In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2023 worden de beroepen van twee belanghebbenden tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst inzake de aan hen opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) beoordeeld. De zaak betreft meerdere jaren, te weten 2017, 2018, 2019 en 2020, en is onderdeel van een massaal bezwaarprocedure die zich richt op de box 3-heffing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de bezwaren van de belanghebbenden ongegrond heeft verklaard, maar heeft in deze uitspraak de aanslagen voor de jaren 2017, 2018 en 2020 verlaagd op basis van het rechtsherstel dat is geboden door de Wet rechtsherstel box 3, die met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 in werking is getreden. De rechtbank heeft de inspecteur opgedragen om de aanslagen te verlagen naar de door de rechtbank vastgestelde bedragen voor het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, terwijl het beroep tegen de aanslag voor 2019 ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat de inspecteur de griffierechten aan de belanghebbenden moet vergoeden, aangezien de beroepen gegrond zijn verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.