ECLI:NL:RBZWB:2023:785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1155
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenunit van een airco

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan hun buren, de vergunninghouder, voor het plaatsen van een buitenunit van een airco op het adres [adres] 9 te [plaatsnaam]. Het college heeft de vergunning verleend met het besluit van 24 juni 2021. Na bezwaar van eisers heeft het college op 13 januari 2022 het bezwaar ongegrond verklaard en de vergunning in stand gelaten. De rechtbank heeft het beroep op 3 januari 2023 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, de gemachtigde van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt of het college terecht vergunning heeft verleend voor de buitenunit. De eisers stellen dat de locatie van de unit niet duidelijk genoeg is en dat de akoestische berekening niet klopt. De rechtbank oordeelt dat de buitenunit voldoet aan de eisen van het bouwbesluit en dat het college terecht heeft vertrouwd op de gegevens van de fabrikant. De rechtbank concludeert dat de vergunning is verleend in overeenstemming met de geldende voorschriften en dat de geluidsoverlast binnen de gestelde normen blijft.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het college terecht de vergunning heeft verleend en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van andere kosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 februari 2023 en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1155

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam] , eisers

(gemachtigde: mr. T. Meijer),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland(het college)
(gemachtigden: mr. L.P Koster-Braad en [naam gemachtigde] ).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: [naam vergunninghouder 1] en [naam vergunninghouder 2] uit [plaatsnaam] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. D.J.M. Konings).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan hun buren, de vergunninghouder, voor het plaatsen van een buitenunit van een airco op het adres [adres] 9 te [plaatsnaam] .
1.1
Het college heeft de vergunning met het besluit van 24 juni 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 13 januari 2022 op het bezwaar van eisers heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en de verleende vergunning in stand gelaten.
1,2 Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 3 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de heer [naam vervanger] als vervanger van gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college, de vergunninghouder en de gemachtigde van de vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college terecht vergunning heeft verleend voor de buitenunit van de airconditioningsinstallatie. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2
Het geschil spits zich toe op de vraag of de buitenunit voldoet aan de eisen van het bouwbesluit.
Niet in geschil is of de buitenunit voldoet aan de regels van het bestemmingsplan en aan de redelijke eisen van welstand. Daar zal de rechtbank dan ook niet op in gaan.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Voldoet de buitenunit aan het bouwbesluit?
4. Eisers stellen dat de locatie van de unit niet duidelijk genoeg is, zodat de akoestische berekening niet kan kloppen. De buitenunit maakt te veel geluid en voldoet daarom niet aan artikel 3.8, tweede lid van het Bouwbesluit 2012. Ten onrechte wordt geen marge van 3 dB(A) aangehouden en wordt geen tonaliteitstoeslag van 5 dB(A) toegepast. Verder is ten onrechte gerekend met het nominale bron geluidsvermogen en niet met het maximum niveau.
4.1
Zowel het college als de vergunninghouder zijn van mening dat wel wordt voldaan aan het bouwbesluit. De marge is gewoon toegepast en de tonaliteitstoeslag is hier niet van toepassing.
4.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de tekeningen en de foto is voldoende duidelijk af te leiden waar de buitenunit is geplaatst. Het college moet zich bij de beoordeling baseren op de aanvraag. Als de locatie niet overeenkomt met de aangevraagde locatie, kan het college kijken of handhaving aan de orde is.
Voor wat betreft de toetsing aan het bouwbesluit moet aannemelijk zijn dat de aanvraag daaraan voldoet. De marge van 3 dB(A) is blijkens de door het college overgelegde berekening toegepast. De fabrikant heeft aangegeven dat de buitenunits voldoen aan de regelgeving en dat geen toeslag wegens tonaliteit nodig is. Dat is vastgesteld door middel van de voorgeschreven meetmethode DIS47315/150257.
Het college mag in beginsel vertrouwen op de gegevens die de fabrikant aanlevert. Met name is niet vereist dat het geluidsniveau van elk individueel apparaat gemeten wordt op de voorziene locatie, alvorens vergunning kan worden verleend.
Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de gegevens van de fabrikant niet correct zijn. Ook de door het Noordelijk Akoestisch Adviesbureau opgestelde berekening maakt dat niet aannemelijk. Het college heeft de vergunning verleend in overeenstemming met de daarvoor geldende voorschriften. Mochten de geluidsnormen toch overschreden worden, dan is dat een handhavingskwestie.
Moest het college extra eisen stellen aan de vergunning?
5. Eisers stellen dat onvoldoende rekening is gehouden met het laagfrequent geluid dat de buitenunit produceert. Het college had vanwege zijn zorgplicht voorschriften op moeten nemen in verband met het laagfrequente geluid of hij had de buitenunit moeten vergunnen aan bijvoorbeeld de zuid- of oostgevel van de woning van de vergunninghouder, zodat het geluid niet naar hun perceel uitstraalt.
5.1
Het college stelt dat het hier een gebonden beschikking betreft en dat hij geen ruimte heeft nadere voorschriften met betrekking tot geluid op te nemen. Het is aan de civiele rechter om te bepalen of de overlast die er mogelijk nog is, onrechtmatig is. Het college kan dan ook niet eisen dat de vergunninghouder de aanvraag aanpast aan de wensen van eisers door de buitenunit elders op het perceel te plaatsen.
5.2
De vergunninghouder geeft aan dat er naar aanleiding van klachten van eisers overleg is geweest met het college over de locatie van de buitenunit. De huidige locatie voldoet en is gezien de locatie van de binnen-unit logisch met het oog op de lengte van de leidingen. Op de door vergunninghouders gewenste afstand is de afstand te groot, waardoor ook niet zeker is of dit technisch mogelijk is. Bovendien wijst de vergunninghouder erop dat deze locatie juist is gekozen nadat eisers bezwaar maakten tegen plaatsing van de unit tegen de noordgevel van de woning en dat eisers zelf als oplossing wezen op mogelijke plaatsing aan de westgevel.
5.3
Deze beroepsgrond slaagt niet. Vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Wabo kent in artikel 2.10 een verplicht toetsingskader. Kort gezegd betekent dit dat het college moet toetsen of het bouwplan voldoet aan het bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Indien er geen sprake is van strijd met één van deze weigeringsgronden moet het college de vergunning verlenen. Indien er zich één van deze weigeringsgronden voordoet, is het college in beginsel verplicht de omgevingsvergunning voor het bouwen te weigeren. Dat betekent ook dat als er geen sprake is van één van de weigeringsgronden het college niet de ruimte heeft om nadere voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden in verband met de locatie van de buitenunit en laagfrequent geluid.
Nu onder 4.2 is vastgesteld dat aannemelijk is dat wordt voldaan aan het bouwbesluit en niet in geschil is dat wordt voldaan aan de andere eisen die de wet aan de vergunningverlening stelt, moest het college de vergunning verlenen zoals aangevraagd. Dat laat onverlet dat eisers geluidsoverlast kunnen ondervinden. Deze geluidsoverlast blijft dan echter binnen de gestelde normen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college terecht de vergunning heeft verleend en dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van andere kosten die zijn gemaakt in verband met het beroepschrift is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 6 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Bouwbesluit 2012

Artikel 3.8. Aangrenzend perceel

[. . .]
2. Een installatie voor warmte- of koudeopwekking, die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk, veroorzaakt op de perceelgrens met een perceel voor een andere woonfunctie een geluidsniveau van ten hoogste 40 dB, bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai.
Regeling Bouwbesluit 2012

Artikel 3.11

Lid 1.
Waar in artikel 3.8, tweede lid, en artikel 3.9, derde lid, van het besluit wordt verwezen naar de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai is bedoeld de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999, internetuitgave 2004.
Lid 2.
Bij toepassing van het eerste lid wordt voldaan aan de in bijlage VIII van deze regeling opgenomen nadere voorschriften.
Bijlage VIII. Behorende bij artikel 3.11, tweede lid, van de Regeling Bouwbesluit 2012[. . .]
d. Correctie tonaal geluid In afwijking van paragraaf 2.3 van de Handleiding Meten en Reken Industrielawaai wordt het gemeten geluidsniveau als volgt gecorrigeerd als sprake is van tonaal geluid: de tonaliteit wordt bepaald volgens NEN-ISO 1996-1:2016, Annex J, table J.1, waarbij een tonaliteitscorrectie wordt bepaald van 0 dB naar 6 dB met stappen van 1dB. Tot 1 januari 2024 mag in afwijking van de bovengenoemde bepalingsmethode de tonaliteit bepaald worden volgens DIS47315/150257, April 2004 (BfE Basel). Hierbij wordt de tonaliteit bepaalt als een waarde LBi en de aan te houden tonaliteitscorrectie is dan als volgt:
LBi< 17,5 een tonaliteitscorrectie van 0 dB;
17,5 ≤ LBi < 25 een tonaliteitscorrectie van 3 dB;
LBi >= 25 een tonaliteitscorrectie van 6 dB.
Indien beide bepalingsmethoden worden toegepast, dan geldt de laagst bepaalde tonaliteitscorrectie.