5.1.De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. De partiële herziening legger oppervlaktewaterlichamen 2022-2 is gebaseerd op artikel 5.1 van de Waterwet en op artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet. Artikel 5.1 van de Waterwet bepaalt dat de beheerder zorg draagt voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Naast de legger als technisch instrument voor de beheerder, kan de beheerder op grond van artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet, ook een onderhoudslegger vaststellen. Deze bevat de aanwijzing van onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen van wateren. In de partiële herziening legger oppervlaktewaterlichamen 2022-2 is sprake van een gecombineerde vaststelling van de legger in de zin van artikel 5.1 van de Waterwet en de onderhoudslegger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet. Dit vormen aparte besluitonderdelen.
Wat is de omvang van het beroep?
7. Ter zitting hebben eisers gesteld dat het beroep zowel is gericht tegen de legger in de zin van artikel 5.1 van de Waterwet, als tegen de onderhoudslegger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroepschrift gelezen in combinatie met de zienswijze uitsluitend gericht tegen de legger in de zin van artikel 5.1 van de Waterwet. Eisers hebben immers argumenten aangedragen ter zake het in hun ogen onterecht niet opnemen van het [rivier] in de legger. Omdat eisers het beroep niet gedurende de beroepstermijn hebben uitgebreid naar de onderhoudslegger, en het beroep na afloop van die termijn niet meer kan worden uitgebreid naar andere besluitonderdelen, is de rechtbank van oordeel dat eisers enkel beroep hebben ingesteld tegen de vaststelling van de legger in de zin van artikel 5.1 van de Waterwet.
Waar is het beroep tegen gericht?
8. De partiële herziening legger oppervlaktewaterlichamen 2022-2 heeft er niet toe geleid dat het [rivier] is opgenomen in de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet. Volgens eisers is dat ten onrechte. Er had voor het [rivier] een legger moeten worden vastgesteld. Bij gebrek aan een legger staan de normatieve aspecten van het [rivier] niet vast. Eisers lopen daar tegenaan in discussies over baggerdieptes met de gemeente. Volgens eisers is de vaardiepte van het [rivier] afgenomen, waardoor de haven steeds minder goed bereikbaar is geworden.
Staat daar beroep tegen open?
9. Voordat de rechtbank kan toekomen aan een behandeling van het beroep, moet de rechtbank eerst uit eigen beweging (“ambtshalve”) beoordelen of zij bevoegd is kennis te nemen van het beroep. Daarbij is de rechtbank niet gebonden aan oordelen over de bevoegdheid neergelegd in eerdere uitspraken tussen deze partijen.
10. Het beroep is gericht tegen de vaststelling van de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet. Artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, bepaalt dat beroep tegen het besluit tot vaststelling van een legger als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet is uitgesloten. Hierbij geldt als uitzondering dat beroep niet is uitgesloten voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in die wet wordt
vastgesteldof
gewijzigd. De uitzondering doet zich hier niet voor. Het beroep van eiseres is niet gericht tegen de vaststelling of wijziging van de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone, maar is enkel gericht tegen het feit dat het [rivier]
nietis opgenomen in de legger. Dat leidt tot de conclusie dat geen beroep mogelijk is tegen de vaststelling van de legger.