ECLI:NL:RBZWB:2023:7795

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
23-004472 en 23-004471
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand in strafzaak na sepot

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand eiste na een sepot in zijn strafzaak. De verzoekschriften waren ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die in verband met een verdenking in verzekering was gesteld op 14 juni 2021 en op 15 juni 2021 weer in vrijheid was gesteld, verzocht om een schadevergoeding van € 260,- voor immateriële schade door de inverzekeringstelling en € 4.428,23 voor kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft de verzoeker niet in persoon gehoord, maar zijn advocaat, mr. J.H.E.M. Kersemaekers, heeft de zaak vertegenwoordigd.

De rechtbank overwoog dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding op basis van artikel 533 Sv, aangezien zijn zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde vergoeding van € 260,- voor de dagen in verzekeringstelling conform de LOVS-uitgangspunten was en dat de kosten van rechtsbijstand, die goed onderbouwd waren, ook billijk waren. De officier van justitie had zich in de raadkamer gerefereerd aan de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie, maar gaf aan dat de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand gedeeltelijk toewijsbaar was, waarbij zij een matiging voorstelde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken van de verzoeker toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand op € 5.108,23 zijn vastgesteld. De rechtbank heeft bepaald dat dit bedrag overgemaakt zal worden op een rekening ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/144579-21
rk-nummers: 23-004472 en 23-004471
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 16 februari 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende op het kantoor van mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda op het adres: Postbus 4650 4803 ER Breda
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,-, € 260,-, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 4.428,23, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 7 februari 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 14 juni 2021 in verzekering is gesteld en op 15 juni 2023 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.
Op 3 augustus 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak tegen hem middels een sepot op 7 februari 2023 is geëindigd zonder de oplegging van een straf of maatregel en de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker is in verband met de verdenking in verzekering gesteld op 14 juni 2021 en in vrijheid gesteld op 15 juni 2021. Verzoeker heeft door de inverzekeringstelling immateriële schade geleden voor een bedrag van € 260,- (2 dagen á € 130,-) en verzoekt deze aan hem te vergoeden. Evenals de schade die verzoeker heeft geleden door de aan hem verleende rechtsbijstand voor een bedrag van € 4.428,23, te vermeerderen met het forfaitaire bedrag voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het verzoekschrift. In raadkamer heeft de advocaat ter onderbouwing van de gedeclareerde werkzaamheden de e-mailwisselingen met het Openbaar Ministerie getoond en hieraan toegevoegd dat hij zijn werkzaamheden op een juiste wijze tegen een normaal tarief heeft uitgevoerd. Daarbij is van belang dat er voor aparte procedures, zoals een strafzaak, verzoekschriftprocedure en/of klaagschriftprocedure aparte dossiers worden aangelegd. De gedeclareerde werkzaamheden zien derhalve alleen op de strafzaak van verzoeker.
De officier van justitie refereert zich aan de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en heeft in raadkamer hieraan toegevoegd dat zij in afwijking van de schriftelijke conclusie de vergoeding voor de kosten rechtsbijstand gedeeltelijk toewijsbaar acht. Het bedrag aan vergoeding van de kosten rechtsbijstand dient wel fors te worden gematigd, nu er tussen het politieverhoor en de kennisgeving sepot geen aanleiding was voor het veelvuldige contact tussen verzoeker en de raadsman.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
2 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenisop het politiebureau doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,-.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 4.428,23is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Hierbij is van belang dat de rechtbank het gezien de aard van de verdenking begrijpelijk acht dat er veel werkzaamheden noodzakelijk zijn geweest. De rechtbank acht derhalve de declaratie niet bovenmatig.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,-bestaande uit:
- € 260,- voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 5.108,23, bestaande uit:
- € 4.428,23 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 5.368,23zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 17 augustus 2023 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 augustus 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).