ECLI:NL:RBZWB:2023:7811

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
C/02/411342 / HA ZA 23-364 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident deskundigenonderzoek in civiele procedure met meerdere geschilpunten

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een incident betreffende deskundigenonderzoek in een civiele procedure. De zaak betreft een geschil tussen [eiser in conventie01] en [gedaagde in conventie01], waarbij [eiser in conventie01] vordert dat de rechtbank [gedaagde in conventie01] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 85.784,84, vermeerderd met rente en kosten, op grond van een aannemingsovereenkomst. [gedaagde in conventie01] heeft verweer gevoerd en in reconventie vorderingen ingesteld, waaronder ontbinding van de aannemingsovereenkomst en betaling van bedragen door [eiser in conventie01].

In het incident heeft [eiseres in het incident01] verzocht om een deskundigenonderzoek naar de gebrekkige werkzaamheden van [verweerder in het incident01]. De rechtbank heeft geoordeeld dat er te veel geschilpunten zijn om de vordering in het incident toe te wijzen. De rechtbank heeft besloten dat de incidentele vordering gelijktijdig met de hoofdzaak moet worden behandeld, omdat de geschilpunten in de hoofdzaak voldoende concreet moeten worden toegelicht. De rechtbank heeft een mondelinge behandeling bepaald voor zowel het incident als de hoofdzaak, waarbij de zaak op 22 november 2023 weer op de rol komt voor beraad en op 20 december 2023 voor conclusie van antwoord in reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/411342 / HA ZA 23-364
Vonnis in incident van 8 november 2023
in de zaak van
[eiser in conventie01]h.o.d.n.
[bedrijf01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J. van Andel te Utrecht,
tegen
[gedaagde in conventie01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R. Struijk te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie01] en [gedaagde in conventie01] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties genummerd 1 tot en met 15,
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, tevens houdende een
incidentele vordering strekkende tot het benoemen van een gerechtelijk deskundige, met
producties genummerd 1 tot en met 31,
- de conclusie van antwoord in het incident, met producties genummerd 16 tot en met 24.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
[eiser in conventie01] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde in conventie01] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in conventie01] te betalen de somma van € 85.784,84, althans een zodanig (hoger of lager) bedrag als de rechtbank in goede justitie zal bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van iedere onbetaald gelaten factuur vanaf 14 dagen na de respectieve factuurdatum, althans de wettelijke rente over € 81.326,90 vanaf 2 mei 2023, alles tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [gedaagde in conventie01] veroordeelt om aan buitengerechtelijke kosten aan [eiser in conventie01] te betalen een bedrag van € 1.588,27, althans een zodanig (hoger of later) bedrag als de rechtbank in goede justitie zal bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding, alles tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [gedaagde in conventie01] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in conventie01] te betalen het bedrag van € 308,42 aan rente en € 300,00 aan aflossing, ingaande 1 juni 2023 en zo steeds maandelijks, zulks zolang gedaagde niet voldaan heeft aan het onder sub 1 gevorderde;
4. [gedaagde in conventie01] veroordeelt in de kosten van deze procedure, alsmede in de beslagkosten van €705,65 en in de nakosten van de procedure.
2.2.
[eiser in conventie01] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie01] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst.
2.3.
[gedaagde in conventie01] voert verweer en concludeert dat [eiser in conventie01] niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, althans dat hem de vordering moet worden ontzegd. In reconventie vordert [gedaagde in conventie01] , primair:
1. de tussen [gedaagde in conventie01] en [eiser in conventie01] gesloten aannemingsovereenkomst te ontbinden;
2. [eiser in conventie01] te veroordelen tot (terug-)betaling van enig bedrag, nader op te maken bij staat;
Subsidiair:
3. [eiser in conventie01] te veroordelen om het overeengekomen werk binnen twee maanden na het in dezen te wijzen vonnis conform de aannemingsovereenkomst en de daaraan ten grondslag liggende vergunning, tekeningen en rapportages naar eisen van goed en deugdelijk werk op te leveren aan [gedaagde in conventie01] , zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat [eiser in conventie01] in gebreke is aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 200.000,00, althans een zodanige veroordeling als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
Zowel primair als subsidiair
4. [eiser in conventie01] te veroordelen tot, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, betaling van een bedrag van € 2.180,77 per maand (of gedeelte van de maand) vanaf 19 juni 2023 tot aan de dag der ontbinding van de aannemingsovereenkomst (zoals primair gevorderd) dan wel de dag van oplevering (zoals subsidiair gevorderd) dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dag;
5. [eiser in conventie01] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting betaling van een bedrag van € 2.240,00 exclusief btw, € 2.710,40 inclusief btw;
6. [eiser in conventie01] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan.

3.De vordering in het incident

3.1.
[eiseres in het incident01] vordert in incident dat de rechtbank een onderzoek door een onafhankelijke gerechtelijke deskundige met expertise en kennis op bouwkundig gebied beveelt ter beantwoording van de onder randnummer 40 van de conclusie opgenomen vragen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te formuleren vragen, een en ander conform de Leidraad deskundigen in civiele zaken.
3.2.
[eiseres in het incident01] legt aan deze vordering, kort samengevat, ten grondslag dat de tot op heden door [verweerder in het incident01] uitgevoerde werkzaamheden gebrekkig zijn en dat hij, ook na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet tot herstel is overgegaan. Daarnaast stelt [eiseres in het incident01] dat [verweerder in het incident01] dubbel en onduidelijk heeft gefactureerd en afspraken niet is nagekomen. [eiseres in het incident01] stelt dat een onderzoek in dit stadium van de procedure beter is voor de proceseconomie en dat daarmee onnodige kosten voor partijdeskundigen worden voorkomen.

4.Het verweer in het incident

4.1.
[verweerder in het incident01] voert verweer en betwist de stellingen van [eiseres in het incident01] . Hij stelt dat [eiseres in het incident01] niet aan haar stelplicht heeft voldaan en dat de procedure juist zal worden vertraagd door het deskundigenonderzoek. Daarnaast had [eiseres in het incident01] zelf een deskundigenbericht op kunnen laten stellen en is [eiseres in het incident01] niet ingegaan op een verzoek om gezamenlijk de woning te inspecteren.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Het verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek is gedaan met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 202-207 Rv.
5.2.
De rechtbank is voornemens om een mondelinge behandeling te bepalen om de incidentele vordering van [eiseres in het incident01] te bespreken.
5.3.
Tussen partijen is sprake van een groot aantal geschilpunten, waarbij in de hoofdzaak aan de orde zal moeten komen of de over en weer gestelde gebreken en tekortkomingen voldoende concreet zijn en welke nader moeten worden toegelicht. Het is daarmee vooralsnog onvoldoende duidelijk welke geschilpunten er zijn en hoe de behandeld rechter in de hoofdzaak met het vaststellen en kwalificeren daarvan om zal gaan. Dit zal tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak aan de orde komen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de incidentele vordering gelijktijdig met de hoofdzaak moet worden behandeld.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
bepaalt een mondelinge behandeling, gelijktijdig te houden met de mondelinge behandeling in de hoofdzaak,
6.2.
houdt de beslissing aan,
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
22 november 2023voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling, en
6.4.
verwijst de zaak tevens naar de rol van
20 december 2023voor conclusie van antwoord in reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.