ECLI:NL:RBZWB:2023:778

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
21/3554
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de 30%-bewijsregel voor ingekomen werknemers in het belastingrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 3 november 2020 de 30%-bewijsregel voor ingekomen werknemers aan belanghebbende toegekend, met een looptijd van 1 oktober 2020 tot en met 17 mei 2025. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 13 januari 2023, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en meerdere inspecteurs aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt de ingangsdatum van de 30%-bewijsregeling. Belanghebbende stelt dat deze datum moet worden vastgesteld op 16 augustus 2020, de datum waarop hij in Nederland arriveerde voor zijn dienstbetrekking bij [BV]. De inspecteur sluit zich aan bij dit standpunt. Tijdens de zitting wordt overeengekomen dat de rechtbank de zaak terugwijst naar de inspecteur om opnieuw op het bezwaar te beslissen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank.

De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en wijst de zaak terug naar de inspecteur. Tevens wordt bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 49,- aan belanghebbende moet vergoeden en dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 1.674,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/3554

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 juli 2021.
1.1.
De inspecteur heeft bij beschikking van 3 november 2020 de 30%-bewijsregel voor ingekomen werknemers aan belanghebbende toegekend met een looptijd van 1 oktober 2020 tot en met 17 mei 2025 (de beschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2023 op zitting behandeld. De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, en namens de inspecteur [inspecteur], [inspecteur] en [inspecteur].

Feiten

2. Belanghebbende heeft met ingang van 18 mei 2020 een arbeidsovereenkomst gesloten met [BV] ([BV]).
2.1.
Op 16 augustus 2020 is belanghebbende in Nederland gearriveerd in verband met voornoemde dienstbetrekking bij [BV].

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de juistheid van de ingangsdatum van de 30%-bewijsregeling.
3.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de ingangsdatum van de 30%-bewijsregeling moet worden gesteld op 16 augustus 2020, de datum dat hij in Nederland is gearriveerd. De inspecteur heeft zich ter zitting aangesloten bij voornoemd standpunt.
3.2.
Ter zitting is met partijen afgestemd dat de rechtbank de zaak terug zal wijzen naar de inspecteur om opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep van belanghebbende is gegrond. De rechtbank wijst de zaak terug naar de inspecteur om opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen.
4.1.
Tussen partijen is ter zitting afgestemd dat de proceskostenvergoeding wordt berekend met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en dat alleen een vergoeding voor de beroepsfase zal worden toegekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijst de zaak terug naar de inspecteur en draagt de inspecteur op opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 49,- aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier op 13 februari 2023. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft pas uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.