ECLI:NL:RBZWB:2023:776

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
AWB-21_2345
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid na verkeersongeval

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een voormalige jongerenwerker, en het UWV over de beëindiging van haar ZW-uitkering. Eiseres had na een verkeersongeval op 17 juni 2019 een ZW-uitkering ontvangen, maar het UWV beëindigde deze per 11 december 2020. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het UWV onvoldoende onderzoek had gedaan naar haar medische situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op basis van rapporten van verzekeringsartsen en een arbeidsdeskundige tot de conclusie was gekomen dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de conclusie van het UWV konden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat het UWV de ZW-uitkering terecht had beëindigd en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2345 ZW

uitspraak van 2 februari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam stichting], te [plaatsnaam stichting], ex-werkgever.

Inleiding

Met het besluit van 10 november 2020 (primair besluit) heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 11 december 2020.
Met het besluit van 30 april 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en mr. M. Reitsma namens het UWV.

Geen toestemming delen medische gegevens

Eiseres heeft geen toestemming verleend voor kennisneming door ex-werkgever van stukken die medische gegevens bevatten. Bij beslissing van 19 mei 2022 heeft de rechtbank, onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat de ex-werkgever van nader genoemde stukken geen kennis mag nemen en dat kennisname is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is. De ex-werkgever heeft geen gemachtigde aangesteld. De rechtbank zal in deze uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

Eiseres is werkzaam geweest als jongerenwerker. Na een verkeersongeval is zij op 17 juni 2019 voor haar werk uitgevallen. Het UWV heeft met ingang van 1 oktober 2019 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres in staat is om passende arbeid te verrichten.

Wat vindt eiseres?

Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig is omdat er onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft geen lichamelijk onderzoek verricht. Daarnaast wordt er door het UWV ten onrechte voorbijgegaan aan de door eiseres in bezwaar ingebrachte medische adviezen. Deze informatie is onvoldoende meegewogen in de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het had op de weg van de verzekeringsarts gelegen om specifiek navraag te doen bij de behandelend arts dan wel de behandeling en de resultaten daarvan af te wachten. Eiseres heeft verzocht om een deskundige aan te wijzen.
Arbeidskundig heeft eiseres aangevoerd dat de geduide functies niet geschikt zijn omdat daarin in een langdurig verhoogd tempo moet worden gewerkt. Verder sluit de functie van administratief medewerker niet voldoende uit dat eiseres in conflict geraakt met anderen. In de functie van archiefmedewerker moet in teamverband worden gewerkt en wordt een grote mate van accuratesse gevraagd.

Waarover gaat het in deze zaak?

De vraag is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 11 december 2020.
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.

Wat vindt de rechtbank?

4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
De medische beoordeling
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur, psychisch onderzoek verricht en het dossier met de zich daarin bevindende medische informatie bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en het dossier en de door eiseres overgelegde medische informatie bestudeerd. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 5 oktober 2020.
De rechtbank is van oordeel dat de rapporten van de verzekeringsarts en verzekeringsarts b&b waarop het UWV zich baseert, zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Dat blijkt uit de onderzoeksactiviteiten die deze artsen hebben verricht. Zo heeft de verzekeringsarts het dossier van eiseres bestudeerd en haar gesproken. Tijdens dit spreekuur zijn de door eiseres ervaren klachten uitvoerig besproken. Verder heeft de verzekeringsarts de beschikbare medische gegevens doorgenomen. In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts b&b eveneens de dossiergegevens bestudeerd, waaronder het bezwaarschrift van eiseres en de daarbij door eiseres overgelegde medische gegevens, en eiseres gesproken op de hoorzitting. De rechtbank is niet gebleken dat de rapporten van de verzekeringsarts en de arts bezwaar en beroep tegenstrijdigheden bevatten. Evenmin acht de rechtbank deze rapporten onvoldoende gemotiveerd.
Uit die rapporten blijkt dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten. De gestelde diagnoses zijn niet in geschil. Wel meent eiseres dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank stelt echter vast dat bij de opstelling van de FML rekening is gehouden met het geobjectiveerde deel van de klachten van eiseres. In wat eiseres heeft gesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen. In dit verband merkt de rechtbank op dat, zoals ter zitting nader door het UWV is toegelicht, in de wettelijke systematiek van de ziektebeoordeling niet de door eiseres subjectief ervaren klachten maatgevend zijn, maar de beperkingen voor arbeid die het rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken zijn.
Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Daarbij overweegt de rechtbank dat eiseres in beroep geen nieuwe medisch geobjectiveerde gegevens heeft overgelegd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de beperkingen van eiseres door de verzekeringsartsen op de datum in geding, 11 december 2020, onjuist zijn vastgesteld. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij de door eiseres overgelegde medische informatie en de overige beschikbare medische stukken bij hun beoordeling van de belastbaarheid van eiseres hebben betrokken. Door de verzekeringsarts b&b is naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht dat, mede gelet op wat door de behandelaars is verklaard, het onderzoek volledig en zorgvuldig is geweest. Dat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts b&b uitvoerig heeft toegelicht waarom in dit geval, gezien de aard van de klachten, een dergelijk onderzoek geen meerwaarde zou hebben. Evenmin acht de rechtbank het onzorgvuldig dat door de verzekeringsartsen het onderzoek in Gent niet is afgewacht, aangezien ter zitting is erkend dat dit onderzoek niet tot resultaten heeft geleid waar bij de bepaling van de mogelijkheden van eiseres rekening had moeten worden gehouden. De grond van eiseres dat er onvoldoende onderzoek zou zijn verricht, treft daarom geen doel.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank geen aanleiding ziet voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige, zoals door eiseres verzocht, omdat de daartoe noodzakelijke twijfel aan de medische beoordeling die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit voor de rechtbank ontbreekt.
Zoals hiervoor is aangegeven, is de rechtbank niet gebleken dat in de FML van 5 oktober 2020 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt dan ook niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank daarom uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
De arbeidskundige beoordeling
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (Sbc-code 532040), archiefmedewerker (Sbc-code 553020) en archiefmedewerker (Sbc-code 315132).
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. Daarbij verwijst de rechtbank naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 3 november 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 30 april 2021
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Dat er in de geduide functies sprake zou zijn van een hoog handelingstempo is de rechtbank niet gebleken. Voorts acht de rechtbank door het UWV ter zitting voldoende toegelicht dat eiseres in staat moet worden geacht om incidenteel een conflict te hanteren, zoals in de functie van administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank voorkomt. Voor zover het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is om de geduide functies te verrichten voortvloeit uit de opvatting dat de medische beperkingen van eiseres zijn onderschat, geldt dat -zoals hiervoor is overwogen- de rechtbank die opvatting niet deelt. In dit verband wijst de rechtbank erop dat eiseres niet beperkt is geacht ten aanzien van het werken in teamverband en accuratesse, zodat zij niet kan worden gevolgd in haar stelling dat er sprake is van een overschrijding op die aspecten.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.

De conclusie van de rechtbank

Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 11 december 2020.
Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 2 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).