In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van twee buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) en een toezichthouder van de verslavingszorg. De zaak werd behandeld op 27 oktober 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsman, mr. A.A.W. den Ouden. De officier van justitie, mr. I. Klein, heeft de verdenkingen tegen de verdachte uiteengezet, waarbij de rechtbank zich moest buigen over de vraag of de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen konden worden verklaard.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 13 juli 2023 de boa's had bedreigd door te roepen "ik steek jullie neer" terwijl hij een gevaarlijke situatie creëerde met een aansteker en spuitbus. Dit leidde tot de conclusie dat de bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht bewezen was. Echter, de bedreiging van de toezichthouder op 7 juni 2023 werd niet bewezen geacht, omdat de uitlatingen onvoldoende concreet waren en niet de redelijke vrees bij het slachtoffer konden wekken.
De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse toets na één jaar. Dit werd gedaan om de verdachte te helpen bij zijn gedragsverandering, gezien zijn recidive en eerdere misdragingen. De rechtbank benadrukte dat de maatregel niet bedoeld was als leedtoevoeging, maar ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van recidive. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werden afgewezen, omdat het niet opportuun werd geacht om deze straffen voor de ISD-maatregel uit te zitten.