ECLI:NL:RBZWB:2023:7865

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
02-232326-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor vuurwapenbezit en diefstal met geweld

Op 10 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en verschillende soorten (hard)drugs, alsook aan een diefstal met geweld waarbij hij een vuurwapen heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 september 2022 in Tilburg een semi-automatisch gaspistool en diverse drugs voorhanden had. Daarnaast heeft hij op 21 februari 2023 in Eindhoven een Flipper Zero, een hackapparaat, van een aangever weggenomen met geweld, waarbij hij een vuurwapen heeft gebruikt. Ondanks de jonge leeftijd van de verdachte, heeft de rechtbank besloten om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, zonder bijzondere voorwaarden, omdat hij niet wilde meewerken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de maatschappelijke impact van het illegaal wapenbezit en de drugshandel, en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft ook oog voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/232326-22
vonnis van de meervoudige kamer van 10 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Dordrecht
raadsman: mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 oktober 2023, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een vuurwapen en hard- en softdrugs voorhanden heeft gehad (feiten 1, 2, 3 en 4) en dat hij een diefstal met geweld heeft gepleegd (feit 5).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1, 2, 3 en 4 bewezen op basis van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte.
De officier van justitie acht ook feit 5 bewezen. Aangever heeft consistent verklaard over de diefstal met geweld en daarnaast wordt zijn verklaring ondersteund door meerdere bewijsmiddelen. Dit kan niet worden gezegd van de verklaring van verdachte.
Die verklaring moet als onaannemelijk terzijde worden geschoven.
ÁG702090539178ZÈ
G702090539178
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewijsvraag van de feiten 1, 2, 3 en 4.
De verdediging meent dat feit 5 niet kan worden bewezen. Aangenomen kan worden dat er een worsteling is geweest tussen aangever en verdachte en ook dat er een wapen in het spel was. Verdachte heeft echter verklaard dat niet hij, maar aangever de agressor was. Aangever droeg het vuurwapen bij zich en hij was degene die geweld gebruikte, waartegen verdachte zich probeerde te verdedigen. Daarmee kan niet worden bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt met het oogmerk om een diefstal te plegen. Wanneer de rechtbank het oogmerk wel bewezen acht, wordt subsidiair verzocht om verdachte vrij te spreken van het (meermalen) schieten in de richting van aangever wegens gebrek aan bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1, 2, 3 en 4
Aangezien verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ten aanzien van die feiten geen vrijspraak is bepleit, zal in bijlage II worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte en aangever op 21 februari 2023 in Eindhoven met elkaar in een gevecht zijn geraakt. Ook staat vast dat hierbij een vuurwapen in het spel was. Over de toedracht en hun rol bij deze gebeurtenis verklaren zij echter verschillend.
Aangever heeft kort samengevat verklaard dat hij in Eindhoven had afgesproken met een potentiële koper voor een Flipper Zero (een hackapparaat) dat hij te koop had aangeboden op Marktplaats. Op de afgesproken ontmoetingsplek, de [straat] , werd aangever door een man beroofd van de Flipper Zero. Deze man had een vuurwapen bij zich en oefende geweld uit op aangever; aangever werd met het wapen op zijn hoofd geslagen en de man heeft ook geschoten met dit wapen. Ook werd het wapen op aangever gericht. De rechtbank stelt allereerst vast dat aangever consistent heeft verklaard over de toedracht en over het tegen hem gebruikte geweld. Daarnaast kan voor meerdere onderdelen van zijn verklaring steun worden gevonden in de rest van het dossier en niet in de laatste plaats in objectief bewijs, zoals het bij aangever ter plaatse geconstateerde hoofdletsel, de aanwezigheid van zijn bloed op het vuurwapen en de conclusie van de forensisch onderzoekers dat er ten minste één keer is geschoten met het vuurwapen. Ook over de toedracht lijkt aangever naar waarheid te hebben verklaard gezien de inhoud van het door hem gevoerde chatgesprek op Marktplaats met ene [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Uit dit chatgesprek komt naar voren dat deze [naam 1] de initiatiefnemer is tot de aankoop van de Flipper Zero en dat [naam 1] het voorstel doet om af te spreken op de [straat] in Eindhoven. Het betreffende Marktplaatsaccount bleek toe te behoren aan [naam 2] (hierna: [naam 2] ) die in januari 2023 aangifte had gedaan van diefstal van haar telefoon. [naam 2] noemde daarbij de naam van verdachte als een van de mogelijke daders van de diefstal. Daarbij noemt [naam 2] dat verdachte op snapchat gebruik maakt van de [accountnaam] . Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij inderdaad gebruik maakt van deze naam. Wanneer het voorgaande in samenhang wordt bezien met het gegeven dat verdachte op de met aangever afgesproken tijd aanwezig was op de [straat] , bestaat er voor de rechtbank geen twijfel dat verdachte onder de naam [naam 1] het chatgesprek met aangever heeft gevoerd over de aankoop van de Flipper Zero en dat hij de ontmoeting met aangever heeft geïnitieerd.
Reeds gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door verdachte gegeven verklaringen over de gebeurtenis niet geloofwaardig. Hierbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verdachte zeer wisselend heeft verklaard over die bewuste avond en dat voor zijn verklaringen geen steun kan worden gevonden in het dossier.
De rechtbank acht daarentegen zoals hiervoor beschreven de verklaringen van aangever geloofwaardig en is van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen, met uitzondering van het schieten in de richting van aangever. Voor dat geweldsbestanddeel in de tenlastelegging bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 12 september 2022 te Tilburg een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een semi automatisch gaspistool, van het merk Ekol, type P29, kaliber 7,65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 12 september 2022 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 12 pillen MDMA en
- 0,77 gram cocaïne en
- 168 pillen MDMA,
zijnde MDMA en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
op 8 oktober 2022 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 8,6 gram cocaïne en
- 3 pillen amfetamine,
zijnde cocaïne en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4
op 8 oktober 2022 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad 110 gram hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en ongeveer 1,1 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 5
op 21 februari 2023 te Eindhoven een apparaat van het merk Flipper Zero dat aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- dat apparaat van het merk Flipper Zero van die [aangever] weg te nemen en vervolgens weg te rennen en
- een vuurwapen te richten op die [aangever] en vervolgens
- met die [aangever] in gevecht te raken en
- met dat vuurwapen op het hoofd van die [aangever] te slaan en
- met een vuurwapen te schieten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk gedeelte beperkt blijft met
daarnaast een fors voorwaardelijk strafdeel. Omdat verdachte zich niet kan vinden in de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, wordt verzocht om alleen de algemene voorwaarden aan hem op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in 2022 een vuurwapen en verschillende soorten (hard)drugs voorhanden gehad. In 2023 heeft hij een diefstal met geweld gepleegd waarbij hij een vuurwapen heeft gebruikt.
Illegaal bezit van een vuurwapen is naar het oordeel van de rechtbank maatschappelijk onaanvaardbaar nu dit potentieel (levens)gevaar met zich brengt voor anderen.
Ook het bezit van soft- en harddrugs is een ernstig feit. Het zijn verslavende stoffen die bij langdurig gebruik schadelijk zijn voor de gezondheid. Gelet op de aangetroffen hoeveelheden wordt aangenomen dat in ieder geval de MDMA-pillen bestemd waren voor de handel. Door bezit van en handel in verdovende middelen ontstaat schade en overlast voor de samenleving. Het werkt bovendien criminaliteit in de hand.
Bij de diefstal met geweld heeft verdachte het slachtoffer van een Flipper Zero (een hackapparaat) beroofd. Verdachte had via Marktplaats een afspraak gemaakt met het slachtoffer en is met een geladen vuurwapen op zak naar deze afspraak gegaan. Verdachte heeft dit wapen ook daadwerkelijk gebruikt tegen het slachtoffer door hem hiermee op zijn hoofd te slaan en het wapen op hem te richten. Ook heeft verdachte geschoten met het wapen. Door zo te handelen, heeft verdachte (levens)gevaar veroorzaakt voor iedereen die bij hem in de buurt was. De rechtbank vindt dit feit dan ook bijzonder ernstig
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Gezien de veelheid aan strafbare feiten en de ernst ervan, ziet de rechtbank geen redenen om daarvan af te wijken en neemt zij een gevangenisstraf van ongeveer
17 maanden als uitgangspunt.
Als strafverzwarende omstandigheid wordt meegewogen dat verdachte vrij recent, te weten in juni 2022, al een keer is veroordeeld voor bezit van een steekwapen en harddrugs. Deze veroordeling heeft hem er kennelijk niet van weerhouden wederom ernstige strafbare feiten te plegen.
De rechtbank vindt het verder buitengewoon zorgelijk dat verdachte tot twee keer toe strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor andere strafbare feiten. Verdachte heeft de aan hem geboden kansen niet aangegrepen en koos steeds weer het criminele pad.
De rechtbank heeft aan de andere kant oog voor de relatief jonge leeftijd van verdachte en slaat acht op de rapportages die over hem zijn geschreven. In het meest recente Reclasseringsadvies van 25 oktober 2023 wordt vermeld dat sprake is van instabiliteit op alle leefgebieden en dat verdachte een belast verleden heeft. Hij is beperkt zelfredzaam, impulsief en makkelijk beïnvloedbaar. Het ontbreekt hem aan een sociaal vangnet en hij heeft met name een negatief netwerk. Hoewel er sterke aanwijzingen zijn voor beperkte handelingsvaardigheden, adviseert de reclassering toepassing van het volwassenenstrafrecht. Dit omdat pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden ontbreken. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Zij adviseert oplegging van een straf zónder bijzondere voorwaarden. In geval verdachte wordt veroordeel tot een voorwaardelijke sanctie, wordt oplegging van een aantal bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Op de zitting van 27 oktober 2023 is ook aan de orde gekomen dat verdachte een belast verleden heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Hij regelt het liever zelf, omdat de ingezette hulpverlening in het verleden hem – in zijn ogen – niets heeft gebracht.
Alles afwegende, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
18 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en noodzakelijk. Zij ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie en evenmin voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank ziet net als de reclassering, vanwege de houding van verdachte, op dit moment geen aanleiding om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering. In het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling zijn er mogelijkheden tot begeleiding van verdachte terug de maatschappij in.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het in beslag genomen geldbedrag van € 216,15 met goednummer 2512007 en van de in beslag genomen telefoon met goednummer 2502705. Deze goederen zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en zijn onder verdachte in beslag genomen.
7.2
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de in beslag genomen telefoon met goednummer 2502716 aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.3
De verbeurdverklaring
De volgende goederen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring:
- de in beslag genomen telefoons met goednummers 2502717, 2502719 en 2502720;
- de beelddrager met goednummer 2503283.
Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en dat de feiten 1 en 2 zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
7.4
De onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen verdovende middelen met goednummers 2502890 en 2503219 en 2503225 zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten 1 en 2 zijn begaan met betrekking tot deze verdovende middelen. Verder zijn deze middelen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod¸ meermalen gepleegd;
feit 5:diefstal, gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 216,15 met goednummer 2512007 en van de in beslag genomen telefoon met goednummer 2502705;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen telefoon met goednummer 2502716;
- verklaart verbeurd de in beslag genomen telefoons met goednummers 2502717, 2502719 en 2502720 en de beelddrager met goednummer 2503283;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen verdovende middelen met goednummers 2502890 en 2503219 en 2503225.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr.
S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 november 2023.
Mrs. T.M. Brouwer, S.H. van Nieuwkerk en H.J.E.M. Hoezen zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.