ECLI:NL:RBZWB:2023:7793

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
BRE - 22 _ 3880
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het kwarttarief voor motorrijtuigenbelasting en de ingangsdatum daarvan

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over de toepassing van het kwarttarief voor motorrijtuigenbelasting. De belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de inspecteur van de belastingdienst, die het kwarttarief had toegepast met ingang van 27 juni 2021. De rechtbank beoordeelde of deze ingangsdatum correct was, of dat het kwarttarief met terugwerkende kracht vanaf de datum van tenaamstelling van het motorrijtuig (27 juni 2019) moest worden toegepast.

De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht de ingangsdatum van 27 juni 2021 had gehanteerd. De rechtbank stelde vast dat het verzoek om toepassing van het kwarttarief vóór de aanvang van het tijdvak ingediend moest worden en dat het kwarttarief niet automatisch van rechtswege wordt toegepast. De rechtbank benadrukte dat de wet- en regelgeving geen basis biedt voor een terugwerkende kracht verder dan het begin van het tijdvak waarin het verzoek is ingediend.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was, waardoor de beschikking van de inspecteur in stand bleef. De belanghebbende kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3880

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 27 juni 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een beschikking afgegeven naar aanleiding van zijn verzoek om toepassing van het bijzonder tarief voor kampeerauto’s (hierna: de beschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].

Feiten

2. Belanghebbende was volgens de kentekenregistratie van 27 juni 2019 tot 28 september 2021 houder van een motorrijtuig met [kenteken] (hierna: het motorrijtuig). De eerste toelating van het motorrijtuig is 20 december 2013. De auto is voor het eerst in het Nederlandse kentekenregister ingeschreven op 27 juni 2019.
2.1.
Met dagtekening 9 september 2021, ontvangen door de inspecteur op 14 september 2021, heeft belanghebbende een verzoek gedaan om toepassing van het bijzonder tarief in de motorrijtuigenbelasting voor kampeerauto’s (hierna: het kwarttarief). [1]
2.2.
De inspecteur heeft bij beschikking het kwarttarief toegepast met ingang van 27 juni 2021, zijnde het begin van het tijdvak waarin het verzoek van belanghebbende is ontvangen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het kwarttarief moet worden toegepast met ingang van de datum van de tenaamstelling van het motorrijtuig (27 juni 2019), zoals belanghebbende bepleit, of met ingang van de eerste dag van het tijdvak waarin het verzoek is gedaan (27 juni 2021), zoals de inspecteur voorstaat. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van belanghebbende, de beroepsgronden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur in de beschikking terecht 27 juni 2021 als ingangsdatum gehanteerd voor toepassing van het kwarttarief. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
5. De toepassing van het kwarttarief vindt plaats op verzoek. [2] Het verzoek om toepassing van het kwarttarief moet bij de inspecteur worden ingediend vóór de aanvang van het tijdvak. [3] Het wettelijke uitgangspunt is dus dat het kwarttarief niet automatisch (van rechtswege) wordt toegepast op het moment dat aan alle voorwaarden voor toepassing van het kwarttarief is voldaan, noch dat het kwarttarief met terugwerkende kracht kan worden toegepast.
5.1.
De staatssecretaris van Financiën heeft in het Kaderbesluit motorrijtuigenbelasting (onder toepassing van de hardheidsclausule) goedgekeurd dat het kwarttarief kan worden toegekend met ingang van het begin van het tijdvak waarin het verzoek is binnengekomen. [4] Dit begunstigend beleid strekt niet verder dan het om praktische redenen verlenen van een vrijstelling van motorrijtuigenbelasting tot aan het begin van het tijdvak waarin het verzoek om vrijstelling is binnengekomen.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur het kwarttarief – in overeenstemming met de hiervoor genoemde uitgangspunten – terecht toegepast met ingang van 27 juni 2021. Voor toepassing van het kwarttarief met een terugwerkende kracht die verder strekt dan het begin van het tijdvak waarin het verzoek is binnengekomen, zoals belanghebbende in dit geval bepleit, bestaat geen basis in wet- en regelgeving.
5.3.
Dat belanghebbende (mede) op grond van de aantekening ‘kampeerauto’ op het kentekenbewijs ervan uitging dat het kwarttarief automatisch zou worden toegepast, leidt niet tot een ander oordeel. Die veronderstelling is namelijk onjuist. De voorwaarden die voor de motorrijtuigenbelasting gelden zijn anders dan de criteria die de RDW hanteert. Dat betekent dat niet elk motorrijtuig dat door de RDW als kampeerauto is aangemerkt voor het kwarttarief in de motorrijtuigenbelasting in aanmerking komt.
5.4.
Dat de uitwerking van de wet- en regelgeving door belanghebbende mogelijk als onredelijk wordt ervaren, te meer nu niet in geschil is dat belanghebbende al vanaf 27 juni 2019 aan de voorwaarden voor toepassing van het kwarttarief voldoet, kan het bovenstaand oordeel niet anders maken. De inspecteur heeft de wet- en regelgeving op juiste wijze toegepast en het staat de rechtbank niet vrij om formele wetgeving te toetsen op redelijkheid. [5]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beschikking in stand blijft en de ingangsdatum voor de toepassing van het kwarttarief, zoals in de beschikking is opgenomen, niet wordt gewijzigd. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 8 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting (hierna: Wet MRB).
2.Artikel 23a van de Wet MRB in samenhang met artikel 5aa, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994.
3.Artikel 5aa, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994.
4.Punt 12 van het Kaderbesluit Motorrijtuigenbelasting (BLKB2015/1381M).
5.Artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk.