ECLI:NL:RBZWB:2023:7789

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
02/700350-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging en de afweging van proportionaliteit en subsidiariteit

Op 8 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een betrokkene, die in 1989 is geboren en momenteel verblijft in een TBS-instelling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS met twee jaar beoordeeld, maar heeft uiteindelijk besloten om de TBS met één jaar te verlengen. De rechtbank baseerde deze beslissing op de huidige voortgang van de betrokkene in zijn resocialisatietraject en de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen. De rechtbank constateerde dat de betrokkene positieve stappen heeft gezet in zijn behandeling, maar dat er nog steeds een matig tot hoog recidiverisico aanwezig is. De rechtbank heeft de proportionaliteit en subsidiariteit van de verlenging in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat de betrokkene in het komende jaar verdere stappen kan zetten in zijn resocialisatietraject. De rechtbank heeft de TBS met verpleging van overheidswege van de betrokkene met één jaar verlengd, zodat er in de toekomst kan worden getoetst of de betrokkene klaar is voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02/700350-13
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 8 november 2023
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
thans verblijvende te [tbs-instelling 1] .

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 8 september 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid tot en met het eerste kwartaal van 2023, definitief op 10 mei 2023;
- het rapport van [tbs-instelling 2] (hierna: de TBS-instelling) van 10 augustus 2023, waarin het advies van de instelling is vermeld.

2.De procesgang

Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
7 april 2014 is betrokkene, wegens overtreding van artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht, veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest, en is aan hem TBS met verpleging van overheidswege opgelegd.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De TBS is op 1 november 2014 aangevangen.
De TBS eindigt, behoudens verlenging, op 1 november 2023.
De TBS is bij beslissing van de meervoudige strafkamer van de rechtbank
Zeeland-West-Brabant van 10 november 2021 verlengd voor een termijn van twee jaar.
Deze beslissing is op 17 maart 2022 door het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bevestigd.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 25 oktober 2023 is de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo gehoord.
Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem.
Verder is als deskundige gehoord [naam] , teammanager patiëntenzorg bij Extramuraal Forensisch Team (hierna: EFT) [tbs-instelling 2] , waarnemend voor [GZ-psycholoog] en coördinerend regiebehandelaar bij EFT [tbs-instelling 2] .

3.Het advies van de TBS-instelling

De TBS-instelling heeft in de rapportage geadviseerd de TBS te verlengen met twee jaar en heeft daartoe in haar advies, samengevat, het volgende vermeld.
Betrokkene is diagnostisch bekend met een licht verstandelijke beperking, een antisociale persoonlijkheidsstoornis met paranoïde kenmerken en een stoornis in middelengebruik (cannabis en alcohol). Van 3 november 2014 tot 1 februari 2023 heeft betrokkene in de TBS-instelling op verschillende afdelingen verbleven, waarbij behandeling aanvankelijk moeizaam van de grond kwam. Op 4 januari 2021 is betrokkene overgeplaatst naar [afdeling] , waar hij zich in twee jaar positief heeft ontwikkeld en heeft laten zien dat hij in het afgelopen jaar stabiel functioneert bij een toenemende behandeldruk. Hij heeft laten zien dat hij goed omgaat met therapie en activiteiten in groepsverband en buiten de afdeling. Daarnaast heeft hij zich ingezet voor de verslavingsmodule in groepsverband en heeft hij in korte tijd zijn VCA-certificaat behaald. Ook heeft hij baat bij schematherapie die hij al langere tijd trouw volgt. Verder zijn zijn (semi-)onbegeleide verloven stapsgewijs uitgebreid. Tijdens werkverloven heeft hij zich naar tevredenheid ingezet. Hij heeft zich tijdens de verloven goed aan de afspraken gehouden.
Sinds 1 februari 2023 verblijft betrokkene op de [tbs-instelling 1] te [plaats] , waar hij wederom positieve stappen maakt. Hij is gemotiveerd en volgt over het algemeen zijn programma. Gedurende de ramadan is gezien dat hij van zijn programma afwijkt en zijn dag- en nachtritme omdraait. Hij is open naar het behandelteam en is in staat te reflecteren op zijn eigen gedrag. Wel kampt hij met gevoelens van somberheid, die met enige regelmaat het volgen van zijn dagprogramma belemmeren. Hij heeft daarin regelmatig begeleiding nodig van het behandelteam om zich te herpakken. Binnen de FPA volgt hij een verslavingsmodule in groepsverband en ook de schematherapie is opnieuw opgestart. Hij werkt drie dagdelen per week bij de groenvoorziening, waar hij het naar zijn zin heeft.
Ook tijdens de periode bij de FPA verlopen de verloven naar behoren. Sociale verloven hebben sinds de overplaatsing naar de FPA niet meer plaatsgevonden, omdat betrokkene zijn netwerk niet opnieuw wil laten screenen middels een netwerkgesprek.
Hij is inmiddels aangemeld voor de wachtlijst voor de supportieve resocialisatieafdeling binnen de FPA.
In het kader van verlenging van de TBS is de TBS-instelling van mening dat de kernproblematiek die ten grondslag ligt aan het indexdelict nog actueel is. Daarbij is er sprake van een matig tot hoog recidiverisico bij verval van de huidige maatregel/zorg en toezicht. De inschatting is dat betrokkene langdurig afhankelijk is van zorg en toezicht om delictvrij te leven. Afwikkeling van het resocialisatietraject moet stapsgewijs verlopen om risico’s voldoende in te perken. Dit zal naar verwachting nog meer dan twee jaar in beslag nemen. De komende periode zal worden toegewerkt naar meer verlofvrijheden bij de FPA. Binnen een TBS-kader kan betrokkene laten zien hoe hij hiermee omgaat, voordat er sprake is van verminderd toezicht of een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
Ter zitting heeft de deskundige het advies van de TBS-instelling bevestigd en daaraan nog het volgende toegevoegd. Betrokkene vindt het sinds het einde van de ramadan moeilijk om zijn blokkenprogramma te volgen. Hierover is in de afgelopen weken gesproken, waarbij ook de mogelijkheid tot een time out-plaatsing bij de TBS-instelling ter sprake is gekomen om motivatie te vinden om de dagstructuur weer op te pakken. De optie van de time out is nog niet ingezet, omdat er nog hoop is dat betrokkene dit zelf voor elkaar kan krijgen. Gelet op deze omstandigheden kan er nog niet worden ingezet op een vervolgstap richting een beschermde woonvorm. Op dit moment verblijft betrokkene op de resocialisatieafdeling binnen de FPA en heeft hij onbegeleid verlof binnen de FPA. Het onbegeleid sociaal verlof wordt nog opgebouwd.
Nu de samenwerking met betrokkene soms lastig verloopt, hij nog geen stabiele dagstructuur heeft en een dagbesteding nodig heeft, is er minimaal twee jaar nodig om toe te werken naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Niet valt te verwachten dat er over een jaar een situatie is dat betrokkene alle verloven onbegeleid kan doen op een plek waar hij beschermd kan wonen. Dit hangt samen met wachttijden voor aanmelding voor een beschermde woonvorm. Daarnaast vindt de TBS-instelling het meer verantwoord om eerst te toetsen of betrokkene stabiel blijft functioneren in een beschermde woonvorm met het TBS-kader als achtervang, waarbij – indien nodig – meer time out mogelijkheden bestaan.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de TBS met twee jaar te verlengen gebleven.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat het goed met hem gaat en dat hij veel stappen heeft gemaakt, ook met betrekking tot zijn middelengebruik, omdat hij daar geen behoefte meer aan heeft. De positieve stappen hebben volgens hem te maken met het feit dat hij volwassener is geworden, zich daardoor meer heeft ontwikkeld, dat hij therapieën heeft gevolgd en nog steeds volgt en met het feit dat hij veel bezig is met de toekomst. Hij wil veel lering halen uit zijn fouten en deze omzetten in positieve dingen. Het afhouden van contact met zijn netwerk is er volgens hem in gelegen dat hij zijn netwerk – en met name zijn moeder – in bescherming wil nemen. Dit heeft hij ook binnen de FPA besproken, maar hij voelt zich daarin niet begrepen. Hij is zich er echter wel van bewust dat hij ook zijn netwerk moet betrekken. Ook is hij zich ervan bewust dat hij zijn dag- en nachtritme moet verbeteren. Ten behoeve daarvan en ook in het kader van somberheidsklachten, is hij sinds kort gestart met slaaptherapie en gesprekken met een psychiater. Hij zegt hierbij meer gebaat te zijn dan bij een time out-plaatsing, omdat een dergelijke plaatsing hem niets positiefs zal gaan brengen. Hoewel hij het advies van de TBS-instelling begrijpt, wenst hij dat zijn TBS met één jaar wordt verlengd. Hij kan in dat jaar laten zien dat hij vorderingen heeft gemaakt en denkt dan klaar te zijn binnen de FPA.
De verdediging heeft betoogd dat de TBS met één jaar moet worden verlengd, zodat een vinger aan de pols kan worden gehouden en betrokkene over een jaar kan laten zien waar hij staat. Verlenging met één jaar zal hem perspectief bieden en een boost en motivatie geven om zijn traject beter op te pakken. Dit is ook overzichtelijk in verband met zijn LVB. In het kader van de proportionaliteit wordt aangevoerd dat betrokkene – in relatie tot het indexdelict – al een lange weg heeft afgelegd. Hij heeft al negen jaar TBS en heeft ‘buiten’ nog niets kunnen opbouwen. Daarnaast heeft zijn traject veel vertragingen opgelopen, die zijn te wijten aan de TBS-instelling en aan de coronaperiode. Desondanks heeft hij in de afgelopen twee jaar enorme stappen gezet. Hij werkt, volgt therapieën, heeft verloven en is sinds 2019 volledig abstinent.
In het kader van de subsidiariteit wordt het volgende aangevoerd. Gelet op het feit dat betrokkene nu op een resocialisatieafdeling verblijft, zou de reclassering kunnen worden betrokken ter voorbereiding op proefverlof. In dat kader zou betrokkene binnen de FPA mogelijk ook met een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging kunnen verblijven en het gehele traject binnen een ander kader kunnen afronden. Het is niet zo dat alle stappen die nog gezet moeten worden in het kader van de resocialisatie per se moeten worden vormgegeven in het kader van de maatregel TBS met dwangverpleging.
De verdediging ziet niet in waarom er volgend jaar niet zou kunnen worden getoetst of er tijdig wordt gekeken naar een aanvraag voor proefverlof of dat de reclassering in een ander kader zou willen samenwerken.

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat zij in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf ter zake waarvan de TBS is gelast.
De vordering is tijdig, dat wil zeggen niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand voor het tijdstip waarop de TBS door tijdsverloop zou eindigen, ingediend. De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
De TBS kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de TBS eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en moet voortvloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Gelet op het advies van de TBS-instelling wordt nog steeds voldaan aan dit wettelijke criterium. De rechtbank zal de TBS van betrokkene daarom verlengen.
Met betrekking tot de vraag of de TBS met één of met twee jaar moet worden verlengd, overweegt de rechtbank als volgt. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de TBS – behoudens bijzondere omstandigheden – moet worden verlengd met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt vast dat de TBS-instelling heeft geadviseerd om de TBS met twee jaar te verlengen, omdat de volgende stappen binnen de afwikkeling van het traject van betrokkene geleidelijk moeten verlopen om risico’s in te perken. Ter zitting is onder meer gebleken dat betrokkene op de resocialisatieafdeling binnen de FPA verblijft en in de afgelopen periode
– ook in het kader van zijn resocialisatie – weer positieve stappen heeft gezet. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om van het hiervoor genoemde uitgangspunt af te wijken. De rechtbank acht het vanuit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit van belang de verlenging van de TBS te beperken tot één jaar. In het kader van subsidiariteit moet er, gelet op de huidige stand van zaken, rekening worden gehouden met de omstandigheid dat over een jaar de resocialisatie van betrokkene zodanig kan zijn gevorderd dat de dan nog te zetten stappen met voldoende waarborgen kunnen worden vormgegeven in het kader van een voorwaardelijke beëindiging. De rechtbank zal de TBS met verpleging van overheidswege van betrokkene dan ook met één jaar verlengen. In dit jaar kan betrokkene verdere stappen zetten binnen zijn resocialisatietraject.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met 1 (één) jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.A.L. Pustjens, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. Huwae en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 november 2023.
Mr. Pustjens is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.