ECLI:NL:RBZWB:2023:781
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzuimboete OB wegens onjuiste opgaaf ICP door ondernemer
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 23 april 2021. De inspecteur heeft aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 275 omdat zij niet heeft voldaan aan op haar rustende verplichtingen met betrekking tot de opgaaf van intracommunautaire prestaties (de verzuimboete). De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de verzuimboete ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende via videoverbinding aanwezig was. Namens de inspecteur is een inspecteur verschenen.
Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting en verricht intracommunautaire prestaties. De opgaaf van de intracommunautaire prestaties wordt gedaan door de gemachtigde zonder dat deze voorafgaand aan de inzending worden voorgelegd aan belanghebbende. De gemachtigde heeft over het tweede kwartaal van 2020 een opgaaf ICP gedaan naar een totaalbedrag van € 5.966.845. De inspecteur heeft belanghebbende op 27 maart 2021 een verzuimboete opgelegd omdat zij niet heeft voldaan aan de verplichting om maandelijks opgaaf ICP te doen.
De rechtbank oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd. Belanghebbende stelt dat de verzuimboete ten onrechte is opgelegd omdat het slechts aan een vergissing van haar gemachtigde is te wijten dat de kwartaalopgaaf ICP is gedaan in plaats van de maandopgaaf. De rechtbank stelt vast dat de gedragingen van de gemachtigde aan belanghebbende kunnen worden toegerekend en dat er geen sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). De rechtbank concludeert dat de boete passend is en ziet geen aanleiding om deze te matigen. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.