en roteren. Ook is het volgens de verzekeringsarts B&B het beste als eiser niet langer dan 30 minuten in dezelfde houding zit. De verzekeringsarts B&B heeft dit aangepast in de FML-en. Omdat er in de periode tussen 20 november 2017 en 17 maart 2021 geen zaken hebben voorgedaan, (
de rechtbank begrijpt: dat er geen veranderingen in de medische situatie zijn opgetreden) zijn de FML-en identiek. In het rapport van
22 oktober 2022 stelt de verzekeringsarts B&B dat de informatie van de anesthesioloog-pijnspecialist geen nieuwe medische gezichtspunten oplevert. De leefregels welke van toepassing zijn bij een neuromodulatiesysteem, zoals eiser heeft, zijn opgenomen in de in bezwaar aangepaste FML-en. De rechtbank kan dit volgen. Omdat eiser zijn standpunt niet met nieuwe medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank verder ook geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld. Zoals het UWV in het verweerschrift van 9 maart 2023 stelt was de brief van de anesthesioloog-pijnspecialist al bekend bij het UWV. Uit het rapport van 22 oktober 2022 blijkt ook dat de verzekeringsarts B&B deze brief heeft meegenomen bij de medische beoordeling.
15. In het verweerschrift van 18 januari 2023 reageert het UWV op eisers stelling dat een urenbeperking vereist is. Het UWV heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom een urenbeperking niet vereist is. Het UWV merkt ten eerste op dat eiser niet motiveert waarom een urenbeperking moet worden opgenomen. Verder stelt het UWV dat met de rugklachten en de overige fysieke klachten al rekening is gehouden in de FML. Er is in passende arbeid geen reden om daarnaast nog een beperking van de duurbelastbaarheid in arbeid vast te stellen, noch vanuit energetisch noch vanuit preventief oogpunt. Er is namelijk geen sprake van een zodanig ernstige aandoening met een stoornis in de energiehuishouding, dat vaststaat dat er beduidende recuperatie nodig is. Er is ook geen aandoening waarvan bekend is dat ziekteverschijnselen kunnen optreden of verergeren bij een toenemende duurbelasting. Verder is er geen sprake van verminderde beschikbaarheid door behandeling. De rechtbank volgt deze afweging die ook verder niet meer bestreden is door eiser.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op
20 november 2017 en 17 maart 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld in de FML-en.

Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit

17. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML-en van 30 september 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als warehouse operator, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren.
Voor de datum in geding 20 november 2017 heeft dat drie functies opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen producten);
- ( SBC-code 315133) Administratief medewerker (scannen);
- ( SBC-code 315173) Telefonisch verkoper (outbound).
Voor de datum in geding 17 maart 2021 heeft dat drie functies en één reservefunctie opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 315120) Receptionist;
- ( SBC-code 315133) Administratief medewerker (scannen);
- ( SBC-code 315174) Telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound).
En de reservefunctie (SBC-code 315173) Telefonisch verkoper (outbound).
18. De geduide functies Receptionist, Administratief medewerker en Telefonist voor de weigering van de WIA-uitkering zijn niet geschikt volgens eiser. Daarbij is van belang dat het voor hem niet duidelijk is of dit de functies betreffen die op 20 november 2017 geschikt zijn voor eiser, omdat dit nadere functies zijn. Tevens is in het rapport van de arbeidsdeskundige B&B geen verschil gemaakt voor de periode
17 maart 2021 en 20 november 2017. Volgens eiser is niet juist gemotiveerd op grond waarvan er een verschil zou zijn tussen 0% en 0,87% omdat de arbeidsdeskundige B&B aangeeft dat eiser op beide data 0% arbeidsongeschikt zou zijn. Het rapport is gebrekkig, niet zorgvuldig en niet nader gemotiveerd volgens eiser. Daarnaast wijst eiser op het feit dat het veelvuldig reiken zoals in de functies Receptionist en Telefonist, maar ook Administratief medewerker, niet in overeenstemming is met zijn lichamelijke mogelijkheden. Dit geldt ook voor het boven schouderhoogte actief zijn, waarvan eiser heeft aangegeven dat dit in zijn geheel niet mogelijk is. Vooral ten aanzien van boven schouderhoogte werken in de functie Medewerker BIW (
de rechtbank begrijpt: Administratief medewerker) is door de arbeidsdeskundige B&B gemotiveerd dat dit inderdaad niet tot de mogelijkheden van eiser behoort. Het is volgens eiseres niet aan de arbeidsdeskundige B&B om vervolgens alternatieve manieren te gaan vinden op grond waarvan hij deze functie wellicht toch zou kunnen uitoefenen zonder overleg daarover met de verzekeringsarts B&B. Immers, de olifantspoot (opstapje) waarnaar wordt verwezen is een zeer algemene overweging waarvan niet uiteengezet is op grond waarvan een goed werkgever verplicht is deze aan te schaffen voor eiser.
19. De rechtbank merkt op dat de arbeidsdeskundige B&B twee rapporten heeft opgesteld op 17 oktober 2022. Eén rapport met betrekking tot datum in geding 20 november 2017 (met bezwaarnummer: 139535342-BB-003) en één rapport met betrekking tot datum in geding 17 maart 2021 (met bezwaarnummer: 139535342-BB-004). De arbeidsdeskundige B&B komt in beide rapporten tot de conclusie dat eiser 0% arbeidsongeschikt is. Er is dus geen verschil tussen 0,87% en 0%. Verder is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft uitgelegd waarom de functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies passend zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Wat betreft het veelvuldig reiken verwijst de rechtbank naar het rapport van de arbeidsdeskundige B&B van 17 januari 2023. De arbeidsdeskundige B&B stelt dat uit de toelichting van de arbeidsdeskundig analist van 5 mei 2020 blijkt dat er in de functie Administratief medewerker voldoende ruimte is om een opstapje te plaatsen. Daarbij dient een werkgever op basis van de Arbowet de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden, de arbeidsmiddelen en de arbeidsinhoud zo veel mogelijk aan te passen aan de persoonlijke eigenschappen van de werknemers. Dit geldt ook voor werknemers met een structurele functionele beperking. Vanuit deze zorgplicht kan volgens de arbeidsdeskundige B&B worden gesteld dat de werkgever rekening dient te houden met de beperking van eiser ten aanzien van boven schouderhoogte actief zijn, hetzij door inrichting van de arbeidsplaats (lagere kasten of de postvakken in de kast op een lagere plank/hoogte situeren), hetzij door een hulpmiddel ter beschikking te stellen om niet boven schouderhoogte te hoeven werken. De rechtbank kan dit volgen en vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen.
20. Eiser stelt dat in het verslag van de arbeidsdeskundige B&B wordt aangegeven dat eiser als warehouseoperator werkzaam zou zijn geweest voor 28,75 uur per week, terwijl in het rapport van 22 februari 2017 van een verzekeringsarts is benoemd dat eiser voor 40 uur per week werkzaam zou zijn geweest. In het verweerschrift van 6 juli 2023 stelt het UWV dat de genoemde 40 uur in het rapport van de verzekeringsarts van 22 februari 2017 een kennelijke verschrijving is. Uit het destijds opgemaakte rapport van de arbeidsdeskundige per einde wachttijd blijkt dat al uitgegaan is van een arbeidsomvang van 28,75 uur per week. Dit blijkt volgens het UWV ook uit de toegevoegde ‘Bijlage maatmanloon’. Verder stelt het UWV dat de door de verzekeringsarts vermelde urenomvang niet van doorslaggevende betekenis is, omdat de verzekeringsarts daar geen verder onderzoek naar heeft gedaan en dit ook niet binnen zijn deskundigheid valt. Hiervoor is immers het onderzoek en het oordeel van de arbeidsdeskundige beslissend. Volgens het UWV is dan ook op juiste gronden uitgegaan van een arbeidsomvang van 28,75 uur. De rechtbank kan dit volgen.
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op zowel 20 november 2017 als 17 maart 2021 met de middelste van de drie geduide functies 100% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor 0% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

22. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 20 november 2017 en per
17 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen omdat hij per die data 0% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan zijn verzoek om schadevergoeding en worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 15 november 2023 door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.