ECLI:NL:RBZWB:2023:7917

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2664
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van palen en draden in de fruitteelt

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, dat op 15 maart 2023 de omgevingsvergunning voor het plaatsen van palen en draden en het dichtmaken van een sloot in stand heeft gelaten. De vergunninghouder had eerder, op 3 oktober 2022, een omgevingsvergunning verkregen voor deze werkzaamheden. Eiseres, die aan de percelen van de vergunninghouder woont, is van mening dat de palen en draden als teeltondersteunende voorzieningen (TOV) moeten worden aangemerkt en dat deze niet zijn toegestaan volgens het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigden van het college en de vergunninghouder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de palen en draden niet als TOV kunnen worden aangemerkt, omdat ze niet bijdragen aan de verbetering van de productie. De rechtbank oordeelt dat de palen en draden enkel dienen ter ondersteuning van de fruitbomen en niet direct de fruitproductie beïnvloeden. Dit betekent dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft verleend, omdat er geen weigeringsgrond aanwezig was.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat inhoudt dat het college het bezwaar van eiseres terecht ongegrond heeft verklaard en de verleende omgevingsvergunning op juiste gronden in stand heeft gelaten. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2664

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats 1], eiseres

(gemachtigde: mr. S.J.A. Rollé),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, verweerder
(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [plaats 2] (de vergunninghouder) (gemachtigde: mr. drs. J.L.J.M. van de Mortel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van 15 maart 2023 om de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van palen en draden en het dichtmaken van een sloot in stand te laten. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met het besluit van 3 oktober 2022.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de schoonzoon van eiseres (de heer [naam]), de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van het college, de vergunninghouder en de gemachtigde van de vergunninghouder.

Totstandkoming van het besluit en omvang van het geschil

2. Eiseres woont aan de [adres 1] te [plaats 2] en kijkt uit op de percelen van vergunninghouder, die woonachtig is aan de [adres 2] te [plaats 2]. Vergunninghouder heeft een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor het dichtmaken van een sloot en het plaatsen van palen en draden om de fruitbomen in zijn boomgaard te ondersteunen.
3. In beroep zijn partijen verdeeld over de vraag of de vergunde palen en draden als teeltondersteunende voorziening moeten worden aangemerkt en, zo ja, of deze palen en draden zijn toegestaan.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het besluit van het college om het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren en de verleende omgevingsvergunning in stand te laten. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het (wettelijk) kader?
6. Vergunninghouder bezit de percelen kadastraal bekend gemeente Waalwijk, [perceelnummer 1], [perceelnummer 2], [perceelnummer 3] en [perceelnummer 4]. Op de percelen van vergunninghouder is bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van toepassing. De percelen hebben de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Openheid en natuurwaarden’ en de functie-aanduiding ‘Specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogels’. Op perceel met [perceelnummer 1] bevindt zich een bouwvlak. Het bestemmingsplan bevat planregels met betrekking tot teeltondersteunende voorzieningen (hierna: TOV), die in het bestemmingsplan gedefinieerd zijn. [1] Ook bevatten de planregels definities van verschillende soorten TOV. [2]
Voor het plaatsen van de palen en de draden is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een vergunning benodigd voor het bouwen van een bouwwerk. [3] Het college moet de aanvraag toetsen aan de weigeringsgronden. [4] Het college moet de omgevingsvergunning verlenen indien er geen sprake is van een weigeringsgrond.
Zijn de palen en draden een teeltondersteunende voorziening (TOV)?
7. Eiseres stelt dat de constructie van palen en draden als TOV moet worden aangemerkt en dat de definitiebepaling uit artikel 1 van het bestemmingsplan voldoende duidelijk is. Eiseres meent dat de constructie wordt gebruikt om de fruitbomen te ondersteunen en dat de constructie als doel heeft om de productie te verbeteren, omdat de constructie steun biedt aan de bomen en zo groei bevordert en geleidt. Eiseres stelt dat het college de activiteit had moeten toetsen aan het bestemmingsplan en dat deze vorm van TOV op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan.
7.1.
Het college stelt dat de palen en draden niet het doel hebben om de productie te verhogen en niet voldoen aan de criteria uit de begripsomschrijving van een TOV. Volgens het college zijn de palen en draden slechts bedoeld om de fruitbomen te ondersteunen, wat jonge bomen nu eenmaal nodig hebben voor hun groei. De regionale openheid wordt volgens het college niet aangetast, gelet op de geringe hoogte van de palen. Het college is van mening dat het plaatsen van de palen en draden planologisch rechtstreeks mogelijk is.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de palen en draden niet als TOV in de zin van artikel 1 van het bestemmingsplan moeten worden aangemerkt. Het college heeft in zijn besluit betoogd dat de palen geen TOV zijn, omdat de palen niet zorgen voor verbetering van de productie. De rechtbank is van oordeel dat het college zijn besluit voldoende duidelijk heeft gemotiveerd en deze uitleg aan het begrip TOV mocht geven. Hoewel de rechtbank vaststelt dat de definitiebepaling van een TOV in de planregels niet uitputtend is, betekent dit nog niet dat de palen en draden (ook) een TOV zijn. De rechtbank is van oordeel dat het college de bepaling eng mag opvatten, zodat niet álles als TOV wordt aangemerkt.
In het geval van vergunninghouder overweegt de rechtbank dat hij fruit – appels – teelt en geen bomen kweekt. Hoewel het één (de fruitteelt) niet los te zien is van het ander (de groei van de bomen), stelt de rechtbank vast dat de palen niet het fruit, maar de bomen beschermen tegen externe invloeden (zoals wind). De palen en draden beschermen de appels bijvoorbeeld niet tegen vraatschade of onkruidgroei. De stelling van eiseres, dat de constructie als doel heeft om de productie te verbeteren en de opbrengst van de productie te maximaliseren, volgt de rechtbank niet. De rechtbank is van oordeel dat de palen en draden de bomen en niet de appels beschermen. Dit neemt overigens niet weg dat de appels indirect wel baat kunnen hebben bij de palen en draden. Dat is naar oordeel van de rechtbank echter te weinig om de palen en draden aan te moeten merken als TOV. Gelet op dit oordeel komt de rechtbank ook niet toe aan beoordeling van de palen en draden als zodanig. Ook de overige argumenten van eiseres veranderen dit oordeel van de rechtbank niet.
De rechtbank constateert dat de palen en draden moeten worden aangemerkt als een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde. [5] Dit is een vergunningsplichtig bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo. Het college heeft de aanvraag getoetst aan de weigeringsgronden en gebleken is dat zich geen weigeringsgrond voordeed. [6] Zo zijn de palen maximaal 2.30 meter hoog, wat niet in strijd is met artikel 4.2.7 onder c van het bestemmingsplan, waarin is bepaald dat de hoogte van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 3 meter. Omdat geen sprake was van een weigeringsgrond, moest het college de omgevingsvergunning verlenen. De rechtbank oordeelt dan ook dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft verleend.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college het bezwaar van eiseres terecht ongegrond heeft verklaard en de verleende omgevingsvergunning op juiste gronden in stand heeft gelaten. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr.P.H.M. Verdonschot, griffier, op 14 november 2023 en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo
1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a.
het bouwen van een bouwwerk,
Artikel 2.10, eerste lid, onder c van de Wabo
1.
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
c.
de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
Bestemmingsplan Buitengebied
Artikel 1 van het bestemmingsplan
hoge, permanente teeltondersteunende voorzieningen:
Hoge, permanente teeltondersteunende voorzieningen hoger dan 1,5 meter en het gehele jaar door nodig. Hieronder vallen in ieder geval: ondersteunende kassen, stellingen.
teeltondersteunende voorzieningen (TOV):
Voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringen van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).
Artikel 4.2.7 van het bestemmingsplan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak, gelden de volgende bepalingen:
teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Voetnoten

1.Zie artikel 1 van het bestemmingsplan onder ‘teeltondersteunende voorzieningen’.
2.Zie artikel 1 van het bestemmingsplan onder ‘hoge, permanente teeltondersteunende voorzieningen’, ‘hoge, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen’, ‘lage, permanente teeltondersteunende voorzieningen’, ‘lage, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen’ en ‘overige teeltondersteunende voorzieningen.
3.Zie artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo.
4.Zie artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
5.De palen en draden zijn aan te merken als ‘constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren’, zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) geformuleerd in onder meer ABRvS 12 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX7117.
6.Zie artikel 2.1, eerste lid, onder a i.c.m. artikel 2.10, eerste lid van de Wabo.