ECLI:NL:RBZWB:2023:7886
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de kostenvergoeding bij naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 januari 2023. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, welke in bezwaar gegrond is verklaard, de naheffingsaanslag is vernietigd en een kostenvergoeding is toegekend. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank onderzoekt of de heffingsambtenaar een juist bedrag aan kostenvergoeding heeft toegekend. De heffingsambtenaar heeft een kostenvergoeding van € 296,00 toegekend, berekend volgens het 'Besluit proceskosten bestuursrecht'. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar een onjuist bedrag heeft vermeld in de uitspraak op bezwaar, wat leidde tot zijn beroep. De heffingsambtenaar stelt echter dat het juiste bedrag is toegekend en uitbetaald.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar inderdaad het juiste bedrag aan kostenvergoeding heeft toegekend, ondanks een schrijffout in de berekening. Het beroep van belanghebbende wordt kennelijk ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak op bezwaar gehandhaafd blijft. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht en proceskosten niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig op 13 november 2023 en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.