ECLI:NL:RBZWB:2023:7828

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3306
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor woningbouw in strijd met het bestemmingsplan

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning aan de [adres] te [plaats]. Eisers, vertegenwoordigd door mr. R. Zwamborn, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes, dat op 19 mei 2022 een omgevingsvergunning heeft verleend aan vergunninghouders. De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2023 behandeld.

De rechtbank heeft beoordeeld of het college op goede gronden de omgevingsvergunning heeft verleend. De eisers stelden dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan, dat de woning niet past in een goede ruimtelijke ordening en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de hoofdgroenstructuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat het college de vrijheid heeft om te besluiten of een vergunning kan worden verleend, mits er een goede ruimtelijke onderbouwing is.

De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vergunning te verlenen, omdat de woning slechts een beperkte inbreuk maakt op de hoofdgroenstructuur en de omliggende gronden groen blijven. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3306

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [plaats], eisers

(gemachtigde: mr. R. Zwamborn),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde]).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel:
[vergunninghouders]uit [plaats] (de vergunninghouders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan vergunninghouders op 19 mei 2022 voor het bouwen van een woning aan de [adres] te [plaats].
2. De aanvraag heeft van 27 januari 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het kader van het toepassen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat tegen dit besluit direct beroep moet worden ingesteld. [1]
2.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouders hebben ook schriftelijk gereageerd.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1], de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden een omgevingsvergunning heeft verleend voor de woning. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Toetsingskader
6. Het college heeft, voor zover hier van belang, een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘het bouwen van een bouwwerk’ [2] en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. [3] De Wabo kent in artikel 2.10 een verplicht toetsingskader. Kort gezegd betekent dit dat het college moet toetsen of het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Indien er geen sprake is van strijd met één van deze weigeringsgronden moet het college de vergunning verlenen. Indien één van deze weigeringsgronden zich voordoet, is het college in beginsel verplicht de omgevingsvergunning voor het bouwen te weigeren.
6.1
In dit geval is de woning waarvoor vergunning is aangevraagd in strijd met het bestemmingsplan. Het college is dan verplicht te onderzoeken of er alsnog een vergunning kan worden verleend. [4] Het college heeft vrije beleidsruimte om te besluiten of hij wel of niet vergunning wil verlenen. Hij moet wel een goede ruimtelijke onderbouwing aan zijn besluit ten grondslag leggen. De rechtbank zal hieronder beoordelen of het college op de juiste wijze van zijn vrije beleidsruimte gebruik heeft gemaakt.
Op welke punten is het plan in strijd met het bestemmingsplan?
7. De gronden waarop de woning is voorzien liggen in het bestemmingsplan [locatie] en hebben de enkelbestemming ‘Groen’. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen ‘Waarde- Archeologie 1’ en op de achterste strook van het perceel ‘Leiding - gas’. Het plan past niet in de bestemming ‘groen’, omdat een woning in strijd is met zowel de gebruiksbepalingen als de bouwvoorschriften van deze bestemming. Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en niet voor bewoning. Het college heeft voorschriften opgenomen om te voldoen aan de bepalingen inzake de archeologische waarden en heeft aangegeven dat op de dubbelbestemming ‘Leiding – gas’ geen bouwwerken gebouwd mogen worden.
Verklaring van geen bedenkingen
8. Bij toepassing van de door het college gevolgde procedure moet de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeven. [5] De gemeenteraad van Goes heeft op 15 juni 2017 een lijst met categorieën van gevallen waarin geen verklaring van geen bedenkingen nodig is vastgesteld. [6] Hierop staat onder punt 2:
‘Alle andere hierna opgesomde ruimtelijk-planologische ontwikkelingen binnen de bebouwde kom, die betrekking hebben op de realisatie van stedelijke functies, waaronder wordt verstaan wonen, maatschappelijk, bedrijven, detailhandel, horeca, sport en kantoren, al dan niet in combinatie met elkaar en waarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. in geval van woningbouw: projecten van maximaal 20 woningen;’ Het betreft hier een project ten behoeve van één woning, zodat een verklaring van geen bedenkingen in dit geval niet nodig is. Het college hoefde voor deze vergunning geen aparte verklaring van geen bedenkingen aan te vragen.
Is het project in strijd met een goede ruimtelijke ordening?
9. Eisers stellen dat het plan niet past in een goede ruimtelijke ordening omdat het ten koste gaat van de hoofdgroenstructuur, terwijl het een overgangsgebied langs de stadsrand betreft. Dit is in strijd met het Groenstructuurplan en geen kwaliteitsverbetering. De mogelijkheid om twee landhuizen te realiseren stond weliswaar in een structuurbeeld van 1998, maar is achterhaald. De mogelijkheid om de landhuizen te bouwen is in 2013 niet voor niets uit het bestemmingsplan verwijderd. De vergunning is ook in strijd met het rijksbeleid, de Nationale Omgevingsvisie, dat bepaalt dat we in 2050 willen leven in een land waar een goede balans is tussen bebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water. Ten onrechte is ook alleen getoetst aan de huidige Omgevingsverordening Zeeland en niet aan de ontwerpverordening.
Eisers zijn van mening dat onvoldoende is onderbouwd dat de woning onderdeel uitmaakt van de regionale woningmarktafspraken.
9.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank mag slechts terughoudend toetsen of het college in redelijkheid de afweging heeft kunnen maken om de bestreden vergunning te verlenen. Het college heeft hierbij vrije beleidsruimte die de rechtbank moet respecteren. De rechtbank toetst hieronder of het college binnen die beleidsruimte is gebleven bij het verlenen van de vergunning.
Het college heeft onderbouwd dat de woning slechts een beperkte inbreuk maakt op de hoofdgroenstructuur. Van oudsher waren er plannen om in deze groenstrook langs het spoor enkele landhuizen te bouwen. Tot 2013 was dit bestemmingsplanmatig ook mogelijk. Het college zoekt aansluiting bij dit oude beleid.
Het betreft hier een brede strook waarbij slechts een klein deel voor woningbouw wordt ingezet. De omliggende gronden blijven de bestemming groen houden, zodat het groene karakter behouden blijft. De aantasting door de woning is minimaal. De bufferfunctie tussen de woonwijk enerzijds en het spoor en het bedrijventerrein anderzijds blijft in stand. Het college heeft hiermee een balans gezocht tussen het oude beleid waarin een woning voorzien was en het belang van de hoofdgroenstructuur. De rechtbank vindt dat het college in redelijkheid deze afweging mocht maken.
Het plan is niet evident in strijd met de Nationale Omgevingsvisie. De Nationale Omgevingsvisie is richtinggevend, maar geeft lokale overheden nog veel ruimte om zelf afwegingen te maken. De rechtbank kan uit de door eisers aangehaalde passage niet afleiden dat het college in dit geval niet de afweging kon maken dat deze woning in de hoofdgroenstructuur past in een goede ruimtelijke ordening.
Het college heeft terecht getoetst aan de geldende Omgevingsverordening Zeeland. Eisers hebben niet gesteld dat de vergunning hier niet in past. Ook is niet gesteld dat de vergunning niet in de ontwerpverordening past. De rechtbank ziet hierin dan ook geen grond waarop het college de vergunning had moeten weigeren.
Voor wat betreft de stelling dat de woning geen deel uitmaakt van de regionale woningmarktafspraken geldt dat het afwegingscriterium is dat het daar niet mee in strijd mag zijn. De Bevelandse gemeenten gaan uit van een regionaal plafond van toevoeging van woningen van 3300. Conform de plancapaciteit neemt de gemeente Goes 1365 woningen voor haar rekening. Daarin zit ook zachte of gewenste woningbouwcapaciteit. [7] Niet is gesteld of gebleken dat de vergunde woning daar niet in past.
Heeft het college verwachtingen gewekt dat er niet gebouwd zou worden?
10. Eisers hebben in 2019 bij het college geïnformeerd naar de ontwikkelingen van de groene zone en toen is hen verteld dat er geen andere plannen waren dan het aanleggen van een waterpartij. Zij mochten er dus vanuit gaan dat er geen landhuis meer zou worden gebouwd.
10.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eisers hebben weliswaar aangetoond dat een bouwinspecteur van de gemeente in 2019 heeft aangegeven dat het college geen andere plannen heeft dan het aanleggen van een waterpartij. Dit is echter geen toezegging dat er nooit iets anders gaat gebeuren. Bovendien is in de koopovereenkomst, althans de akte van levering, wel degelijk opgenomen dat er woningen gebouwd zouden kunnen worden. De mededeling dat er geen andere plannen zijn, houdt dus niet in dat er zodanig vertrouwen bij eisers is opgewekt dat de strook uitsluitend een groenstrook zou blijven, dat het verlenen van de vergunning voor het bouwen van een woning in strijd is met het vertrouwensbeginsel.
Had eerder ecologisch onderzoek plaats moeten vinden?
11. Hoewel de voorwaarde van een ecologisch onderzoek in de vergunning is opgenomen, zijn er al bomen en struiken verwijderd, voordat dit onderzoek plaats heeft gevonden. Eisers stellen dat dit niet mag alvorens het onderzoek.
11.1
Het college erkent dat vergunninghouders nog geen ecologisch onderzoek hebben ingediend. Dat staat het bouwen niet in de weg, maar onderzoek is wel nodig als er meer groen gerooid gaat worden.
11.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank toetst met dit beroep of het college op goede gronden vergunning heeft verleend voor het bouwen van een woning. Voor zover beplanting is verwijderd zonder vergunning of in afwijking van deze vergunning kunnen eisers daar een handhavingsverzoek voor indienen. Dat tast de rechtsgeldigheid van de vergunning niet aan.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding is voor vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 2 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet
[. . .]

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;
c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan;
d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.

Voetnoten

1.Artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d van de Awb.
2.Artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wabo
3.Artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo
4.Artikel 2.10, tweede lid van de Wabo
5.Artikel 6.5 van het Bor
6.Besluit van de gemeenteraad van Goes van 15 juni 2017, inhoudende de Aanpassing besluit d.d. 15 december 2011 voor het aanwijzen van categorieën gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist
7.Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030, mei 2020