ECLI:NL:RBZWB:2023:7846

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
10724146 VV EXPL 23-36 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over non-concurrentiebeding en boetes bij overtreding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser in conventie], die tot 1 juli 2023 in dienst was bij ICE AGENCY B.V., en ICE AGENCY B.V. zelf. Na zijn vertrek bij ICE is [eiser in conventie] direct in dienst getreden bij een concurrent, [werkgever 1] B.V. ICE vorderde schorsing of matiging van het non-concurrentiebeding, maar de kantonrechter oordeelde dat de belangen van ICE bij handhaving van het beding zwaarder wegen. De vorderingen van [eiser in conventie] werden afgewezen, en hij werd verplicht de contractuele boetes te betalen voor het overtreden van het non-concurrentiebeding. Tevens werd hem verboden om voor [werkgever 1] en [werkgever 2] werkzaam te zijn, op straffe van een dwangsom. De kantonrechter oordeelde dat [eiser in conventie] het non-concurrentiebeding had geschonden door in dienst te treden bij een concurrent binnen de afgesproken straal van 30 kilometer van Roosendaal. De kantonrechter wees de vorderingen van ICE toe, waaronder de betaling van een voorschot op de verbeurde boetes en de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van non-concurrentiebedingen in de arbeidsrelatie en de gevolgen van overtreding daarvan.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10724146 \ VV EXPL 23-36
Vonnis in kort geding van 9 november 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
gemachtigde: mr. L.A.J.M.P. Leijdekkers,
tegen
ICE AGENCY B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: ICE,
gemachtigde: mr. J.P. Voorn.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser in conventie] was tot 1 juli 2023 in dienst bij ICE. Na zijn vertrek bij ICE is [eiser in conventie] direct in dienst getreden bij een concurrent van ICE. De vorderingen van [eiser in conventie] tot schorsing of matiging van het non-concurrentiebeding worden afgewezen, nu de belangen van ICE bij handhaving van het beding zwaarder wegen. [eiser in conventie] dient de contractuele bedingen na te komen. Nu voldoende is vast komen te staan dat [eiser in conventie] het non-concurrentiebeding heeft geschonden, moet [eiser in conventie] de contractuele boetes betalen. Ook mag hij niet langer voor de concurrent werkzaam zijn. [eiser in conventie] moet de proceskosten van ICE betalen.
1.2.
Hieronder volgt een toelichting hoe de kantonrechter tot deze beslissingen is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 t/m 6,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 t/m 30,
- de e-mail van 25 oktober 2023 van mr. Voorn, met producties 31 t/m 34,
- de mondelinge behandeling van 26 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de pleitnota van ICE.

3.De feiten

3.1.
ICE drijft een uitzendbureau dat zich bezighoudt met het uitzenden van arbeidsmigranten, gericht op de agrarische sector.
3.2.
[eiser in conventie] is per 1 april 2019 in dienst getreden bij ICE. Per 1 april 2020 zijn partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. In de arbeidsovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
Artikel 13 Geheimhouding
1. Werknemer is tijdens en gedurende drie jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot volstrekte geheimhouding verplicht omtrent alle bedrijfsaangelegenheden in de ruimste zin van het woord die hem op welke wijze dan ook ter kennis zijn gekomen tijdens zijn dienstverband bij werkgever.
2. (…)
3. Bij overtreding van dit beding gedurende drie jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst verbeurt de, op dat tijdstip, oud-werknemer ten gunste van de werkgever waarmee deze arbeidsovereenkomst is afgesloten een direct opeisbare boete van € 1000,00 voor elke mededeling aan derden, direct of indirect, op welke wijze ook gedaan, inzake gegevens over werkgever. Het recht op volledige schadeloosstelling van werkgever blijft aanwezig.
4. (...)
Artikel 14 Concurrentiebeding
1. Het is werknemer verboden binnen een tijdvak van 1 jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen een straal van 30 km met Roosendaal als middelpunt, in enigerlei vorm betaald of onbetaald werkzaam te zijn bij, of financieel deel te nemen in een onderneming gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van werkgever.
2. Het in lid 1 vermelde verbod geldt niet indien werknemer daartoe voorafgaand schriftelijke toestemming heeft gekregen van werkgever, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden.
3. Voor iedere overtreding van het hierboven bepaalde en voor iedere dag dat de werknemer in overtreding is, verbeurt werknemer een boete van € 50,00 per dag, te betalen aan werkgever, onverminderd het recht van werkgever op volledige vergoeding van de geleden schade.
4. (...)
Artikel 15 Relatiebeding
1. Het is werknemer verboden werkzaamheden te verrichten ten behoeve van of in opdracht van op het tijdstip van beëindiging van deze arbeidsovereenkomst bestaande of in de drie jaren daaraan voorafgaande bestaan hebbende relaties van werkgever. Onder relaties worden in dit kader uitsluitend verstaan, de natuurlijke of rechtspersonen ten behoeve waarvan werknemer in het kader van deze arbeidsovereenkomst gedurende de laatste twee jaren voor beëindiging van deze arbeidsovereenkomst persoonlijk werkzaam is geweest.
2. Het in lid 1 vermelde verbod geldt niet indien werknemer daartoe voorafgaand schriftelijke toestemming heeft gekregen van werkgever, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden.
3. Voor iedere overtreding van het hierboven bepaalde en voor iedere dag dat de werknemer in overtreding is, verbeurt werknemer een boete van € 50,00 per dag, te betalen aan werkgever, onverminderd het recht van werkgever op volledige vergoeding van de geleden schade.
4. (...)”
3.3.
[eiser in conventie] heeft zijn arbeidsovereenkomst met ICE per 1 juli 2023 opgezegd en is per 1 juli 2023 in dienst getreden bij [werkgever 1] B.V. (hierna te noemen: [werkgever 1] ). [werkgever 1] is een uitzendbureau dat zich richt op onder meer de agrarische sector en is gevestigd in [plaats 2] .
3.4.
Per brief van 25 juli 2023 heeft de gemachtigde van ICE [eiser in conventie] gesommeerd om de werkzaamheden voor [werkgever 1] direct te beëindigen en beëindigd te houden zolang het non-concurrentiebeding voortduurt.
3.5.
Per brief van 16 augustus 2023 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie] op voornoemde brief gereageerd met het verzoek om [eiser in conventie] niet aan het non-concurrentiebeding te houden.
3.6.
Per brief van 25 augustus 2023 heeft de gemachtigde van ICE gereageerd en gesommeerd dat [eiser in conventie] zijn werkzaamheden voor [werkgever 1] staakt. Tevens zijn de contractuele boetes opgeëist voor het overtreden van de geheimhoudings-, non-concurrentie- en relatiebedingen.

4.Het geschil

In conventie
4.1.
[eiser in conventie] vordert – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad, bij vonnis primair schorsing van het non-concurrentiebeding per 1 juli 2023, subsidiair matiging van het beding tot een straal van 20 kilometer of tot een duur van zes maanden en meer subsidiair betaling van een vergoeding van € 3.000,00 bruto per maand voor de duur van het non-concurrentiebeding, dit alles met veroordeling van ICE in de proceskosten en nakosten.
4.2.
[eiser in conventie] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Concurrentiebedingen zijn bedoeld om het bedrijfsdebiet van een werkgever te beschermen. Het bedrijfsdebiet van ICE wordt niet geraakt door de indiensttreding van [eiser in conventie] bij [werkgever 1] . Zo is [eiser in conventie] niet op de hoogte van unieke bedrijfsprocessen of concurrentiegevoelige informatie, had [eiser in conventie] geen commerciële contacten bij ICE en hield hij zich als coördinator niet bezig met het werven van klanten of uitzendkrachten. Verder richt [werkgever 1] zich op andere bedrijven en uitzendkrachten dan ICE. Daarnaast werd de positie van [eiser in conventie] door zijn indiensttreding bij [werkgever 1] aanzienlijk verbeterd, omdat zijn salaris hoger is, hij kan beschikken over een leaseauto, hij aanspraak kan maken op bonussen en zijn reistijd aanzienlijk korter is. [eiser in conventie] is gebonden aan het werk in de uitzendbranche die zich richt op arbeidsmigranten, doordat [eiser in conventie] de Roemeense en Poolse taal goed spreekt en de Nederlandse taal juist niet goed. [eiser in conventie] wordt door het non-concurrentiebeding onredelijk beperkt in zijn vrije arbeidskeuze. De belangen van [eiser in conventie] wegen dan ook zwaarder dan de belangen van ICE bij handhaving van het non-concurrentiebeding.
4.3.
ICE voert verweer. ICE concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in conventie] , dan wel tot afwijzing, beperking of matiging van de vorderingen van [eiser in conventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser in conventie] in de kosten van deze procedure.
4.4.
ICE voert het volgende aan. ICE heeft belang bij handhaving van het non-concurrentiebeding. Het bedrijfsdebiet van ICE bestaat met name uit het door haar opgebouwde klanten- en uitzendkrachtenbestand. [eiser in conventie] had vanuit zijn functie en werkzaamheden bij ICE toegang tot deze gegevens. Deze gegevens heeft hij kort voor zijn uitdiensttreding naar zijn privé-e-mailadres gezonden. [eiser in conventie] heeft zelf de arbeidsovereenkomst beëindigd en is vervolgens bij [werkgever 1] in dienst getreden, zonder daarvoor eerst toestemming te vragen aan ICE. Dat [werkgever 1] zich op dezelfde uitzendkrachten richt, blijkt uit een wervingse-mail die naar in ieder geval negen uitzendkrachten van ICE is gezonden. Daarnaast hebben klanten van ICE aangegeven ook door [werkgever 1] te zijn benaderd. Dit was nadat [eiser in conventie] bij [werkgever 1] in dienst was getreden. Het non-concurrentiebeding beperkt [eiser in conventie] slechts in geringe mate. Zo duurt het beding maar één jaar en heeft het een reikwijdte van 30 kilometer. ICE betwist dat [eiser in conventie] , gelet op zijn opleiding en (taal)vaardigheden, niet buiten deze straal werkzaam zou kunnen zijn, al dan niet in een andere branche. De reistijd van [eiser in conventie] is juist langer geworden, in plaats van aanzienlijk korter. ICE betwist ook de door [eiser in conventie] gestelde positieverbetering bij [werkgever 1] .
In reconventie
4.5.
ICE vordert – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad, bij vonnis primair [verweerder in reconventie] te verbieden de geheimhoudings-, non-concurrentie- en relatiebedingen te overtreden, danwel hem te veroordelen tot nakoming van die bedingen, [verweerder in reconventie] te verbieden om werkzaam te zijn voor of betrokken te zijn bij [werkgever 1] en [werkgever 2] , dit alles op straffe van dwangsommen, en voorts om [verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van de reeds verbeurde boetes althans een voorschot daarop en subsidiair [verweerder in reconventie] te gebieden zich te onthouden van het benaderen van klanten en uitzendkrachten van ICE, op straffe van een dwangsom en [verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding, zowel primair als subsidiair met veroordeling van [verweerder in reconventie] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.6.
ICE legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [verweerder in reconventie] dient de contractuele bedingen na te komen. [verweerder in reconventie] heeft de drie bedingen geschonden. [verweerder in reconventie] is daarom ook de contractuele boetes verschuldigd. Omdat deze boetes onvoldoende prikkel waren om [verweerder in reconventie] tot nakoming van de bedingen te brengen, heeft ICE belang om de vorderingen te versterken met dwangsommen.
In conventie en in reconventie
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie en in reconventie
5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden beoordeeld.
5.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser in conventie] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.3.
Uit de aard van de vordering volgt dat [eiser in conventie] een spoedeisend belang bij de vordering heeft.
5.4.
Uit de arbeidsovereenkomst blijken een geheimhoudings-, non-concurrentie- en relatiebeding. Het staat voldoende vast dat [eiser in conventie] het non-concurrentiebeding heeft geschonden. Hij is immers in dienst getreden bij een ander bedrijf dat zich richt op de agrarische uitzendbranche. Dat [werkgever 1] zich kennelijk ook op andere sectoren richt, is daarbij niet relevant. De kantonrechter overweegt dat voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat [eiser in conventie] door zijn indiensttreding bij [werkgever 1] het non-concurrentiebeding schendt, nu [werkgever 1] zich op dezelfde branche richt en binnen een straal van 30 kilometer met Roosendaal als middelpunt is gevestigd.
5.5.
[eiser in conventie] heeft diverse belangen aangevoerd, waarom het non-concurrentiebeding zou moeten worden geschorst. Ter zitting heeft ICE onweersproken verklaard dat [werkgever 1] mailings naar zowel uitzendkrachten als opdrachtgevers heeft gezonden, met de intentie hen te werven voor [werkgever 1] . Daaruit volgt dat [werkgever 1] het bedrijfsdebiet van ICE afbreekt. Gelet op de afbraak van het bedrijfsdebiet van ICE, ziet de kantonrechter onvoldoende grond voor schorsing dan wel matiging van het non-concurrentiebeding. De primaire en subsidiaire vorderingen van [eiser in conventie] zullen daarom worden afgewezen.
5.6.
Nu de meer subsidiaire vordering van [eiser in conventie] tot vergoeding van € 3.000,00 per maand onvoldoende is onderbouwd zal de kantonrechter deze vordering afwijzen. In dat verband wijst hij op de onder 5.8 te bespreken kansen op de arbeidsmarkt. Naar zijn oordeel is er geen reden aan te nemen dat [eiser in conventie] door het non-concurrentiebeding in zodanige mate wordt belemmerd om anders dan in dienst van ICE werkzaam te zijn dat er aanleiding bestaat te bepalen dat ICE [eiser in conventie] voor de duur van de beperking een vergoeding te betalen.
5.7.
Uit de arbeidsovereenkomst tussen [eiser in conventie] en ICE vloeien de geheimhoudings-, non-concurrentie- en relatiebedingen voort. De kantonrechter zal daarom [eiser in conventie] verbieden deze contractuele bedingen te overtreden.
5.8.
De kantonrechter zal [eiser in conventie] tevens verbieden om werkzaam te zijn voor, of betrokken te zijn bij [werkgever 1] , dan wel [werkgever 2] . Zoals hiervoor overwogen, wegen de belangen van ICE zwaarder dan het belang van [eiser in conventie] om voor [werkgever 1] werkzaam te zijn. Hierbij overweegt de kantonrechter ook dat ICE gemotiveerd heeft weersproken dat [eiser in conventie] niet voor andere bedrijven werkzaam zou kunnen zijn. In dat verband is veelzeggend dat [eiser in conventie] tijdens de zitting heeft verklaard dat hij in eerste instantie voor een bedrijf in Waalwijk zou gaan werken. Waalwijk valt buiten de reikwijdte van de in het non-concurrentiebeding met ICE bedoelde straal van 30 kilometer. De kantonrechter ziet daarom niet in waarom [eiser in conventie] slechts voor soortgelijke bedrijven als ICE binnen een straal van 30 kilometer zou kunnen werken.
5.9.
Zoals al hiervoor is overwogen, is voldoende aannemelijk dat sprake is van een schending van het non-concurrentiebeding. De gevorderde contractuele boete voor die schending zal daarom worden toegewezen en wel vanaf 1 juli 2023 tot 9 november 2023 (131 dagen). In totaal moet [eiser in conventie] aan ICE een bedrag van € 6.550,00 (131 x € 50,00) als voorschot betalen.
5.10.
Omdat [eiser in conventie] zonder voorafgaande toestemming van ICE bij een concurrerend bedrijf binnen een straal van 30 kilometer is gaan werken, zal de kantonrechter de gevorderde dwangsom van € 500,00 per dag dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 20.000,00 voor overtreding van het non-concurrentiebeding en verbod om voor [werkgever 1] werkzaam te zijn toewijzen en wel vanaf de dag van deze uitspraak. De dwangsom treedt daarbij in de plaats van de contractuele boete. Daarbij overweegt de kantonrechter dat de contractuele boete kennelijk onvoldoende prikkel was om [eiser in conventie] van het overtreden van het non-concurrentiebeding te weerhouden. De enkele stelling van [eiser in conventie] dat hij niet bekend was met het beding is weinig overtuigend: niet alleen staat een soortgelijk beding in de arbeidsovereenkomst die hij heeft gesloten met [werkgever 1] , ook heeft [eiser in conventie] na bij sommatie uitdrukkelijk door ICE op het beding te zijn gewezen geen gehoor gegeven aan de beëindiging van de inbreuk van het beding.
5.11.
Hoewel ICE met het uitgevoerde e-mailonderzoek voldoende heeft aangetoond dat [eiser in conventie] diverse bestanden met personeels- en klantengegevens naar zijn privé-e-mailadres heeft gezonden, wat [eiser in conventie] ook ter zitting heeft erkend, is niet voldoende vast komen te staan dat hij daarmee ook de relatie- en geheimhoudingsbedingen heeft geschonden. Immers, in het kader van dit geding is niet gebleken dat [eiser in conventie] die gegevens vervolgens naar buiten heeft gebracht of zelf ten behoeve van een derde, bijvoorbeeld [werkgever 1] , heeft gebruikt. Gelet op het karakter van een procedure in kort geding is voor nadere bewijslevering geen ruimte. De vorderingen van ICE van de boetes en de dwangsommen met betrekking tot de relatie- en geheimhoudingsbedingen zullen daarom worden afgewezen.
5.12.
De subsidiaire vorderingen van ICE vloeien reeds voort uit het primair gevorderde. De kantonrechter verwijst dan ook naar hetgeen hiervoor is overwogen.
5.13.
[eiser in conventie] is de partij die overwegend ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Nu de vorderingen in reconventie grotendeels voortvloeien uit het verweer in conventie, zal het normaal toe te kennen tarief in reconventie worden gehalveerd. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van ICE als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
1.189,50
(1,5x tarief gemiddeld)
Totaal
1.189,50.
5.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

In conventie en in reconventie
De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser in conventie] af,
6.2.
a) verbiedt [eiser in conventie] het non-concurrentiebedingen te overtreden,
b) verbiedt [eiser in conventie] om werkzaam of betrokken te zijn bij [werkgever 1] en [werkgever 2] en
c) beveelt [eiser in conventie] om zijn werkzaamheden en betrokkenheid bij [werkgever 1] en [werkgever 2] te staken en gestaakt te houden,
dit alles op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 20.000,00,
6.3.
veroordeelt [eiser in conventie] tot betaling van € 6.550,00 als voorschot op de verbeurde boetes wegens overtreding van het non-concurrentiebeding,
6.4.
verbiedt [eiser in conventie] de geheimhoudings- en relatiebedingen te overtreden,
6.5.
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van ICE tot dit vonnis vastgesteld op € 1.189,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.6.
veroordeelt [eiser in conventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2023.