ECLI:NL:RBZWB:2023:7761

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1042
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering energietoeslag wegens ontbreken energiecontract

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van 1 februari 2023 van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, waarin het bezwaar van eiser tegen de weigering van een energietoeslag ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet was betaald, maar heeft eiser vrijstelling verleend van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht, aangezien niet gebleken was dat eiser enig inkomen had. Hierdoor was het beroep ontvankelijk.

De zitting vond plaats op 31 oktober 2023 in Breda, waar Baanbrekers werd vertegenwoordigd door mr. J.P. van Roestel. Eiser was niet verschenen. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat eiser geen energiecontract had ten tijde van de aanvraag voor de energietoeslag, wat een vereiste is om in aanmerking te komen voor deze toeslag. De rechtbank oordeelde dat de afwezigheid van deze voorwaarde in het aanvraagformulier niet relevant was voor de beslissing.

Daarnaast heeft eiser geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden geven om de hardheidclausule toe te passen. De rechtbank concludeerde dat Baanbrekers op goede gronden de energietoeslag had geweigerd en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en deze uitspraak werd gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1042 PW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 31 oktober 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 1 februari 2023 (bestreden besluit) van Baanbrekers. Met dat besluit heeft Baanbrekers het bezwaar van eiser tegen de weigering een energietoeslag toe te kennen, ongegrond verklaard.
De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. Omdat niet gebleken is dat eiser enig inkomen heeft, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet in verzuim is, zodat het beroep ontvankelijk is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 31 oktober 2023. Baanbrekers heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.P. van Roestel. Eiser is met voorafgaande berichtgeving niet verschenen. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Eiser heeft een energietoeslag aangevraagd. Niet in geschil is dat eiser ten tijde van zijn aanvraag geen energiecontract had. De energietoeslag is in het leven geroepen om mensen met een laag inkomen tegemoet te komen in de sterk gestegen kosten voor energie [1] . Hieruit volgt dat mensen zonder energiecontract niet in aanmerking komen voor een energietoeslag. Dat deze voorwaarde niet in het aanvraagformulier is opgenomen maakt dat niet anders.
2. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld die aanleiding zouden kunnen geven om de hardheidclausule toe te passen. Baanbrekers heeft op goede gronden geweigerd een energietoeslag te kennen. Er bestaat geen aanleiding om tot een proceskosten-veroordeling over te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier op 31 oktober 2023 en wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II, 2021/2022, 36 057, nr. 3 blz 2 en 3