ECLI:NL:RBZWB:2023:7842

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_117
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van schadevergoeding door grauwe ganzen aan gewassen en de verplichtingen van de grondgebruiker

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om schadevergoeding door grauwe ganzen beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.C.M. Damming, had een aanvraag ingediend voor schadevergoeding voor schade die in 2021 aan haar gewassen was veroorzaakt door grauwe ganzen. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland had deze aanvraag op 1 september 2022 afgewezen, en het bezwaar van eiseres werd op 2 december 2022 ongegrond verklaard.

De rechtbank behandelt het beroep op 28 september 2023, waarbij eiseres getuigen meebrengt en haar gemachtigde aanwezig is. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij adequate maatregelen heeft genomen om de schade te beperken. De rechtbank wijst op inconsistenties in de verklaringen van eiseres en haar gemachtigde over de jacht op de ganzen. Eiseres had in eerste instantie verklaard dat jagen op haar perceel niet mogelijk was vanwege toeristisch verkeer, maar later werd gesteld dat er wel degelijk jacht heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de jager niet betrouwbaar is, omdat deze niet ondertekend is en niet tijdig is ingediend.

De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoende maatregelen heeft genomen om de schade te beperken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/117

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.C.M. Damming),
en
het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland (BIJ12-Faunazaken), verweerder
(gemachtigden: mr. M.P. van As en [naam 1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om vergoeding van schade die in 2021 door grauwe ganzen aan haar gewassen is veroorzaakt.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 1 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 december 2022 op het bezwaar van eiseres heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en de weigering de schade te vergoeden in stand gelaten.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 2] voor eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college. Eiseres heeft [getuige] , jager, meegenomen als getuige.

Beoordeling door de rechtbank

2 . De rechtbank beoordeelt of het college terecht de aanvraag van eiseres heeft geweigerd. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiseres heeft 2 percelen gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats 2] . Deze percelen liggen tegen [natuurgebied] aan, in een gebied met veel recreatie. Op deze percelen teelt eiseres graszaad en Engelse raai. De totale oppervlakte is 23.805 ha. Er heeft een taxatie van de schade plaatsgevonden. Partijen zijn het erover eens dat in de periode 6 juli 2021 tot en met 15 augustus 2021 voor € 6.286,72 aan schade is aangericht en dat deze schade volledig is veroorzaakt door de grauwe gans. Het geschil gaat over de vraag of eiseres voldoende heeft gedaan om de schade te voorkomen.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Toetsingskader
5. Artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming bepaalt dat het college tegemoetkomingen verleent in schade, geleden in haar provincie en aangericht door natuurlijk in het wild levende vogels van vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van Vogelrichtlijn. De grauwe gans valt daaronder. Het toetsingskader voor het toekennen van een tegemoetkoming in deze schade veroorzaakt was in 2021 voor de provincie Zeeland opgenomen in de ‘Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade’. [1] Voor schadeveroorzakende diersoorten dient de grondgebruiker tijdig een ontheffing aan te vragen om die diersoorten te doden. Vervolgens moet op adequate wijze gebruik worden gemaakt van de ontheffing.
In de provincie Zeeland geldt een provinciale vrijstelling voor schadebestrijding van de grauwe gans. [2] Getoetst moet worden of eiseres hier op adequate wijze gebruik van heeft gemaakt.
Heeft eiseres voldoende gedaan om schade te beperken?
6. Eiseres stelt dat het moeilijk is om te jagen op haar perceel. Het perceel wordt omgrenst door [natuurgebied] , campings en de bebouwde kom van [plaats 2] . Door het toeristisch verkeer is jacht niet goed mogelijk. Alleen aan de zuidzijde kan goed gejaagd worden. Zij heeft wel geprobeerd met een laserpen de ganzen te verjagen. Dat lukt, maar daarna komen de ganzen gelijk weer terug. In eerste instantie was eiseres vergeten dat er een jager op haar perceel heeft gejaagd in de periode 6 juli tot 15 augustus 2021. Door storingen in het systeem is dit niet in het faunaregistratiesysteem (FRS) ingevoerd. Eiseres stelt wel degelijk adequaat gebruik te hebben gemaakt van de ontheffing om te mogen jagen.
6.1
Het college stelt dat er, in tegenstelling tot de eerste verklaring van eiseres, wel degelijk gejaagd kan worden. Het college kan echter niet vaststellen of eiseres voldoende heeft gedaan om de schade te beperken. Van de handgeschreven verklaring van de jager kan door het college de betrouwbaarheid niet worden vastgesteld, ook omdat die pas zo laat is ingediend. Bovendien is deze niet ondertekend. Het college vindt dan ook dat deze verklaring niet meegenomen moet worden in de beoordeling en komt daarom tot de conclusie dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij adequaat gebruik heeft gemaakt van de ontheffing en daarom de schade onvoldoende heeft beperkt.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Voorop staat dat het aan de aanvrager van de vergoeding is om aannemelijk te maken dat zij schade heeft en dat zij alles heeft gedaan om de schade te beperken. De rechtbank is van mening dat eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat zij voldoende heeft gedaan om de schade te beperken.
7.1
De belangrijkste reden daarvoor is dat eiseres wisselt in haar verklaringen, waardoor deze niet meer betrouwbaar zijn.
Eerst verklaart eiseres in het aanvraagformulier van dat zij geen ontheffing heeft aangevraagd voor afschot van grauwe ganzen, omdat dit ‘niet te doen is, zit midden in toerisme en [plaats 2] ’ en ‘bellen gelijk politie en te gevaarlijk’.
Op 27 juni 2022 geeft [naam 2] aan - in antwoord op concrete vragen van BIJ12 - dat hij ‘een keer daar gezeten heeft voor proberen afschot, maar dat was geen succes. Het is eigenlijk niet mogelijk of verantwoord om daar te jagen vanwege de vele fietsers en voetgangers’. [3]
Pas in bezwaar wordt verklaard dat er wel degelijk sprake is geweest van afschot. [naam 2] verklaart dan dat hij ‘per ongeluk is vergeten dat een jachthouder daar gezeten heeft en vijf grauwe ganzen geschoten heeft’.
7.2
De rechtbank vindt het niet geloofwaardig dat [naam 2] zich pas in bezwaar herinnert dat hij toch een jager had ingeschakeld. Het feit dat dit niet de eerste aanvraag voor schadevergoeding van eiseres was en dat het belang van het bejagen van de ganzen haar bekend was, draagt bij aan de twijfel over de betrouwbaarheid van de nieuwe verklaring. In dat licht is het immers lastig voor te stellen dat eiseres in eerste instantie vergeten was dat op haar perceel wel degelijk is bejaagd. Zeker nadat BIJ12-Faunazaken hierover concrete vragen heeft gesteld.
7.3
Deze verklaring wordt bovendien pas later (op 7 november 2022) onderbouwd met een handgeschreven opgave van de momenten waarop is bejaagd. De opgave is niet ondertekend door een jager. De gegevens zijn bovendien niet ingevoerd in het digitale faunaregistratiesysteem (FRS) van de Faunabeheereenheid Zeeland, terwijl dat wel verplicht is. In beroep verklaart eiseres daarover dat de gegevens niet in het FRS konden worden ingevoerd vanwege storingen in dat systeem. De rechtbank acht ook deze verklaring niet geloofwaardig. Er zou dan een wekenlange storing geweest moeten zijn in de periode van
6 juli 2021 tot en met 15 augustus 2021 en eventueel een aantal weken daarna. Eiseres kon ter zitting niet aangeven hoeveel moeite zij heeft gedaan om de gegevens alsnog in te voeren. Gesteld noch gebleken is dat eiseres contact met Faunabeheereenheid Zeeland heeft opgenomen om de storing te melden.
7.4
In beroep heeft eiseres een schriftelijke en ondertekende verklaring ingediend van [getuige] van 30 december 2022, waarin [getuige] verklaart dat hij in de zomer van 2021 11 keer op het [perceel] heeft gezeten en in totaal 5 ganzen heeft afgeschoten. [getuige] was op de zitting aanwezig om hierover te getuigen. Hij verklaarde dat hij als jager niet verplicht is om het afschot in FRS te registreren. De grondgebruiker zou dit moeten doen.
De rechtbank is van oordeel dat ook de verklaring van [getuige] onvoldoende is om aannemelijk te maken dat eiseres zich inderdaad heeft ingespannen om schade aan haar gewassen door ganzen te voorkomen. Ten eerste komt die verklaring nu pas, anderhalf jaar na dato. Er is geen ondersteunend bewijs overgelegd. Er is bijvoorbeeld geen schriftelijke toestemming overgelegd van eiseres als grondgebruiker aan [getuige] als jager om gebruik te maken van de provinciale vrijstelling op haar percelen, terwijl het wel verplicht is om die toestemming schriftelijk vast te leggen. Er zijn geen betalingsbewijzen overgelegd (het zou hier om een vriendendienst gaan tussen jagers) en bijvoorbeeld ook geen (gedateerde) foto’s van het afschot. Tegen het licht van de wisselende verklaringen van [naam 2] over het al dan niet bejagen van de ganzen op zijn percelen en het ontbreken van een registratie van de bejaging in het FRS, kan aan die verklaring van [getuige] niet het gewicht worden toegekend dat eiser aan die verklaring wenst toe te kennen.
7.5
De rechtbank is daarom van oordeel dat het college eiseres mocht houden aan haar eerste verklaring en niet mee hoefde te gaan in de latere verklaring dat wel degelijk bejaagd zou zijn. Het in beroep door eiseres overgelegde aanvullend bewijs is onvoldoende om tot een ander standpunt te komen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond omdat niet aannemelijk is geworden dat eiseres voldoende maatregelen heeft genomen om de schade te beperken door voldoende te bejagen. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen of het college te veroordelen in vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 2 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet natuurbescherming
Artikel 3.1, eerste lid
Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen.
Artikel 3.3, eerste lid
1. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van verboden als bedoeld in artikel 3.1 of artikel 3.2, zesde lid, ten aanzien van vogels van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van hun nesten, rustplaatsen of eieren.
2. Provinciale staten kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van verboden als bedoeld in artikel 3.1 of artikel 3.2, zesde lid, ten aanzien van vogels van daarbij aangewezen soorten, dan wel ten aanzien van hun nesten, rustplaatsen of eieren.
Artikel 6.1
1. Gedeputeerde staten verlenen in voorkomende gevallen tegemoetkomingen in schade, geleden in hun provincie, aangericht door natuurlijk in het wild levende:
vogels van vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van Vogelrichtlijn, of
dieren die worden genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern, bijlage I bij het Verdrag van Bonn of de bijlage, onderdeel a, bij deze wet.
2. Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren als bedoeld in het eerste lid, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
3. Ingeval schade als bedoeld in het eerste lid mede wordt geleden in een andere provincie, wordt een besluit als bedoeld in het eerste lid genomen door gedeputeerde staten waar de schade in hoofdzaak wordt geleden, in overeenstemming met gedeputeerde staten van die andere provincie.
Artikel 6.19, tweede lid
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid, en artikel 3.10, eerste lid, van de wet is het aan de grondgebruiker toegestaan om de in bijlage K bij deze verordening genoemde schadesoorten opzettelijk te doden op de door hem gebruikte gronden, ter voorkoming van in het lopende of daarop volgende jaar dreigende schade op deze gronden, of in het omringende gebied, voor zover deze gronden zijn gelegen binnen het werkgebied van de faunabeheereenheid in de provincie Zeeland.
Artikel 6:20, derde lid
Indien de grondgebruiker in overeenstemming met artikel 3.15, zevende lid, van de wet de vrijgestelde handelingen, bedoeld in artikel 6.19, eerste en tweede lid, door een ander laat uitoefenen, dient deze persoon de schriftelijke en gedagtekende toestemming van de grondgebruiker bij zich te dragen en op eerste vordering van een daartoe bevoegde beambte ter inzage te geven.
Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade, besluit van 20 september 2016, kenmerk 16013543
Artikel 4
1. Gedeputeerde staten zullen een tegemoetkoming slechts verlenen, indien en voor zover naar hun oordeel de aanvrager de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen waartoe hij naar eisen van redelijkheid en billijkheid was gehouden.
2. Maatregelen of inspanningen ter voorkoming of beperking van schade, waarvan gedeputeerde staten menen dat deze naar eisen van redelijkheid en billijkheid door de aanvrager kunnen worden genomen, zijn:
voor kwetsbare gewassen: de inzet van zowel visuele als akoestische middelen in
voldoende aantallen;
voor kapitaalintensieve teelten: de inzet van een deugdelijk raster;
voor overige gewassen: verjaging door menselijke aanwezigheid;
alternatieve middelen waarvan het gebruik vooraf schriftelijk aan BIJ12 is voorgelegd en BIJ12 daarmee heeft ingestemd.
Ter ondersteuning van de voorgaande maatregelen dient een ontheffing als bedoeld in het derde lid van dit artikel te worden aangevraagd.
3. Een tegemoetkoming in schade, veroorzaakt door natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten en waarvoor voor de bestrijding op basis van artikel 3.3, eerste lid, artikel 3.8, eerste lid, artikel 3.10, tweede lid of artikel 3.17, eerste lid, van de Wet een ontheffing kan worden verleend, wordt slechts toegekend indien:
de ontheffing tijdig op deugdelijke wijze is aangevraagd en op inhoudelijke gronden door de provincie is geweigerd;
de ontheffing (of toestemming) tijdig, dat wil zeggen uiterlijk op de dag van schadeconstatering, is aangevraagd en nadat deze is verleend daarvan op adequate wijze gebruik is gemaakt, en desondanks, bedrijfsmatige schade aan gewassen, teelten of overige producten is opgetreden.
4. In afwijking van het eerste tot en met het derde lid volgen gedeputeerde staten ten aanzien van aanvragen om een tegemoetkoming in schade veroorzaakt door overwinterende ganzen het door hen vastgestelde beleid voor overwinterende ganzen zoals vastgelegd in het "Zeeuws Ganzenakkoord".
Toelichting bij artikel 3 tot en met 5
In de artikelen 3 tot en met 5 is vastgelegd hoe de aanvraag om een tegemoetkoming wordt beoordeeld. (…)
Voorts is van belang dat de grondgebruiker zelf al het mogelijke dat in redelijkheid van hem kan worden verwacht, heeft ondernomen om schade zoveel mogelijk te voorkomen of beperken. (…)
Blijkens de wetsgeschiedenis is de grondgebruiker degene die verantwoordelijk is voor het voorkomen en beperken van door in het wild levende beschermde dieren aangerichte schade, met uitzondering van schade veroorzaakt door de vijf bejaagbare soorten. Voor die bejaagbare soorten draagt de jachthouder mede een verantwoordelijkheid. Voor schadeveroorzakende diersoorten dient de grondgebruiker tijdig een ontheffing krachtens artikel 3.3, eerste lid, artikel 3.8, eerste lid, artikel 3.10, tweede lid of een toestemming krachtens artikel 3.17, vierde lid van de wet aan te vragen ten behoeve van zijn jachthouder om die diersoorten te doden. Indien de provincie op voorhand al een ontheffing heeft verleend aan de faunabeheereenheid, kan de grondgebruiker volstaan met het aanvragen van een toestemming bij deze faunabeheereenheid. (…)
Tijdig aanvragen van een ontheffing of toestemming houdt in dat deze uiterlijk op de dag dat de schade van enige omvang is geconstateerd, wordt aangevraagd. Op dat moment wordt immers van de grondgebruiker verwacht dat hij direct actie onderneemt. (…)
Van een verleende ontheffing moet adequaat gebruik worden gemaakt. Dit houdt in dat minimaal twee keer per week aan verjaging ondersteunend afschot, of pogingen tot afschot, dient plaats te vinden. Om te kunnen toetsen of er sprake is van adequaat gebruik wordt een aanvrager gevraagd een rapportage van de jachthouder ten aanzien van het gebruik van de ontheffing te overleggen.
Het eigen risico is gesteld op 5% van de getaxeerde schade met een minimum van € 250,00 per bedrijf per meldingsjaar. Dit betekent dat een eigen risico van € 250,00 berekend wordt over het totale aantal aanvragen van een grondgebruiker per jaar, tot een bedrag van € 5.000,00 is getaxeerd. Boven dit bedrag zal 5% van de getaxeerde schade als eigen risico berekend worden. Om de administratieve lasten te beperken worden tegemoetkomingen die lager zijn dan € 50,00 niet uitgekeerd. Voor diersoorten welke op geen enkele wijze mogen worden ver- of bejaagd kunnen gedeputeerde staten besluiten de schade volledig te vergoeden.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
Artikel 6:19, tweede lid
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1, eerste lid, en artikel 3.10, eerste lid, van de wet is het aan de grondgebruiker toegestaan om de in bijlage K bij deze verordening genoemde schadesoorten opzettelijk te doden op de door hem gebruikte gronden, ter voorkoming van in het lopende of daarop volgende jaar dreigende schade op deze gronden, of in het omringende gebied, voor zover deze gronden zijn gelegen binnen het werkgebied van de faunabeheereenheid in de provincie Zeeland.
Bijlage K
Schadesoorten als bedoeld in artikel 6.19, tweede lid, van deze verordening:
Soort
Grauwe gans (Anser Anser)
Belang:
Ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij, wateren
Gebied:
De gehele provincie Zeeland
Periode:
Van 15 februari tot 1 november daaropvolgend
Toegestane middelen/methoden
Geweer en lokvogels

Voetnoten

1.Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 20 september 2016, gewijzigd per 16 juni 2018.
2.Artikel 6:19, tweede lid, en Bijlage K van de Omgevingsverordening Zeeland 2018.
3.Ter zitting heeft [naam 2] verklaard een jachtvergunning te hebben.