ECLI:NL:RBZWB:2023:7756

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
C/02/408142 / FA RK 23-1588
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om vervangende toestemming voor wijziging van verblijfplaats van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018. De verzoekers, de moeder en de opa van de minderjarige, hebben verzocht om vervangende toestemming voor de wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige, zodat hij bij zijn oma en stiefopa kan wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 8 juli 2021 bij pleegouders verblijft, maar dat er een conflict is ontstaan tussen de pleegouders en de gezagdragers, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de minderjarige. De bijzondere curator heeft in haar verslag aangegeven dat de pleegouders niet in staat zijn om ruimte te geven aan de moeder en het biologische netwerk van de minderjarige, wat schadelijk is voor zijn ontwikkeling.

De rechtbank heeft de netwerkscreening bij de oma en stiefopa positief beoordeeld, wat betekent dat er geen belemmeringen zijn voor de plaatsing van de minderjarige bij hen. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is om bij zijn oma en stiefopa te wonen, omdat dit ruimte biedt voor contact met zijn moeder. De rechtbank heeft het verzoek van de gezagdragers toegewezen en de pleegzorg betrokken bij de uitvoering van de wijziging van de verblijfplaats. De bijzondere curator is ontslagen van haar functie in deze procedure. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/408142 / FA RK 23-1588
Datum uitspraak: 6 november 2023
beschikking van de meervoudige kamer over vervangende toestemming wijziging verblijf minderjarige ex artikel 1:253s BW
in de zaak van
[De moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
en
[De opa], hierna te noemen: de opa,
wonende te [plaats 2] ,
gezamenlijk te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. P.S.R.N. Maas te Dongen ,
tegen
[pleegouder 1],
en
[pleegouder 2],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [plaats 3] ,
advocaat: mr. J.B. de Bree te Etten-Leur,
betreffende de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [plaats 1] op [geboortedag] 2018, hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:
- mr. E.M.G. VAN NUENEN-MEULESTEENadvocaat kantoorhoudende te Hilvarenbeek, in haar hoedanigheid als bijzondere curator over voornoemde minderjarige, hierna te noemen: de bijzondere curator,
- [De oma]de oma van [minderjarige] ,
hierna te noemen: de oma.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
Het verdere procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 30 mei 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- het op 4 juli 2023 ontvangen verweerschrift met bijlagen;
- het F4-formulier van 18 juli 2023 van de bijzondere curator;
- het verslag van de bijzondere curator van 28 juni 2023, ingekomen ter griffie op
21 juli 2023;
- het F9-formulier met bijlagen van 25 juli 2023 van mr. Maas, betreffende producties 9 tot en met 13;
- het F9-formulier met bijlage van 31 juli 2023 van mr. Maas, betreffende productie 14;
- het aanvullende verslag van de bijzondere curator van 6 september 2023, ingekomen ter griffie op 4 oktober 2023;
- het F9-formulier met bijlagen van 9 oktober 2023 van mr. De Bree, betreffende producties 6 tot en met 22.
1.2
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft de behandeling van het verzoek voortgezet tijdens de mondelinge behandeling van 13 oktober 2023 met gesloten deuren. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast was aanwezig de bijzondere curator, de oma en een vertegenwoordigster namens de Raad.
1.3
Als toehoorder is aanwezig de heer [stiefopa] , stiefopa.

2.De feiten

2.1
Op [geboortedag] 2018 is de minderjarige [minderjarige] geboren. De moeder is van rechtswege (alleen) belast geweest met het gezag over [minderjarige] .
2.2
De biologische vader van [minderjarige] is niet in beeld en heeft [minderjarige] niet erkend.
2.3
De moeder was van rechtswege alleen belast met het gezag over [minderjarige] . Bij beschikking van 25 mei 2022 is de opa (moederszijde) samen met de moeder belast met het gezag over [minderjarige] .
2.4
Met de instemming van de moeder verblijft [minderjarige] sinds 8 juli 2021 bij de pleegouders.
2.5
Bij voormelde beschikking van 30 mei 2023 heeft de rechtbank over [minderjarige] een bijzondere curator benoemd. Het verzoek is aangehouden in afwachting van een schriftelijk verslag van de bijzondere curator.

3.Het (nadere) verzoek

3.1
Thans ligt het volgende verzoek nog ter beoordeling voor.
Door verzoekers wordt verzocht aan hen vervangende toestemming te verlenen om de verblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen, naar de rechtbank begrijpt zodanig dat [minderjarige] voortaan bij de oma zal verblijven.
3.2
De pleegouders verweren zich tegen dit verzoek en verzoeken de rechtbank tot afwijzing van dit verzoek.
4. Verslagen van de bijzondere curator
4.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verslag van de bijzondere curator van
28 juni 2023. Hierin concludeert de bijzondere curator, kort samengevat, als volgt. De pleegouders voldoen aan de vereisten als genoemd in artikel 1:253s van het Burgerlijk Wetboek (BW), wat maakt dat zij een beroep kunnen doen op hun blokkaderecht. De pleegouders en gezagdragers staan lijnrecht tegenover elkaar. Om [minderjarige] uit het loyaliteitsconflict te laten komen, hebben partijen duidelijkheid nodig. De vraag of de wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige] in zijn belang is, heeft de bijzondere curator nog niet kunnen beantwoorden. Duidelijk is dat zijn plaatsing niet langer door gezagdragers wordt ondersteund en pleegouders niet in staat zijn een neutrale positie in te nemen. Kijkend naar de positie tussen gezagdragers en de pleegouders zou geoordeeld kunnen worden dat het conflict tussen partijen te groot is om überhaupt nog zinvol invulling te kunnen geven aan de pleegzorgplaatsing. De bijzondere curator ziet dat niet wordt gevraagd om [minderjarige] bij de moeder, maar bij oma (moederszijde) en stiefopa te plaatsen. Of dit mogelijk is, is afhankelijk van de netwerkscreening. Als die screening negatief is, zal een keuze moeten worden gemaakt tussen een compleet nieuw pleeggezin of de plaatsing bij de pleegouders.
4.2
Voorts is bij de rechtbank op 4 oktober 2023 een aanvullend verslag van de bijzondere curator ingekomen. Kort samengevat, concludeert de bijzondere curator dat zij kennis heeft genomen van het resultaat van de netwerkscreening. Er is een positief advies gegeven, met als gevolg dat [minderjarige] bij de oma en stiefopa kan worden geplaatst. De kloof tussen de pleegouders en het biologisch netwerk van [minderjarige] blijft onverminderd groot en daarmee ook het loyaliteitsconflict waar [minderjarige] zich in bevindt. De bijzondere curator verwacht niet dat het inzetten van mediationgesprekken en verdere hulpverlening op afzienbare termijn tot een verbetering van de situatie gaat leiden. Zij acht de huidige situatie niet in het belang van [minderjarige] en dat vraagt om een toekomstkeuze. De bijzondere curator concludeert dat een plaatsing van [minderjarige] bij de oma en stiefopa meer in zijn belang is dan het voortzetten van het verblijf bij de pleegouders. De pleegouders zijn niet in staat om ruimte te geven aan de moeder en het biologische netwerk. Zolang zij niet in staat zijn om een positief beeld over de moeder en het biologisch netwerk te schetsen, wordt het voor [minderjarige] steeds moeilijker om een weg te vinden in het contact met zijn moeder. Voor [minderjarige] zou het wenselijk zijn dat hij ook contact kan blijven onderhouden met pleegouders. Of dat haalbaar en wenselijk is, zal middels hulpverlening onderzocht en begeleid moeten worden, aldus de bijzondere curator.

5.De (nadere) standpunten

5.1
Door en namens verzoekers wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aangevoerd. De moeder was destijds vanwege verslavingsproblematiek niet langer in staat de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. [minderjarige] verbleef bij de oma van mei 2020 tot juli 2021. De dagelijkse zorg voor [minderjarige] in combinatie met de zorgen over de moeder, viel de oma zwaar. Daarop is besloten om [minderjarige] in een pleeggezin te plaatsen, waar hij sinds 8 juli 2021 verblijft in een vrijwillig kader.
Tussen de oma en [minderjarige] werd een omgangsregeling afgesproken van één weekend per maand. [zorgorganisatie] heeft begin 2023 het besluit genomen om de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders te beëindigen vanwege de voortdurende strijd tussen de gezagdragers (de moeder en de opa) en de pleegouders. De strijd levert een gebrek aan koers, standvastigheid en duidelijkheid op. Hierdoor is het voor [minderjarige] niet duidelijk waar hij mag opgroeien. De onrust die dit met zich brengt is niet in het belang van [minderjarige] . Hij lijkt steeds meer in een loyaliteitsconflict te komen. Volgens verzoekers staan de pleegouders niet, dan wel onvoldoende open voor hulpverlening voor [minderjarige] . Ook gingen belmomenten niet door, werd [minderjarige] te laat gebracht, was een uitbereiding van de omgang voor pleegouders onbespreekbaar en moest [zorgorganisatie] bemiddelen bij een omgangsregeling tijdens kerst. Daar komt bij dat vanuit school en procesregie is geconstateerd dat [minderjarige] kindsignalen vertoont, waaruit kan worden afgeleid dat hij in de huidige situatie wordt belast en hij ondersteuning nodig heeft. Inmiddels is hulpverlening voor [minderjarige] ingezet. Verzoekers en de oma kunnen zich vinden in het besluit van [zorgorganisatie] om de plaatsing bij de pleegouders te beëindigen. Verzoekers willen dat [minderjarige] weer bij de oma gaat wonen. Praktische bezwaren zijn er niet meer; de moeder heeft een intensief afkickprogramma gevolgd, dat zij positief heeft afgerond. In de visie van verzoekers is de oma in staat om [minderjarige] structuur te bieden en hem centraal te stellen. Zij staat open voor hulpverlening die in het belang van [minderjarige] wordt geacht.
5.2
Door en namens de pleegouders wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aangevoerd. De pleegouders zijn destijds bij de plaatsing van [minderjarige] bij hen transparant geweest over hun bedoeling, te weten het bieden van langdurige pleegzorg. Dit blijkt ook uit het cliëntplan. Daarin staat dat [minderjarige] tot zijn volwassenheid in het pleeggezin zal opgroeien. Volgens de pleegouders is er altijd gecommuniceerd dat het toekomstperspectief van [minderjarige] bij hen lag. Omdat [minderjarige] tot zijn volwassenheid bij pleegouders zou blijven, hebben zij hiermee ook rekening gehouden bij een verhuizing. Volgens de pleegouders wordt [minderjarige] bij oma en stiefopa met harde hand opgevoed. De pleegouders merkten dat [minderjarige] gedragsproblemen had en hij beschadigd was; hij kon dingen kapot maken, had nachtmerries, zocht vaak grenzen op en ging daarover heen, vertoonde babygedrag en vroeg op een verkeerde manier aandacht. Daarnaast lustte hij niets en had hij een slechte weerstand. In verband hiermee hebben de pleegouders een training Traumasensitief werken gevolgd. Het ging langzaam beter met [minderjarige] totdat de moeder in december 2021 terugkwam uit de afkickkliniek. Gemaakte afspraken moesten toen veranderd worden. Ook op school werd gemerkt dat als [minderjarige] een omgangsweekend heeft gehad hij grenzen opzoekt en het lastig vindt om binnen gestelde kaders te blijven. Op 31 januari 2023 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen de pleegouders en het biologisch netwerk bij de procesregisseur. In dat gespreksverslag staat: ‘Procesregie adviseert dat [minderjarige] zijn basis - en daarmee zijn hoofdverblijf - bij pleegouders heeft. Pleegouders zijn zodoende hoofdopvoeder van [minderjarige] ’. De pleegouders verzetten zich tegen het verzoek en hebben gebruik gemaakt van hun blokkaderecht. Volgens de pleegouders gaat het bovendien niet zo goed met de moeder als wordt gesteld. Zij heeft een terugval gehad. Zo heeft de moeder [minderjarige] onder invloed gebeld. Daarvan is melding gemaakt bij Veilig Thuis. De pleegouders hebben niet het idee dat de moeder is afgekickt. Ook hebben zij zorgen over de nieuwe vriend van de moeder. Ook over de thuissituatie van de oma en stiefopa bestaan zorgen. Er zijn meldingen gemaakt bij Veilig Thuis over drankgebruik. In de visie van de pleegouders is het duidelijk dat het opvoedperspectief niet bij de moeder ligt en ook de oma en stiefopa zijn niet perspectiefbiedend. De pleegouders zorgen voor [minderjarige] en bieden hem wat hij nodig heeft. Zij zijn bereid te werken aan verbetering van de relatie met het biologisch netwerk. Vanuit de pleegouders kan [minderjarige] ook omgang met zijn biologisch netwerk hebben. Hulpverlening dient hierop te worden ingezet. Dit wordt onterecht als een gepasseerd station gezien.
5.3
De oma verklaart er moeite mee te hebben dat zij negatief wordt neergezet. Zij is altijd goed voor [minderjarige] geweest.
5.4
Ter aanvulling op de eerdergenoemde verslagen heeft de bijzondere curator tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, nog het volgende aangevoerd. Gebleken is dat het standpunt van de moeder en de oma onveranderd is. [minderjarige] wordt steeds meer met volwassenproblematiek belast en dat is schadelijk voor [minderjarige] . Er moet een keuze worden gemaakt over waar hij kan opgroeien. De pleegouders doen hun best en vangen [minderjarige] liefdevol op. Echter, als [minderjarige] bij hen blijft, dan krijgt hij onvoldoende ruimte om contact te onderhouden met het biologische netwerk. Bij de oma en stiefopa krijgt [minderjarige] die ruimte wel. De uitkomst van de netwerkscreening is duidelijk. Desgevraagd deelt de bijzondere curator de visie van de Raad dat een ondertoezichtstelling niet de oplossing is. Een ondertoezichtstelling zal niet kunnen bewerkstelligen wat [minderjarige] nodig heeft. Dit kunnen alleen de moeder en de pleegouders.
5.5
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling als volgt – samengevat –
geadviseerd. Er is sprake van een voor [minderjarige] lastige en verdrietige situatie, vanwege de strijd die de belangrijkste mensen om hem heen blijven voeren. Gelet op de stukken, waaronder het verslag van de bijzondere curator, en een gesprek dat de Raad met een gedragskundige heeft gevoerd, adviseert de Raad de rechtbank om het advies van de bijzondere curator te volgen. Ook de Raad denkt dat [minderjarige] het meest gebaat is bij een plaatsing bij de oma en stiefopa. Ook omdat gebleken is dat pleegzorg niet meer achter de plaatsing bij de pleegouders staat. De plaatsing van [minderjarige] bij de oma en stiefopa zal ertoe leiden dat de kans van slagen op contact tussen de moeder en [minderjarige] het grootst is. De Raad heeft overwogen om een ondertoezichtstelling te verzoeken, echter hierin wordt geen meerwaarde gezien. Er is reeds hulpverlening betrokken en ook vanuit de gemeente kan hulpverlening worden geboden bij de plaatsing van [minderjarige] bij de oma en stiefopa. De Raad benadrukt dat het voor [minderjarige] van belang is dat hij dit jaar op zijn huidige school kan afmaken, pleegzorg betrokken dient te blijven en waar mogelijk er (maandelijks) contact moet blijven bestaan tussen [minderjarige] en de pleegouders. Pleegzorg kan dit in het vrijwillig kader organiseren. Voor dit contact is de emotionele toestemming van zowel de pleegouders als het biologische netwerk noodzakelijk.

6.De (nadere) beoordeling

Wettelijk kader
6.1
Op onderhavig geschil is artikel 1:253s van het BW van toepassing. In dit artikel is het volgende bepaald:
Indien het kind met instemming van zijn ouders die het gezag over hem uitoefenen, gedurende ten minste een jaar door een of meer anderen als behorende tot het gezin is verzorgd en opgevoed, kunnen de ouders slechts met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van het kind brengen (artikel 1:253s lid 1 BW).
Voor zover de volgens lid 1 van artikel 1:253s BW vereiste toestemmingen niet worden verkregen, kunnen zij op verzoek van de ouders door die van de rechtbank worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts afgewezen, indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt. (artikel 1:253s lid 2 BW).
Volgens lid 3 van artikel 1:253s BW heeft vervolgens te gelden dat de werkingsduur van de afwijzende beschikking beperkt is. Zij is van kracht gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden. Is echter voor het einde van deze termijn een verzoek tot ondertoezichtstelling van het kind, dan wel tot beëindiging van het gezag van een of beide ouders aanhangig gemaakt, dan blijft de beschikking gelden, totdat op het verzoek bij gewijsde is beslist.
Inhoudelijke beoordeling
6.2
Op grond van artikel 1:253s BW is onder voorwaarden toestemming van de pleegouders vereist voor de wijziging van een verblijfplaats, het zogenoemde blokkaderecht van de pleegouders.
6.3
De rechtbank staat allereerst voor de vraag of aan de voorwaarden van genoemd artikel wordt voldaan. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Onweersproken staat vast dat [minderjarige] sinds juli 2021 bij de pleegouders verblijft alwaar hij wordt verzorgd en opgevoed. Aan de in artikel 1:253s lid 1 BW vermelde termijn wordt aldus voldaan. Dit betekent dat de pleegouders gebruik kunnen maken van hun blokkaderecht. Indien zij dat doen, door het onthouden van toestemming voor het wijzigen van de verblijfplaats van [minderjarige] , dienen de ouders die het gezag uitoefenen, waaronder de rechtbank ook de gezagsdragende opa verstaat, de rechtbank om vervangende toestemming te verzoeken. De rechtbank wijst dit verzoek slechts af, indien de verzochte toestemming niet in het belang van [minderjarige] wordt beoordeeld.
6.4
De rechtbank oordeelt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is het volgende gebleken. Verzoekers staan als gezagsdragers niet meer achter de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders. [zorgorganisatie] heeft besloten de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders te beëindigen en verzoekers wensen dat [minderjarige] bij de oma en stiefopa wordt geplaatst. Tussen de bij [minderjarige] betrokken volwassenen is een strijd ontstaan waar [minderjarige] last van heeft. Genoegzaam gebleken is dat hij zich in een groot loyaliteitsconflict bevindt. Daarnaast zorgt de ontstane situatie voor onrust en onduidelijkheid. Zowel de pleegouders als het biologisch netwerk zeggen bij de wisseling van [minderjarige] een forse gedragsverandering te zien. Dat laat volgens de bijzondere curator zien dat [minderjarige] het steeds moeilijker vindt om een weg te vinden tussen de twee huizen, waar hij zich thuis en geborgen voelt. Hij weet niet meer bij wie hij hoort en wat zijn echte thuis is. [minderjarige] weet hierdoor niet waar hij op kan groeien. Dit belemmert hem en deze situatie is niet in zijn belang. Ook is gebleken dat de omgang met zijn biologisch netwerk door de onderlinge strijd stroef verloopt. Hoewel de pleegouders aangeven open te staan voor hulpverlening en zij de communicatie met het biologisch netwerk willen verbeteren, is dit niet van de grond gekomen.
6.5
Een netwerkscreening bij de oma en stiefopa wijst uit dat er geen belemmering bestaat voor een plaatsing van [minderjarige] bij hen. De bijzondere curator en de Raad concluderen dat een plaatsing van [minderjarige] bij de oma ervoor zorgt dat er ruimte ontstaat voor contact tussen [minderjarige] en de moeder. Hoewel de pleegouders ervoor pleiten dat [minderjarige] ook contact met zijn biologisch netwerk kan hebben vanuit hen, bestaan hierover grote vraagtekens. Volgens de bijzondere curator zijn de pleegouders niet in staat om ruimte te geven aan de moeder en het biologische netwerk. Zolang de pleegouders niet in staat zijn om een positief beeld over de moeder en het biologisch netwerk te schetsen, wordt het voor [minderjarige] steeds moeilijker om een weg te vinden in het contact met zijn moeder. Zowel de bijzondere curator als de Raad concluderen dat de plaatsing van [minderjarige] bij de oma en haar partner, en daarmee de verandering van verblijfplaats, ertoe zal leiden dat de kans van slagen op contact tussen de moeder en [minderjarige] het grootst is. Dit is het meest in zijn belang.
6.6
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is om voortaan op te groeien bij zijn oma en stiefopa. Dit brengt met zich dat het verzoek van verzoekers door de rechtbank zal worden toegewezen.
6.7
Nu de rechtbank het verzoek van verzoekers zal toewijzen betekent dit dat de verblijfplaats van [minderjarige] kan worden gewijzigd. De uitvoering van deze wijziging vraagt in het belang van [minderjarige] om zorgvuldigheid en een heldere aanpak. De rechtbank gaat er van uit dat de pleegouders, verzoekers en de oma (en stiefopa)
samen met pleegzorgtot een gedegen overdracht komen en onderstaande punten in acht zullen nemen. [minderjarige] kan er immers niets aan doen dat de voor hem belangrijkste mensen om hem heen in een strijd zijn geraakt.
De rechtbank verwacht van pleegzorg, zeker nu partijen niet met elkaar communiceren, regievoering op het volgende:
- [minderjarige] krijgt op een pedagogisch verantwoorde wijze te horen dat hij bij de oma gaat wonen;
- ( het moment van) de overdracht van [minderjarige] van de pleegouders naar de oma wordt op een wijze geregeld die in het belang is van [minderjarige] ;
- pleegzorg onderzoekt op welke wijze het contact tussen [minderjarige] en pleegouders plaats kan vinden, aangezien pleegouders hechtingsfiguren zijn voor [minderjarige] , een en ander eventueel met behulp van mediation.
6.8
De rechtbank geeft partijen, de oma (en stiefopa) en pleegzorg nog het volgende mee. Indien er meer zorgen over [minderjarige] ontstaan dan is het aan pleegzorg om de Raad hierover tijdig te informeren, zodat de Raad wederom kan beoordelen of een beschermingsonderzoek in de rede ligt en daarmee of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
Bijzondere curator
6.9
Nu het gevraagde advies is gegeven en een eindbeslissing wordt gegeven zal de bijzondere curator worden ontslagen van haar functie als bijzondere curator over de [minderjarige] wat betreft deze procedure in eerste aanleg. De rechtbank dankt de bijzondere curator voor de heldere en uitgebreide verslaglegging.
Proceskosten
6.1
Gelet op de aard van het geschil zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank:
verleent verzoekers vervangende toestemming om de verblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] , geboren te [plaats 1] op [geboortedag] 2018 te wijzigen, in die zin dat [minderjarige] voortaan bij zijn oma zal verblijven;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontslaat mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen van haar functie als bijzondere curator over voornoemde minderjarige wat betreft deze procedure in eerste aanleg;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023 door mr. Hamburger, voorzitter, mr. De Jong en mr. Jurkovich, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van de griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.