ECLI:NL:RBZWB:2023:7838

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1796
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de partiële herziening van de legger oppervlaktewaterlichamen door de rechtbank

In deze uitspraak van 3 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eisers tegen het besluit van het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta, genomen op 20 december 2022, beoordeeld. Dit besluit betreft de partiële herziening van de legger oppervlaktewaterlichamen 2022-2. Eisers, die aan de oevers van een zijtak van de rivier De Donge wonen en commerciële ligplaatsen exploiteren, hebben bezwaar gemaakt tegen het feit dat het [rivier] niet is opgenomen in de legger zoals bedoeld in de Waterwet. De rechtbank heeft op 22 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het dagelijks bestuur.

De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Dit oordeel is gebaseerd op de relevante wet- en regelgeving, waaronder artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat beroep tegen de vaststelling van een legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet is uitgesloten, tenzij het beroep gericht is tegen de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone. De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers niet gericht is tegen de vaststelling of wijziging van een waterbergingsgebied, maar enkel tegen de niet-opname van het [rivier] in de legger.

Daarom heeft de rechtbank besloten dat er geen mogelijkheid is voor beroep tegen de vaststelling van de legger, en heeft zij het griffierecht aan eisers terugbetaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1796

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2023 in de zaak tussen

1.
[eiser 1] ,uit [plaats] ,
2.
[eiser 2] ,uit [plaats] ,
3.
[eiser 3] ,uit [plaats] ,
4.
[eiser 4],te [plaats] ,
eisers
(gemachtigde: mr. P.R. Botman),
en

Het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta (het dagelijks bestuur)

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van het dagelijks bestuur van 20 december 2022 bekend als “partiële herziening legger oppervlaktewaterlichamen 2022-2”.
1.1.
Het dagelijks bestuur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] , de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het dagelijks bestuur.

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers 1 wonen aan de [adres 1] te [plaats] , [gemeente] . Dit adres was ook het woonadres van eiser 2 en de bedrijven genoemd onder 4 zijn aan dat adres gevestigd. Eiser 3 woont aan de [adres 2] . De percelen grenzen aan het [rivier] , een zijtak van de rivier De Donge. Dit is een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in de Waterwet. Ter hoogte van de [adres 1] en [adres 2] ligt een insteekhaven en liggen ook ligplaatsen die eisers commercieel exploiteren. Verder beschikken eisers over ligplaatsen voor eigen gebruik.
3. Op 7 oktober 2022 heeft het dagelijks bestuur het “Ontwerp leggertabellen, leggerkaart van legger oppervlaktewaterlichamen en legger primaire waterkeringen en leggerboek primaire waterkeringen” ter inzage gelegd. Eisers hebben op 18 november 2022 een zienswijze naar voren gebracht.
4. Op 20 december 2022 heeft het dagelijks bestuur het besluit partiële herziening legger oppervlaktewaterlichamen 2022-2 genomen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is er besloten?
6. De partiële herziening legger oppervlaktewaterlichamen 2022-2 is gebaseerd op artikel 5.1 van de Waterwet en op artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet. Artikel 5.1 van de Waterwet bepaalt dat de beheerder zorg draagt voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Naast de legger als technisch instrument voor de beheerder, kan de beheerder op grond van artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet, ook een onderhoudslegger vaststellen. Deze bevat de aanwijzing van onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen van wateren. In de partiële herziening legger oppervlaktewaterlichamen 2022-2 is sprake van een gecombineerde vaststelling van de legger in de zin van artikel 5.1 van de Waterwet en de onderhoudslegger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet. Dit vormen aparte besluitonderdelen.
Wat is de omvang van het beroep?
7. Ter zitting hebben eisers gesteld dat het beroep zowel is gericht tegen de legger in de zin van artikel 5.1 van de Waterwet, als tegen de onderhoudslegger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroepschrift gelezen in combinatie met de zienswijze uitsluitend gericht tegen de legger in de zin van artikel 5.1 van de Waterwet. Eisers hebben immers argumenten aangedragen ter zake het in hun ogen onterecht niet opnemen van het [rivier] in de legger. Omdat eisers het beroep niet gedurende de beroepstermijn hebben uitgebreid naar de onderhoudslegger, en het beroep na afloop van die termijn niet meer kan worden uitgebreid naar andere besluitonderdelen, is de rechtbank van oordeel dat eisers enkel beroep hebben ingesteld tegen de vaststelling van de legger in de zin van artikel 5.1 van de Waterwet.
Waar is het beroep tegen gericht?
8. De partiële herziening legger oppervlaktewaterlichamen 2022-2 heeft er niet toe geleid dat het [rivier] is opgenomen in de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet. Volgens eisers is dat ten onrechte. Er had voor het [rivier] een legger moeten worden vastgesteld. Bij gebrek aan een legger staan de normatieve aspecten van het [rivier] niet vast. Eisers lopen daar tegenaan in discussies over baggerdieptes met de gemeente. Volgens eisers is de vaardiepte van het [rivier] afgenomen, waardoor de haven steeds minder goed bereikbaar is geworden.
Staat daar beroep tegen open?
9. Voordat de rechtbank kan toekomen aan een behandeling van het beroep, moet de rechtbank eerst uit eigen beweging (“ambtshalve”) beoordelen of zij bevoegd is kennis te nemen van het beroep. Daarbij is de rechtbank niet gebonden aan oordelen over de bevoegdheid neergelegd in eerdere uitspraken tussen deze partijen.
10. Het beroep is gericht tegen de vaststelling van de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet. Artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, bepaalt dat beroep tegen het besluit tot vaststelling van een legger als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet is uitgesloten. Hierbij geldt als uitzondering dat beroep niet is uitgesloten voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in die wet wordt
vastgesteldof
gewijzigd. De uitzondering doet zich hier niet voor. Het beroep van eiseres is niet gericht tegen de vaststelling of wijziging van de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone, maar is enkel gericht tegen het feit dat het [rivier]
nietis opgenomen in de legger. Dat leidt tot de conclusie dat geen beroep mogelijk is tegen de vaststelling van de legger.

Conclusie en gevolgen

11. De rechtbank is onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Zij mag de zaak dus niet behandelen. Er is geen aanleiding tot een veroordeling in de proceskosten.
12. Omdat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, zal het griffierecht aan eisers worden terugbetaald.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 3 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:1 van de Awb
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Artikel 8:5, eerste lid, van de Awb
Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
Artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld.
(…)
Waterwet: de artikelen: 4.1; 4.4; 4.6; 5.1, behoudens voor zover daarbij de ligging van een waterbergingsgebied of beschermingszone als bedoeld in die wet wordt vastgesteld of gewijzigd; 5.5; 6.17, tweede lid, 6.28;
De Waterwet
Artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder
- beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden;
- bergingsgebied: krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen;
- oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens deze wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;
Artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet
De beheerder draagt zorg voor de vaststelling van een legger, waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Van de legger maakt deel uit een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones staat aangegeven.
De Waterschapswet
Artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet
Tevens stelt het algemeen bestuur vast de legger waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen.